ECLI:NL:RBROT:2013:7814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
C/10/415507 / HA ZA 13-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en litispendentie in civiele procedure tussen Mammoet Maritime B.V. en Bom-Be BVBA

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen Mammoet Maritime B.V. en Bom-Be BVBA. De procedure betreft een incident waarin Bom-Be vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Mammoet, op basis van litispendentie. Dit houdt in dat er al een vergelijkbare zaak aanhangig is bij de Rechtbank van Koophandel in Hasselt, België. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van beide partijen betrekking hebben op hetzelfde onderwerp en dezelfde oorzaak, zoals bedoeld in artikel 27 van de EEX-Vo. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij in beginsel bevoegd is, maar dat de zaak aanhouding behoeft totdat de bevoegdheid van de Belgische rechtbank vaststaat.

De vorderingen van Mammoet omvatten onder andere de betaling van openstaande facturen en schadevergoeding voor een verloren anker. Mammoet stelt dat Bom-Be aansprakelijk is voor deze schade op basis van een huurovereenkomst. De rechtbank heeft de vorderingen van Mammoet en de vrijwaringvordering van Bom-Be tegen Mammoet met elkaar vergeleken en geconcludeerd dat er sprake is van dezelfde partijen, hetzelfde onderwerp en dezelfde oorzaak. Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank de behandeling van de zaak aanhoudt totdat de Belgische rechtbank zich heeft uitgesproken over haar bevoegdheid.

De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 4 september 2013, en de zaak is naar de parkeerrol verwezen voor verdere afhandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/415507 / HA ZA 13-14
Vonnis in incident van 4 september 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAMMOET MARITIME B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.F. van der Stelt,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van het land en plaats van haar vestiging
BOM-BE BVBA,
gevestigd te Leuven,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D.J.J. Folgering.
Partijen zullen hierna Mammoet en Bom-Be genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 november 2013;
  • de akte houdende overlegging producties van Mammoet;
  • de conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van Bom-Be, met 28 producties;
  • de conclusie van antwoord van Mammoet in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens akte vermindering van eis, met drie producties;
  • de akte uitlating nieuwe stellingen en producties van Bom-Be;
- de conclusie van dupliek in het incident houdende exceptie van onbevoegdheid van Mammoet, met twee producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
De verminderde eis van Mammoet luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Bom-Be veroordeelt tot betaling aan Mammoet van een bedrag in hoofdsom van €119.120,-, te vermeerderen met de overeengekomen vertragingsrente van 1,5% over de facturen van 1 augustus 2012 (€ 112.750,-) en 9 augustus 2012 (€ 10.775,-) vanaf 30 dagen na factuurdatum tot de dag van de algehele voldoening;
Bom-Be veroordeelt tot betaling aan Mammoet van een bedrag ter zake van het verloren gegane anker ad P.M., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2012, althans vanaf de dag van de dagvaarding;
voor recht verklaart dat Mammoet niet aansprakelijk is jegens Bom-Be voor welke schade dan ook die voortvloeit uit het incident met betrekking tot het anker op 11 juni 2012;
voor recht verklaart dat Bom-Be jegens Mammoet gehouden is tot vrijwaring ten aanzien van eenieder voor welke schade dan ook die voortvloeit uit het incident met betrekking tot het anker op 11 juni 2012;
Bom-Be veroordeelt tot het vergoeden van de buitengerechtelijke kosten P.M.;
Bom-Be veroordeelt in de proceskosten, inclusief beslagkosten.
2.2.
