Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van het proces
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
De documentvariabele ontbreekt.3.2 Aan haar vordering legt [eiseres] naast de onder 2 genoemde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. [gedaagde] is in gebreke met zijn contractuele verplichting het gehuurde bij einde van de huurovereenkomst in onbeschadigde staat en behoorlijk schoongemaakt op te leveren. Ondanks diverse aanmaningen en sommaties heeft [gedaagde] een bedrag van € 8.150,91 onbetaald gelaten ter zake vergoeding van kosten van herstel van in/aan het gehuurde aangebrachte en aan het einde van de huur niet door [gedaagde] herstelde schade/veranderingen overeenkomstig de door [eiseres] gedane opgave.
4.Het verweer
5.De beoordeling van de vordering
Gelet op dit verweer is het van belang of er een beschrijving van het gehuurde is gemaakt. Daaruit kan namelijk afgeleid worden in welke toestand het gehuurde door de huurder is ontvangen. Ingevolge artikel 7:224 lid 2 BW is de huurder, wanneer er een beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, gehouden het gehuurde in de staat op te leveren waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard. Als uitzondering op deze regel gelden geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is teniet gegaan of beschadigd. Als er geen beschrijving is opgemaakt, wordt de huurder, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst.
De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. Vooralsnog is in de jurisprudentie nog niet uitgemaakt welke eisen aan een beschrijving moeten worden gesteld, wel volgt uit de wetsgeschiedenis dat de enkele clausule ‘in goede staat van onderhoud’ of ‘in goede staat ontvangen’ niet als een beschrijving mag gelden. Een beschrijving moet zodanig zijn dat beide partijen weten hoe het gehuurde later moet worden opgeleverd. De kantonrechter moet dan ook oordelen of het door [eiseres] overgelegde opnamerapport hieraan voldoet. In dit opnamerapport staan de ruimtes van de woning onder elkaar opgesomd. Daarnaast een rij bestaande uit per ruimte een van de volgende opmerkingen: “in goede staat verkerend/aanwezig in de woning”, “[…] zonder grote oneffenheden”, “[…] onbeschadigd” of “aanwezig/nvt” en vervolgens een rij waarin per ruimte bijzonderheden of niet in goede staat verkerende opmerkingen ingevuld kunnen worden. Het opnamerapport sluit af met de volgende zin:
“Met de ondertekening verklaart de nieuwe huurder dat de woonruimte naar genoegen en in goede staat is opgeleverd, e.e.a. conform gezamenlijke inspectie, behoudens de onder ‘Door PWS te herstellen gebreken’ vermelde zaken”.
De kantonrechter is van oordeel dat dit opnamerapport niet overeenkomt met de bedoeling van de wetgever bij een beschrijving van het gehuurde conform artikel 7:224 lid 2 BW. Het opnamerapport is dermate summier dat daaruit niet afgeleid kan worden dat [gedaagde] wist in welke staat hij het gehuurde weer moest opleveren. De aanvangsstaat is hierin onvoldoende duidelijk vastgelegd, nu er alleen ruimte was voor vermelding van de gebreken. Uit deze opnamestaat volgt niet wat op dat moment feitelijk de staat van het gehuurde was.
Kortom, het opnamerapport voldoet niet aan artikel 7:224 lid 2 BW, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat er geen beschrijving van het gehuurde is gemaakt. Hoewel de wet in artikel 7:224 lid 2 BW spreekt van de mogelijkheid tot leveren van tegenbewijs, zodat de bewijslast bij de huurder blijft en de verhuurder slechts het vermoeden hoeft te ontzenuwen, blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever dit niet heeft bedoeld. De wetgever heeft bedoeld om, wanneer geen beschrijving van het gehuurde is gemaakt, de verhuurder te belasten met het bewijs ten aanzien van de staat van het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst en dus van het feit dat bepaalde tekortkomingen pas tijdens de huurovereenkomst zijn ontstaan.
Voor de overige posten – voor zover er sprake is van tekortkomingen – kan thans nog niet beoordeeld worden of daarvoor de daadwerkelijk gemaakte kosten, inclusief BTW, zullen worden toegewezen of de kosten die de huurder zelf had moeten maken om de woning in goede staat op te leveren. Van deze laatste kosten staat de hoogte nog niet vast.
6.De beslissing
woensdag 13 november 2013 om 9.30 uurzal dienen te verschijnen ter zitting van de hieronder genoemde kantonrechter. De zitting zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw, Wilhelminaplein 100 te Rotterdam (melden in het rode gebouw B).