ECLI:NL:RBROT:2013:7399

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
C/10/429601 / KG ZA 13-761
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op woord-beeldmerk en beslaglegging in kort geding tussen B.S.D. Trade BVBA en Honda Motor Co. Ltd.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, vorderde eiseres B.S.D. Trade BVBA, gevestigd in Kontich, België, primair de opheffing van een door gedaagde Honda Motor Co. Ltd., gevestigd in Tokyo, Japan, gelegd beslag op 587 generatoren die uit China waren geïmporteerd. Eiseres stelde dat het beslag onterecht was, omdat Honda een ondeugdelijke vordering had. Subsidiair vorderde B.S.D. dat Honda zou gedogen dat zij de generatoren zou voorzien van nieuwe stickers zonder de letters GX, onder toezicht van een gerechtsdeurwaarder.

De rechtbank oordeelde dat er voorshands voldoende aannemelijk was dat B.S.D. inbreuk maakte op het woord-beeldmerk van Honda, en dat er gevaar voor verwarring bestond. De belangenafweging leidde niet tot een ander oordeel, aangezien B.S.D. haar financiële nood niet had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat eventuele fouten van de fabrikant voor rekening van B.S.D. kwamen en dat Honda, gezien de doelstellingen van merkenbescherming, geen genoegen hoefde te nemen met enkel ongedaanmaking van de inbreuk.

De vorderingen van B.S.D. werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Honda, die werden begroot op € 589,00 aan griffierecht en € 6.000,00 aan salaris voor de advocaat. Het vonnis werd uitgesproken op 2 augustus 2013 door voorzieningenrechter mr. P. de Bruin, in aanwezigheid van griffier mr. R. Vijverberg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Handel
Zaak-/rolnummer: C/10/429601 / KG ZA 13-761
VONNIS in kort geding van 2 augustus 2013 in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
B.S.D. TRADE BVBA,
gevestigd te Kontich (België),
eiseres,
advocaat mr. J.G.J. van Groenendaal te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
HONDA MOTOR CO. LTD.,
gevestigd te Tokyo (Japan),
gedaagde,
advocaat mr. A.A.A.C. van Nieuwenhuizen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna BSD en Honda worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 22 juli 2013, met bijbehorende akte houdende producties 1 tot en met 3 en 5 tot en met 13;
- de door BSD nagezonden producties 4 en 14 tot en met 16;
- de producties 1 tot en met 12 van Honda;
- de mondelinge behandeling d.d. 30 juli 2013;
- de pleitnotities van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. In verband met de spoedeisendheid (en de vakantieperiode) wordt op dit moment volstaan met een verkort vonnis. De (uitgebreidere) motivering zal desgewenst op schrift worden gesteld. In verband met de vakantieperiode zal die uitwerking op zijn vroegst in de eerste week van september 2013 gereed kunnen zijn.