Hieraan legt Mammoet de volgende stellingen ten grondslag - weergegeven voor zover relevant:
  • Als onderdeel van de ontwikkeling van een windmolenpark voor de Nederlands-Belgische kust heeft de hoofdaannemer het bedrijf Tideway B.V. (hierna: Tideway) ingeschakeld voor het leggen van de energiekabel (zgn. “export kabel”) op de zeebodem; in dat verband heeft Tideway op haar beurt Bom-Be ingeschakeld voor het lokaliseren en verwijderen van eventuele obstakels; Bom-Be heeft met het oog op die werkzaamheden materieel, waaronder het schip ‘JUMBO’ (hierna: de ‘JUMBO’) en bemanning gehuurd van Mammoet, de eigenaar van de ‘JUMBO’; voor de verhuur van de ‘JUMBO’ inclusief haar bemanning heeft Mammoet op 29 februari 2012 een overeenkomst met Bom-Be (hierna: de Huurovereenkomst) gesloten;
  • In de Huurovereenkomst is bepaald dat bepaalde sets (algemene) voorwaarden, waaronder de “Special Terms and Conditions Hire of Equipment and/or Personnel” (hierna: SCEP) deel uitmaken van de Huurovereenkomst; datzelfde geldt voor de “Standard Terms and Conditions Mammoet 2010” (hierna: STCM) en de “Offer of Owner dated 08-02-2012 with reference number 12067 and the additional information dated 09-02-2012”;
  • Gedurende de werkzaamheden in sectie A van het windmolenpark verzocht Tideway Bom-Be een aantal locaties van energiekabel B te onderzoeken omdat een onderaannemer tijdens het ‘intrillen’ van deze energiekabel geconstateerd zou hebben dat zich op het tracé van deze energiekabel grote stenen bevonden; in opdracht van Bom-Be heeft de ‘JUMBO’ zich hierna naar dit tracé begeven; bij vorenbedoelde onderzoekswerkzaamheden is vervolgens schade ontstaan aan een op de zeebodem liggende energiekabel; gebleken is dat de oorzaak hiervan is dat één van de ankers van de ‘JUMBO’ achter deze kabel is blijven steken;
  • Vanwege vorenbedoelde schade aan energiekabel B heeft Bom-Be geen betaling ontvangen van haar opdrachtgever, Tidaway;
  • Eerstgenoemde vordering (vordering nakoming betalingsverplichtingen) baseert Mammoet op de Huurovereenkomst: Bom-Be heeft niet alle facturen van Mammoet (volledig) betaald ondanks haar gehoudenheid daartoe;
  • Wat de tweede vordering van Mammoet (vordering tot vergoeding anker) betreft: op grond van het bepaalde in artikel 1.7 en artikel 1.10 SCEP is Bom-Be voor de schade aan het anker van de ‘JUMBO’ aansprakelijk;
  • Ter zake van de derde vordering van Mammoet (vordering tot verklaring voor recht dat Mammoet niet aansprakelijk is jegens Bom-Be voor schade): het gaat hier om schade die is opgetreden toen Bom-Be geheel zelfstandig van Mammoet werkzaamheden uitvoerde onder een voor Mammoet onbekende overeenkomst met Tideway, de opdrachtgever van Bom-Be; op grond van de artikelen 11.1, 10.2 en 10.3 STCM en (art. 2.3 van) de SCEP is Mammoet jegens Bom-Be voor zulke schade niet aansprakelijk;
  • Waar het gaat om de vierde vordering van Mammoet (vordering tot verklaring voor recht met betrekking tot vrijwaringsverplichting van Bom-Be jegens Mammoet): gezien de keten van belanghebbenden bij het project, in het bijzonder bij energiekabel B, bestaat de mogelijkheid dat Mammoet buitencontractueel zal worden aangesproken door een of meerdere van deze belanghebbenden; in artikel 10.5 STCM is bepaald dat de aansprakelijkheid van Mammoet beperkt is tot de contractprijs, met daaraan gekoppeld een vrijwaringsverplichting van Bom-Be voor alles wat dit bedrag te boven gaat; artikel 10.7 STCM bevat een algemene vrijwaringsregeling; in artikel 2.3 SCEP is bepaald dat Bom-Be volledig verantwoordelijk en aansprakelijk zal zijn en Mammoet dient te vrijwaren voor alle schade en kosten die voortvloeien uit enig handelen of nalaten van het ingeleende personeel, tenzij er opzet in het spel is; van opzet of schuld van personeel van Mammoet ter zake van de beweerdelijke schade is geen sprake; Mammoet vordert derhalve een verklaring voor recht dat Bom-Be gehouden is Mammoet te vrijwaren voor alle aanspraken en vorderingen van derden die verband houden met het incident van 11 juni 2012 waardoor zulke schade zou zijn veroorzaakt;
  • Deze rechtbank is bevoegd op grond van het in artikel 17.2 STCM neergelegde beding inzake een exclusieve forumkeuze; in dit artikellid is namelijk als exclusief forum overeengekomen de rechtbank in Nederland die jurisdictie heeft in de vestigingsplaats van Mammoet, Schiedam.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Bom-Be vordert dat de rechtbank zich bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad onbevoegd verklaart van de door Mammoet ingestelde vorderingen kennis te nemen, althans Mammoet niet ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, althans de behandeling van de zaak aanhoudt totdat de Rechtbank van Koophandel in Hasselt, België, zich dienaangaande over haar bevoegdheid heeft uitgesproken, met veroordeling van Mammoet in de kosten van het geding.
