ECLI:NL:RBROT:2013:7740

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
3 oktober 2013
Zaaknummer
2018312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsregeling tussen huurders en verhuurder; tekortkoming in betaling en incassotraject

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2013, is een geschil ontstaan tussen de eiseres, Maasoevers, en de gedaagden, twee huurders, over een betalingsregeling en huurachterstand. De huurders hadden een woning gehuurd tegen een maandelijkse huurprijs van € 397,70, maar kwamen in betalingsproblemen. Ondanks een betalingsregeling van € 60,00 per maand, die in december 2012 was getroffen, bleven de huurders in gebreke met tijdige betalingen. De eiseres vorderde een bedrag van € 184,70 aan huurachterstand, € 195,91 aan buitengerechtelijke kosten en € 31,34 aan verschenen rente, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.

De kantonrechter oordeelde dat de huurders weliswaar tekortschoten in hun betalingsverplichtingen, maar dat de incassogemachtigde van de eiseres onvoldoende had gedaan om de huurders in de buitengerechtelijke fase te wijzen op hun betalingsverplichtingen. De rechter stelde vast dat de huurders vanaf januari 2013 hun huur en het afgesproken bedrag van de betalingsregeling wel tijdig betaalden, zij het niet op de afgesproken dagen. De kantonrechter vond dat de eiseres niet serieus genoeg had geprobeerd een rechtsgeding te voorkomen, aangezien zij slechts 12 dagen na een aanmaning tot dagvaarden overging.

Uiteindelijk werd de vordering van de eiseres tot betaling van de huurachterstand toegewezen, maar de kantonrechter wees de gevorderde buitengerechtelijke kosten af. De rechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt het belang van een serieuze incassoprocedure en de noodzaak voor incassogemachtigden om huurders tijdig en duidelijk te wijzen op hun betalingsverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 2018312 \ CV EXPL 13-1142
uitspraak: 12 juli 2013
vonnis van de kantonrechter Brielle, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres]
Maasoevers,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder A. Lodder te Rotterdam,
tegen,

1.[gedaagde sub 1],

2. [gedaagde sub 2],
beide wonende te [woonplaats],
woonplaats: [woonplaats],
[gedaagden],
in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagden]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 19 maart 2013 met producties;
  • het proces-verbaal van het ter terechtzitting van 2 april 2013 door [gedaagden] gegeven mondelinge antwoord;
  • de conclusie van repliek met producties, en
  • het schrijven zijdens [gedaagden] ten behoeve van de rolzitting van 21 mei 2013 met producties, als zijnde de conclusie van dupliek.
1.2
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen vast dat [gedaagden] van [eiseres] de woning aan de [adres] te [woonplaats] huren tegen laatstelijk een maandelijkse huurprijs van € 397,70 die bij vooruitbetaling verschuldigd is.

3.Het geschil en de stellingen van partijen

3.1
[eiseres] heeft na wijziging van eis gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 184,70 aan huurachterstand berekend tot en met de maand april 2013, € 195,91 aan buitengerechtelijke kosten en € 31,34 aan verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding over € 702,40 (de ten tijde van dagvaarden gevorderde huurachterstand) tot de dag der algehele voldoening, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de procedure.
3.2
Aan haar vordering legt eiseres ten grondslag dat [gedaagden] ondanks diverse aanmaningen en het overeenkomen van afbetalingsregelingen, in gebreke zijn gebleven met volledige (tijdige) voldoening van de - ingevolge tussen partijen bestaande huurovereenkomst - aan haar verschuldigde bedragen, bestaande uit de maandelijkse huurtermijnen en een bedrag van € 203,00 ter zake van keukenwerkzaamheden.
3.3
[gedaagden] erkennen bij schrijven van 21 mei 2013 dat er sprake is van een achterstand van € 342,82 en dat zij altijd pas na de vijftiende van de maand betalen.
Zij merken wel op dat de incassogemachtigde van [eiseres], GGN, er ‘een rommeltje’ van maakt. Er is in december 2012 een betalingsregeling van € 60,00 per maand getroffen voor de ontstane achterstand. Dat bedrag wordt altijd een paar dagen na de vijftiende van iedere maand netjes betaald. [gedaagden] ontvangen hun salaris pas op de vijftiende van iedere maand. [gedaagden] stellen zich op het standpunt dat er veel te snel is gedagvaard. Bovendien is geen rekening gehouden met de betaling van de huurtermijn van maart op
18 maart 2013. Er is altijd duidelijk gecommuniceerd met GGN over de financiële situatie.

