ECLI:NL:RBROT:2013:7050

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
431924 KG ZA 13-906
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming van woning onder bewindstelling

Op 12 september 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen de stichting Woonbron en [gedaagde 1], vertegenwoordigd door haar bewindvoerder C. Bouhamou. Woonbron vorderde ontruiming van een woning in Dordrecht, die eerder in bruikleen was gegeven aan [gedaagde 1]. Deze laatste is inmiddels verhuisd naar Gorinchem, maar heeft eigendommen in de woning achtergelaten. De kantonrechter had eerder toestemming gegeven voor ontruiming op kosten van [gedaagde 1]. Woonbron stelde dat [gedaagde 1] had toegezegd de woning te ontruimen, maar deze toezegging niet was nagekomen. De rechtbank oordeelde dat het bewind van [gedaagde 1] al zijn goederen omvat, inclusief het gebruiksrecht van de woning. De rechtbank heeft de vordering van Woonbron grotendeels toegewezen, met inachtneming van de gezondheidstoestand van [gedaagde 1]. De ontruiming moet binnen drie weken na betekening van het vonnis plaatsvinden. Bouhamou, als bewindvoerder, is veroordeeld in de proceskosten van Woonbron, die zijn begroot op € 1.592,58. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/431924 / KG ZA 13-906
Vonnis in kort geding van 12 september 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONBRON,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. N.J. Glen-Boedhram,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te Gorinchem,
2.
C. BOUHAMOU q.q., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1],
wonende of althans kantoor houdende te Culemborg,
gedaagden.
Partijen zullen hierna Woonbron, [gedaagde 1] en Bouhamou genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Woonbron is eigenaar van een woning aan de [adres] te Dordrecht (hierna: de woning). Woonbron had de woning tot 2012 in bruikleen gegeven aan [gedaagde 1], dan wel aan hem verhuurd. [gedaagde 1] is eind 2011 naar Gorinchem verhuisd. In de woning zijn eigendommen van [gedaagde 1] achtergebleven.
2.2.
[gedaagde 1] is onder meerderjarigenbewind gesteld met Bouhamou als bewindvoerder. De kantonrechter van de rechtbank Dordrecht heeft Bouhamou bij beschikking van 26 april 2013toestemming verleend om de woning te doen ontruimen op kosten van [gedaagde 1], welke kosten zijn begroot op circa € 5.000,-, onder de voorwaarde van het afleggen van deugdelijke rekening en verantwoording van deze kosten.
3. Het geschil
3.1.
Woonbron vordert  samengevat - veroordeling van:
-[gedaagde 1] tot ontruiming van de woning,
-Bouhamou om de ontruiming te gehengen en te gedogen voor zover het gaat om goederen die niet onder haar bewind vallen en van Bouhamou zelf voor zover deze goederen wel onder haar bewind vallen;
-met machtiging aan Woonbron om de ontruiming zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm en op kosten van [gedaagde 1], welke kosten zijn begroot op € 5.000,-,
-althans een beslissing in goede justitie;
en met veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten.
3.2.
Woonbron stelt het volgende.
[gedaagde 1] heeft toegezegd de woning te zullen ontruimen maar hij heeft deze toezegging niet waargemaakt. [gedaagde 1] is om gezondheidsredenen niet in staat om de woning zelf te ontruimen. In de woning bevindt zich kostbare audioapparatuur, die [gedaagde 1] voorheen pleegde te verhuren. Voor zover het gaat om de vermogensrechtelijke belangen van [gedaagde 1] die onder het bewind vallen, is Bouhamou aansprakelijk te houden, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1].
3.3.
Op de (nadere) stellingen van partijen zal waar nodig bij de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens Woonbron was met [gedaagde 1] een bruikleenovereenkomst gesloten. Volgens [gedaagde 1] was het een huurovereenkomst, zij het dat [gedaagde 1] volgens eigen verklaring ter zitting op enig moment is gestopt met betaling van de huurpenningen.
4.2.
Het bewind van [gedaagde 1] omvat al zijn goederen, derhalve ook het gebruiksrecht van de woning, ongeacht of dit krachtens overeenkomst van bruikleen was (standpunt Woonbron) dan wel krachtens huurovereenkomst (standpunt [gedaagde 1]).
4.3.
Een bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende zowel binnen als buiten rechte. [gedaagde 1] is ter zitting verschenen, maar zonder zijn bewindvoerder. De formeel-juridische conseqentie hiervan is dat [gedaagde 1] verstek heeft laten gaan in deze procedure, althans voor zover de vordering ziet op zijn onder bewind gestelde goederen. Voor zover de vordering buiten de kaders van het bewind treedt -ontruiming van een woning is (mede) een feitelijke, fysieke handeling waarop het bewind niet ziet- is [gedaagde 1] wel rechtsgeldig verschenen. Woonbron heeft dus terecht zowel Bouhamou als [gedaagde 1] gedaagd.
4.4.
De vordering komt voor als zijnde juist, respectievelijk als niet onrechtmatig of ongegrond en zal -grotendeels- worden toegewezen. De gevorderde termijn voor ontruiming is iets te krap. [gedaagde 1], die van gevorderde leeftijd is en met fysieke beperkingen kampt, zal een iets ruimere termijn worden gegund om het vonnis te kunnen nakomen. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de het gebruiksrecht van de woning inmiddels teneinde is gekomen omdat [gedaagde 1] elders, in Gorinchem, is gaan wonen, ongeacht of het om hur of om bruikleen gaat.
4.5.
Omdat [gedaagde 1] (deels) verstek heeft laten gaan heeft de voorzieningenrechter een eiswijzing ter zitting van Woonbron niet toegestaan.
4.6.
Bouhamou zal, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1], als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Woonbron. Deze kosten worden begroot op € 1.592,58 (€ 816,- aan salaris advocaat, conform de Liquidatietarieven, € 589,- aan griffierecht en € 93,79 + € 93,79 aan (exploot-) kosten van de twee dagvaardingen). [gedaagde 1] zal niet ook in de proceskosten worden veroordeeld, nu de proceskostenveroordeling binnen de grenzen van diens onderbewindstelling valt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om de woning aan de [adres] te Dordrecht, met al het zijne en al de zijnen, te ontruimen binnen drie weken na betekening van het vonnis;
5.2.
veroordeelt Bouhamou, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1], tot ontruiming van de woning aan de [adres] te Dordrecht, voor zover het zaken betreft die de onderbewindstelling betreffen en veroordeelt Bouhamou, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1], om de gevorderde ontruiming te gehengen en te gedogen voor zover het zaken betreft die buiten de onderbewindstelling vallen;
5.3.
machtigt Woonbron om indien [gedaagde 1] en/of Bouhamou, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1], nalaat of nalaten aan de veroordeling tot ontruiming te voldoen, de nakoming daarvan te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv.;
5.4.
veroordeelt Bouhamou, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1], indien [gedaagde 1] niet vrijwillig aan de ontruiming voldoet en Woonbron zelf de ontruiming bewerkstelligt, aan Woonbron de kosten van de ontruiming te voldoen, welke kosten zijn begroot op € 5.000,-, ;
5.5.
veroordeelt Bouhamou, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1], in de proceskosten van Woonbron, tot op heden begroot op € 1.592,58 en vermeerderd met de wettelijke rente indien de proceskosten niet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis zijn voldaan tot aan de dag der algehele voldoening;
5.6.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bouter en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2013.