3.2.
Hieraan legt Bom-Be de volgende stelling ten grondslag:
- Bij dagvaarding van 4 oktober 2012 heeft Bom-Be Mammoet gedagvaard in gedwongen tussenkomst en vrijwaring voor de Rechtbank van Koophandel van Hasselt in de aldaar door Bom-Be tegen Tideway aangespannen procedure; de in deze dagvaarding neergelegde vorderingen van Bom-Be tegen Mammoet zijn eerder aanhangig gemaakt dan de vorderingen van Mammoet tegen Bom-Be in de onderhavige zaak; wat betreft deze in België aanhangige vorderingen enerzijds en de vorderingen in de onderhavige zaak anderzijds is voldaan aan de vereisten “dezelfde partijen”, “hetzelfde onderwerp” en “dezelfde oorzaak” van artikel 27 EEX-Vo.
Subsidiair, namelijk voor zover de rechtbank Bom-Be niet volgt in haar onderhavige exceptie van onbevoegdheid, verzoekt Bom-Be om gelegenheid tot het nemen van een conclusie van antwoord. Krachtens de artikelen 11, 110, en 1022 Rv (en, zoals volgt uit de woorden “voor alle weren”) is Bom-Be namelijk gerechtigd een exceptie bij afzonderlijke conclusie vóór de conclusie van antwoord te nemen zonder haar recht op het nemen van een conclusie van antwoord prijs te geven.
3.3.
Mammoet voert verweer, waartoe zij - samengevat - aanvoert dat niet is voldaan aan de vereisten die in artikel 27 EEX-Vo zijn opgenomen voor onbevoegdheid althans aanhouding.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Het onderhavige geval betreft een burgerlijke- of handelszaak waarop de Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) ingevolge artikel 1 daarvan materieel toepasselijk is. De EEX-Vo is eveneens formeel toepasselijk, nu Bom-Be, de gedaagde, woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, België. Ten slotte is de EEX-Vo ook temporeel toepasselijk, gelet op het tijdstip waarop de in deze zaak te behandelen vorderingen zijn ingesteld.
4.2.
Aan haar vordering in het onderhavige incident legt Bom-Be litispendentie ten grondslag. Litispendentie is geregeld in artikel 27 EEX-Vo. Dit artikel luidt als volgt:
Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.
Niet in geschil is dat de bevoegdheid van de Rechtbank van Koophandel van Hasselt om kennis te nemen van genoemde vordering van Bom-Be tegen Mammoet nog niet vaststaat. Litispendentie in de onderhavige zaak kan er derhalve hoogstens toe leiden dat deze rechtbank (een gedeelte van) de zaak aanhoudt, niet dat zij zich in dit stadium onbevoegd dient te verklaren.