2.Het geschil

2.1.
BSD vordert - verkort en zakelijk weergegeven – primair opheffing van het door Honda gelegde beslag op 587 voor haar bestemde en uit China afkomstige generatoren, en een verbod om opnieuw op dezelfde of op andere gronden beslag te leggen. Subsidiair vordert BSD Honda te bevelen om te gehengen en te gedogen dat BSD de beslagen generatoren voorziet van nieuwe niet verwijderbare stickers zonder de letters GX, een en ander onder toezicht van een gerechtsdeurwaarder, en voorts opheffing van het beslag, eveneens met een beslagverbod zoals primair gevorderd.
BSD vordert zowel primair als subsidiair een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv.
2.2.
Honda voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
2.3.
De primaire vordering tot opheffing van het beslag is primair gegrond op de stelling dat Honda een ondeugdelijke vordering pretendeert. Voor zover niet summierlijk van de ondeugdelijkheid zou blijken, dient het beslag volgens BSD te worden opgeheven op grond van een belangenafweging. De subsidiaire vordering komt volgens BSD voldoende aan de belangen van Honda tegemoet. Zowel het overplakken als het verwijderen van stickers is volgens BSD juridisch haalbaar.
2.4.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien
summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. Meer in het bijzonder is in dit geval de vraag aan de orde of aannemelijk is dat BSD inbreuk maakt op een woord-/beeldmerk GX waarvan Honda houdster is.
2.4.1.
Bij die beoordeling wordt tot uitgangspunt genomen dat Honda rechtsgeldig houdster is van voormeld woord-/beeldmerk. Weliswaar heeft BSD aangekondigd in bodemprocedure doorhaling van dat merk te zullen vorderen, maar dat doet aan de rechtsgeldigheid op dit moment niet af.
2.4.2.
Voorshands voldoende aannemelijk is dat de generatoren een inbreuk maken op het woord-/beeldmerk van Honda. Daarbij wordt ten eerste in aanmerking genomen dat voorlopig nergens uit blijkt dat andere aanbieders van identieke generatoren ook de aanduiding/typering GX gebruiken op hun producten. BSD heeft weliswaar gesteld dat ook Gulmay de aanduiding/typering GX gebruikt voor apparaten die vallen binnen de productgroep generatoren, maar dat betoog snijdt geen hout. De generatoren van Gulmay, waarvan BSD ook afbeeldingen in het geding heeft gebracht, zijn, gelet op die afbeeldingen, overduidelijk andersoortige generatoren dan de beslagen generatoren en de generatoren van Honda van het type GX. BSD heeft bovendien ook ter zitting erkend dat het gaat om andere apparaten. Dit alles betekent dat bepaald niet uitgesloten is dat het publiek, vanwege de aanduiding GX, (wel) een relatie met (producten van) Honda zal leggen. Ten tweede zijn de visuele verschillen tussen de stickers die Honda gebruikt en de stickers die op de beslagen apparaten zijn aangebracht beperkt, zodat ook op die grond verwarringsgevaar bepaald niet uit te sluiten is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het, op het eerste gezicht anders dan BSD stelt, ook niet zomaar om onopvallende nauwelijks zichtbare stickers gaat.
2.5.
BSD heeft zich voorts beroepen op een belangenafweging, die tot opheffing van het beslag zou moeten leiden. In dit kader heeft zij gesteld dat de koopprijs al voldaan is en dat haar bedrijf in acute financiële nood komt. BSD heeft deze belangen, en ook de betaling, echter geheel niet onderbouwd. Hierin ligt dan ook geen grond voor opheffing van het beslag. Bovendien komt een en ander voor haar eigen rekening en risico.
2.5.1.
Voorts is van belang dat de stelling van BSD dat de stickers met de aanduiding GX door haar niet zijn besteld en te wijten zijn aan een fout van de fabrikant, door Honda gemotiveerd betwist wordt. De vraag rijst hoe het kan dat c.q. waarom die stickers dan wel op de generatoren terecht gekomen zijn. Overigens komt de omstandigheid dat de stickers op de generatoren zijn aangebracht, ook voor rekening en risico van BSD.
2.5.2.
Geheel ten overvloede zij nog overwogen dat hoewel de vermeende onveiligheid van de generatoren op zichzelf beschouwd geen grond voor een civielrechtelijke beslaglegging kan opleveren, dit wel een omstandigheid is die kan worden meegewogen in het kader van een belangenafweging (als op andere gronden geoordeeld wordt dat het beslag niet opgeheven hoeft te worden). In dit verband wordt overwogen dat Honda gemotiveerd heeft aangegeven dat en waarom er redenen zijn om aan de veiligheid van de apparaten te twijfelen. Zij wijst daarbij op (onmogelijke) specificaties van de generatoren op de verpakking en betwist voorts gemotiveerd het door BSD overgelegde testrapport. BSD heeft al deze argumenten vrijwel onbesproken gelaten.
Dit alles leidt ertoe dat een belangenafweging niet leidt tot toewijzing van het gevorderde.
2.6.
De subsidiaire vordering is (mede) ingegeven door de gedachte dat de belangen van Honda ook op minder bezwaarlijke wijze kunnen worden beschermd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hoeft Honda, mede gelet op doel en strekking van de merkenbescherming, maar ook gelet op het vorenstaande, geen genoegen te nemen met ongedaanmaking ervan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat bovendien oncontroleerbaar is wat er vervolgens met de generatoren gebeurt en dat een nieuwe merkinbreuk vrij eenvoudig te realiseren zal zijn.
2.7.
De vorderingen van BSD worden afgewezen. BSD zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure aan de zijde van Honda worden veroordeeld. Voor de bepaling van het salaris voor de advocaat overweegt de voorzieningenrechter dat sprake is van een eenvoudig kort geding in een intellectuele eigendomszaak, waarvoor het (daarvoor geldende) maximale tarief van € 6.000,00 wordt toegekend.

3.Beslissing

De voorzieningenrechter,
wijst de vorderingen af;
veroordeelt BSD in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Honda begroot op € 589,00 aan griffierecht en € 6.000,00 aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Vijverberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2013.
2031/2009
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.