4.De beoordeling

hoofdsom
4.1
De gevorderde hoofdsom bedraagt na de wijziging van eis door [eiseres] een lager bedrag dan dat door [gedaagden] is erkend. De hoofdsom ad € 184,70 wordt derhalve toegewezen.
rente
4.2
De gevorderde verschenen rente ad € 31,34 is als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar. Immers, nu de huur bij vooruitbetaling verschuldigd is en [gedaagden] in gebreke zijn gebleven met tijdige voldoening, zijn zij vanaf de datum van verzuim de wettelijke rente verschuldigd aan [eiseres]. De gevorderde rente vanaf de dag der dagvaarding wordt eveneens als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen, een en ander zoals hierna bepaald.
buitengerechtelijke- en proceskosten
4.3
Vast staat dat [gedaagden] op 10 december 2012 een bedrag van € 1.079,40 aan GGN hebben betaald, waarna nog een bedrag van € 424,70, exclusief rente en buitengerechtelijke kosten open stond. Voor dit restantbedrag is een betalingsregeling van € 60,00 per maand - te betalen naast de lopende huurtermijnen - overeengekomen, die door GGN schriftelijk aan [gedaagden] is bevestigd bij brief van 14 december 2012. De kantonrechter overweegt naar aanleiding van een opmerking van [gedaagden] betreffende een verschil van 10 cent tussen het bedrag dat op 12 december 2012 open stond en het bedrag dat wordt vermeld in de brief van 14 december 2012, dat dit het gevolg zou kunnen zijn van opgelopen rente. Op basis van het bestaan van dit verschil kan er in ieder geval niet zonder nadere toelichting vanuit worden gegaan dat GGN haar zaakjes niet op orde heeft. Dat laat onverlet dat [eiseres], althans GGN, naar het oordeel van de kantonrechter ten opzichte van [gedaagden] iets té voortvarend te werk is gegaan. [gedaagden] hebben vanaf januari 2013 iedere maand de huur betaald én het overeengekomen bedrag van € 60,00 in het kader van een betalingsregeling om de bestaande achterstand in te lopen. De achterstand is ook daadwerkelijk ingelopen, getuige het onder 4.1 toegewezen bedrag dat aanzienlijk lager is dan het bedrag waarvoor de betalingsregeling d.d. 14 december 2012 is overeengekomen. Dat neemt niet weg dat [gedaagden] hun verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst en de betalingsregeling niet stipt nakomen, nu zij niet uiterlijk op de eerste dag van de maand, vooraf, de maandhuur voldoen en uiterlijk op de vijftiende van de maand de € 60,00 in het kader van de betalingsregeling betalen. [eiseres] is om die reden in beginsel gerechtigd haar gemachtigde GGN in te schakelen en uiteindelijk is zij ook tot dagvaarden gerechtigd bij het uitblijven van betaling binnen de door haar gestelde termijn. Van een gemachtigde wordt echter verwacht dat zij buiten rechte poogt de achterstand in betaling te incasseren, opdat een rechtsgeding kan worden voorkomen. In deze zaak heeft de gemachtigde daartoe op 14 december 2012 een betalingsregeling met [gedaagden] getroffen. De in dat kader afgesproken maandelijkse betaling van € 60,00 hebben [gedaagden] vanaf januari 2013 iedere maand betaald, zij het niet voor de vijftiende van de maand. Ook de huur is maandelijks voldaan, zij het niet bij vooruitbetaling, maar rond de achttiende van iedere maand. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter de betalingsbereidheid van [gedaagden]. Indien het voor [eiseres] van evident belang is dat de betreffende betalingen niet alleen maandelijks worden gedaan, maar ook uiterlijk op de op grond van de huurovereenkomst en betalingsregeling bepaalde dagen, dan had het op de weg van [eiseres], althans haar gemachtigde, gelegen om dit voorafgaand aan deze procedure onomstotelijk aan [gedaagden] kenbaar te maken. GGN heeft echter volstaan met één brief / aanmaning op 7 maart 2013, waarin zij [gedaagden] heeft aangeschreven ter zake van de betaling van de huur over de maand maart 2013. Met geen woord wordt gerept over de te late betaling in de maand april 2013 van de betalingsregeling en de te late betaling van de huurtermijnen in de maanden januari (17e) en februari (22e). Ook is niet gebleken van enige eerdere (schriftelijke) correspondentie tussen partijen, waarin [gedaagden] op de te late betalingen en de noodzaak van tijdige betaling worden gewezen. [eiseres] is vervolgens 12 dagen na de brief van 7 maart 2013 al tot dagvaarden over gegaan, terwijl uit de betalingsgeschiedenis blijkt dat [gedaagden] de afgelopen maanden juist rond die datum zowel de betalingsregeling als de maandelijkse huurtermijn betalen. Door deze handelswijze heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende getracht een geding te voorkomen. Wanneer wordt gekozen voor een buitengerechtelijke incasso, een noodzaak daartoe bestaat niet, dient dit incassotraject serieus en derhalve wellicht ook gedurende langere tijd te worden gevolgd. In de gegeven omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat [eiseres] niet een serieus te nemen incassotraject heeft gevolgd door binnen 12 dagen na de brief van 7 maart 2013 tot de conclusie te komen dat gedagvaard moet worden. Er was in deze zaak immers een perspectief op het inlopen van de volledige achterstand en ook is niet ondenkbaar dat de maandelijkse huurtermijnen en de betalingsregeling in de toekomst tijdig zou zijn voldaan, indien [eiseres] [gedaagden] van het belang daarvan (in de buitengerechtelijke fase) had doordrongen. Voor toewijzing van enige buitengerechtelijke- en proceskosten is naar het oordeel van de kantonrechter in deze omstandigheden onvoldoende reden. Ten aanzien van de proceskosten speelt daarbij bovendien een rol dat de kosten van procederen door de wetgever in het afgelopen jaar fors zijn verhoogd. In deze zaak beloopt het belang op de datum van dagvaarding € 929,65. Het griffierecht bedraagt € 448,00 en de kosten van dagvaarden € 96,76. Gelet op deze verhouding tussen vordering en te maken kosten mag van [eiseres] een meer serieuze afweging worden verwacht, voordat zij over gaat tot dagvaarden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen € 216,041 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand april 2013 en verschenen rente, 1vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het bedrag dat aan achterstallige huur open staat vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
566