Aanhouding van een zaak op grond van lid 1 van artikel 27 EEX-Vo dient te geschieden door het gerecht waarbij die zaak als laatste is aangebracht en dat is bij dit gerecht, de rechtbank Rotterdam. Voor aanhouding is echter slechts plaats wanneer dit gerecht in beginsel bevoegd is kennis te nemen van deze zaak; is dit gerecht niet bevoegd, dan kan het niet meer toekomen aan aanhouding van de zaak.
Bom-Be betwist kennelijk niet dat deze rechtbank bevoegd is de zaak aan te houden, nu zij de onbevoegdheid van deze rechtbank uitsluitend baseert op litispendentie. Deze rechtbank is dan ook op grond van artikel 24 EEX-Vo (stilzwijgende forumkeuze) in beginsel bevoegd.
4.3.
Mammoet betwist dat de onderhavige vier vorderingen van Mammoet tegen Bom-Be “hetzelfde onderwerp” betreffen en op “dezelfde oorzaak” berusten in de zin van artikel 27 EEX-Vo als de vorderingen die Bom-Be heeft ingesteld bij dagvaarding van 4 oktober 2012 voor de Rechtbank van Koophandel van Hasselt. Daarentegen is
nietin geschil dat de vier onderhavige vorderingen enerzijds en de voor de Rechtbank van Koophandel van Hasselt ingestelde vorderingen aanhangig zijn tussen dezelfde partijen, namelijk Mammoet en Bom-Be en dat laatstgenoemde vorderingen op een eerder tijdstip zijn aangebracht dan de onderhavige vorderingen ingevolge het bepaalde in artikel 30 EEX-Vo.
4.4.
Onder het ‘onderwerp’ van een vordering in de zin van artikel 27 EEX-Vo dient het doel van een vordering te worden verstaan. Aan de eis van ‘dezelfde oorzaak’ is voldaan indien de vorderingen gegrond zijn op hetzelfde feitencomplex en op dezelfde rechtsregels.
4.5.
Als productie 21 bij haar incidentele conclusie van eis heeft Bom-Be een fotokopie in het geding gebracht van de door haar voor de Rechtbank van Koophandel van Hasselt uitgebrachte dagvaarding van 4 oktober 2012 tegen Mammoet. In deze dagvaarding (hierna: de dagvaarding van 4 oktober 2012) vordert Bom-Be het volgende - aangehaald voor zover relevant:
“Mammoet Maritime BV te veroordelen om verzoekster [Bom-Be;
Rechtbank] integraal, in hoofdsom, interesten en kosten, te vrijwaren voor alle schade die verzoekster zal lijden ten gevolge van de fout van Mammoet Maritime BV bij de uitvoering van werken op 11 juni 2012 aan de Export Kabel B en dit zowel ten aanzien van Tideway BV als ten aanzien van eventuele vorderingen die zouden worden gesteld door andere bij dit project betrokken partijen met inbegrip van, doch niet beperkt tot, C-Power of de Tijdelijke Handelsvennootschap DOS en/of enige andere derde.”
In de dagvaarding van 4 oktober 2012 wordt deze vordering aangemerkt als een vrijwaringvordering. Daarnaast wordt in de dagvaarding van 4 oktober 2012 gesproken van een ‘hoofdvordering’, namelijk een vordering van Bom-Be op Tideway (“Hoofdvordering lastens Tideway”). Deze hoofdvordering strekt tot veroordeling van Tideway tot betaling van drie uitstaande facturen van Bom-Be op grond van de hierboven onder 2.2, eerste gedachtestreepje, bedoelde overeenkomst tussen Bom-Be en Tideway, waaronder begrepen verschuldigde rente en verschuldigde schadevergoeding wegens het toepasselijke “schadebeding”, van in totaal € 937.055,56. Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding van 4 oktober 2012 had Bom-Be Tideway reeds gedagvaard tot betaling van deze drie facturen. Zie randnummer 22 van de dagvaarding van 4 oktober 2012.
Gewezen zij vervolgens op randnummers 23-24 van de dagvaarding van 4 oktober 2012 - aangehaald voor zover relevant:
“23. De eigen facturen van verzoekster voor de uitvoering van de werken blijven onbetaald door Tideway BV. het betreft een bedrag van € 844.921,00 in hoofdsom.
