De verdachte is van 15 mei 2013 tot 3 juli 2013 opgenomen in het PBC. Op 16 augustus 2013 is daarover gerapporteerd door B.H. Boer, klinisch psycholoog en E.A. Beld, psychiater. Het rapport houdt onder meer het volgende in.
Tijdens zijn verblijf heeft de verdachte zich als weigerende observandus opgesteld. Hij heeft vrijwel geen woord gewisseld met de onderzoekend psycholoog en psychiater. Hij wilde ook niet in gesprek met de onderzoekers over de reden van zijn weigering. Zijn gedrag op de afdeling en de gesprekken die hij met de groepsleiding heeft gehad, gaven geen aanleiding om te veronderstellen dat verdachte weigerde uit puur psychopathologische motieven.
Op grond van alle beschikbare informatie imponeert verdachtes intelligentie als in ieder geval lager dan gemiddeld, maar mogelijk is er sprake van beperkte cognitieve vermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Dit kon niet worden geobjectiveerd met gestandaardiseerd onderzoek.
Met betrekking tot de persoonlijkheid van verdachte kan worden opgemerkt dat er sprake is van een antisociaal gedragspatroon, blijkend uit de terugkerende veroordelingen en detenties. Waar dit antisociale gedragpatroon uit voortvloeit, is echter voor onderzoekers niet duidelijk geworden. Wat opvalt is de gebrekkige impulsbeheersing en agressieregulatie. Bij gevoelens van onmacht en woede reageert verdachte impulsief-agressief, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het gooien met zijn stoel. Dit licht ontvlambare van verdachte is een terugkerend patroon. Of, en zo ja, welke stoornis daaraan ten grondslag ligt kon niet worden vastgesteld.
De verdachte gebruikte voor detentie dagelijks cannabis. Onderzoekers hebben niet kunnen vaststellen in hoeverre dit zijn leven negatief heeft beïnvloed en welke functie dit gebruik voor verdachte had. Daarmee kan een diagnose in het gebruik van middelen (zoals afhankelijkheid of misbruik) niet door onderzoekers worden gesteld. Onderzoekers hadden de invloed van middelen op het bestaan van verdachte nader willen onderzoeken.
Rondom zijn seksualiteitsbeleving is niets bekend geworden. Het is niet aannemelijk dat de verdachte een pedofiele geaardheid heeft, hij is immers nooit eerder in verband gebracht met pedoseksuele misdrijven of er voor veroordeeld.
Verdachtes antisociale gedragspatroon, zijn laaggemiddelde of zwakbegaafde intelligentie, zijn problemen op het gebied van de impuls- en agressieregulatie en zijn cannabisgebruik zijn naar de mening van onderzoekers zorgelijk, doch kunnen door hen niet worden geclassificeerd in het kader van (een) specifieke psychiatrische stoornis(sen). Dit wordt veroorzaakt door een gebrek aan eigenstandig onderzoek en het gegeven dat eerder geconstateerde onderzoeksbevindingen niet kunnen worden bevestigd of uitgesloten. Zo zijn er te veel vraagtekens bij de mate van intellectuele beperking van verdachte en zijn persoonlijkheidsontwikkeling, waardoor onderzoekers een diagnose niet hebben kunnen stellen.
Voor wat betreft de risicoprognose van algemene recidive laat verdachte geen gunstig beeld zien. Er is een langdurig bestaand patroon van voornamelijk impulsieve delicten al dan niet gepleegd in het kader van een woede-uitbarsting of primaire behoeftebevrediging, maar het is niet duidelijk of dit patroon voortvloeit uit een stoornis of gebrekkige ontwikkeling. In deze strafzaak worden verdachte voor het eerst zedenmisdrijven ten laste gelegd. Van een patroon van zedenmisdrijven kan niet worden gesproken.
Het recidivegevaar lijkt vooral te worden bepaald door de impulsiviteit van verdachte en het onvermogen om te gaan met gevoelens van onmacht en boosheid.