24. Mammoet wordt hierbij door verzoekster gedagvaard in [..] vrijwaring teneinde verzoekster te vrijwaren indien de hoofdvordering van verzoekster lastens Tideway BV zou worden afgewezen.”
Uit het bovenstaande volgt in de eerste plaats dat de vrijwaringvordering door Bom-Be is ingesteld onder de voorwaarde dat de vordering van Bom-Be tegen Tideway tot betaling van de drie facturen plus verschuldigde rente en schadevergoeding - de ‘hoofdvordering’ - zal zijn afgewezen. Verder volgt, naar het oordeel van de rechtbank, uit het bovenstaande dat het doel - het ‘onderwerp’ - van deze vrijwaringvordering van Bom-Be is het vaststellen van de aansprakelijkheid van Mammoet voor de schade die bestaat uit het afgewezen gedeelte van de hoofdvordering en/of de bedragen tot betaling waarvan Bom-Be zal worden veroordeeld in procedures die tegen haar aanhangig worden gemaakt door andere bij het onderhavige project partijen, mits deze afwijzing en/of deze veroordeling(en) het gevolg zijn (is) van de beweerdelijke fout van Mammoet tijdens de werkzaamheden op 11 juni 2012 aan de energiekabel B.
4.6.
Het doel van de onderhavige eerste vordering van Mammoet
(vordering nakoming betalingsverplichtingen) is het vaststellen van de aansprakelijkheid van Bom-Be voor haar verplichtingen tot factuurbetaling op grond van de Huurovereenkomst. Deze vordering heeft derhalve een ander doel dan de vrijwaringvordering van Bom-Be. Met haar onderhavige tweede vordering (vordering tot vergoeding anker) beoogt Mammoet het vaststellen van de aansprakelijkheid van Bom-Be voor de schade met betrekking tot het anker van de ‘JUMBO’ dat verloren is gegaan. Ook wat deze vordering betreft is geen sprake van een identiek doel.
Ten aanzien van de onderhavige derde vordering van Mammoet (vordering tot verklaring voor recht dat Mammoet niet aansprakelijk is jegens Bom-Be voor schade) overweegt de rechtbank als volgt. Het doel van deze vordering evenals dat van de vrijwaringvordering van Bom-Be is het vaststellen van aansprakelijkheid van Mammoet jegens Bom-Be (primair) uit overeenkomst, namelijk de Huurovereenkomst (door Bom-Be ook aangemerkt als een overeenkomst van onderaanneming van werk), voor door Bom-Be reeds geleden of nog te lijden schade. Wat de aard van deze schade betreft, geldt daarbij het volgende. Met haar vrijwaringvordering beoogt Bom-Be in ieder geval dat vast komt te staan dat Mammoet aansprakelijk is voor het gedeelte van genoemde drie facturen dat Tideway niet zal hoeven te betalen aan Bom-Be. In zoverre komt het doel van de onderhavige derde vordering van Mammoet geheel overeen met het doel van de vrijwaringvordering van Bom-Be. Zie namelijk randnummer 32 van de dagvaarding van Mammoet:
“In art. 10.3 van de STCM is bovendien bepaald dat partijen jegens elkaar niet aansprakelijk zijn voor enige gederfde winst, (…) economische verlies en of indirecte schade. Aansprakelijkheid voor niet door derde voldane facturen is daarmee uitgesloten. Mammoet is derhalve niet aansprakelijk jegens Bom-Be voor haar beweerdelijke schade die bestaat uit de door Tideway beweerdelijk onbetaald gelaten facturen.”
Blijft over de onderhavige vierde vordering van Mammoet (vordering tot verklaring voor recht met betrekking tot vrijwaringsverplichting van Bom-Be jegens Mammoet). Uiteindelijk kan deze vordering slechts worden toegewezen indien Bom-Be jegens Mammoet aansprakelijk wordt bevonden, terwijl toewijzing van de vrijwaringvordering van Bom-Be tegen Mammoet voor de Rechtbank van Koophandel van Hasselt uiteindelijk pas kan plaatsvinden indien Mammoet jegens Bom-Be aansprakelijk wordt bevonden. De partij die aansprakelijk moet zijn wil de vordering kunnen worden toegewezen is in het eerste geval derhalve een andere dan in het tweede geval. Niettemin is de rechtbank van oordeel, met gelet op genoemd randnummer 32 van de dagvaarding van Mammoet, dat hier sprake is van ‘hetzelfde onderwerp’ in de zin van artikel 27 EEX-Vo. Immers, voor zover de ene partij, bijvoorbeeld Mammoet, aansprakelijk is, is ‘het natuurlijk uitvloeisel’ hiervan dat de andere partij, in dit geval Bom-Be, niet aansprakelijk is. Zie randnummer 44 van het Tatry-arrest van het HvJ EU(EG) van 6 december 1994 (LJN: AD2263).
4.7.
Er bestaat derhalve in beginsel aanleiding de onderhavige zaak wat betreft de derde en de vierde vordering van Mammoet aan te houden zolang de bevoegdheid van de Rechtbank van Koophandel van Hasselt niet vaststaat. Echter, vanwege de hierboven behandelde voorwaardelijke aard van de vrijwaringvordering van Bom-Be, die volgt uit genoemd randnummer 24 van de dagvaarding van 4 oktober 2012, is het denkbaar dat de Rechtbank van Koophandel van Hasselt nooit zal toekomen aan een inhoudelijke behandeling van de vrijwaringvordering van Bom-Be waaronder een beoordeling van haar bevoegdheid. De rechtbank zal dan ook haar aanhouding van de zaak niet langer laten voortduren dan tot het moment waarop de bevoegdheid van de Rechtbank van Koophandel van Hasselt vaststaat of, indien dit moment zich eerder aandient, tot het moment waarop vaststaat dat niet is voldaan aan genoemde voorwaarde dat de hoofdvordering van Bom-Be tegen Tideway is afgewezen. In het kielzog van de derde en de vierde vordering zullen ook de vijfde en zesde vordering, gelet op hun accessoire karakter, worden aangehouden.
4.8.
Er bestaat een opvolger van de (huidige) EEX-Vo: de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Deze verordening is reeds in werking getreden, maar is (wat haar bevoegdheidsbepalingen betreft) slechts van toepassing met ingang van 10 januari 2015. Van de litispendentieregeling van deze nieuwe verordening maakt de regel deel uit - kort gezegd - dat, indien het laatst aangezochte gerecht bevoegd is op grond van een forumkeuze, deze bevoegdheid in de weg staat aan een beroep op litispendentie. Voor anticipatie op deze, van de (huidige) EEX-Vo afwijkende, regel bestaat evenwel geen aanleiding, anders dan Mammoet meent.
4.9.
Aangezien beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
houdt de zaak wat betreft vordering 3, vordering 4, vordering 5 en vordering 6 aan tot het moment waarop de bevoegdheid van de Rechtbank van Koophandel van Hasselt ten aanzien van de vrijwaringvordering tegen Mammoet vaststaat of, indien dit moment zich eerder aandient, tot het moment waarop vaststaat dat niet is voldaan aan genoemde voorwaarde dat de hoofdvordering van Bom-Be tegen Tideway is afgewezen;
verwijst de zaak naar de parkeerrol van
2 april 2014opdat de meest gerede partij zich uitlaat over de vraag of de bevoegdheid van de Rechtbank van Koophandel van Hasselt vaststaat of, indien dit moment zich eerder aandient, niet is voldaan aan genoemde voorwaarde dat de hoofdvordering van Bom-Be tegen Tideway is afgewezen, en/of de Rechtbank van Koophandel van Hasselt een eindbeslissing heeft genomen ten aanzien van de toe- of afwijzing van de vrijwaringvordering tegen Mammoet;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak wat betreft vordering 1 en vordering 2 naar de rol van
2 oktober 2013voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2013.
901/32