ECLI:NL:RBROT:2013:8036

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
11 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-13_00569
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. Frankruijter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan de verkeerde vennootschap wegens overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een kwekersbedrijf, en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De Staatssecretaris had eiseres een bestuurlijke boete van € 2.000 opgelegd wegens overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). De boete was gebaseerd op een analyse van een bladmonster van hortensia's, waaruit bleek dat de werkzame stof spiroxamine was aangetroffen. Eiseres betwistte de boete en stelde dat zij niet de gebruiker was van de gewasbeschermingsmiddelen, maar dat dit de vennootschap was die de bloemenkas huurde.

De rechtbank heeft onderzocht of eiseres als gebruiker in de zin van de Wgb kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris ten onrechte de boete aan eiseres had opgelegd, omdat niet was aangetoond dat eiseres de overtreding had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet als gebruiker kon worden aangemerkt, aangezien de vennootschap de bloemenkas huurde en de activiteiten uitvoerde. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de Staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar moest nemen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 13/569

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2013 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [vestigingsplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. A. van der Leest,
en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder,

gemachtigde: mr.drs. J.C.Q. Bult.

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete van € 2.000,= opgelegd wegens overtreding van bij of krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) gestelde voorschriften.
Bij besluit van 18 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2013. Namens eiseres is verschenen [naam] (hierna: [naam1]), bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1. Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wgb wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder gebruiker: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een gewasbeschermingsmiddel of biocide toepast, toedient, doet toepassen, of doet toedienen.
Op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wgb, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder ‘gebruiken’ mede verstaan de aanwezigheid van een werkzame stof, al dan niet in een gewasbeschermingsmiddel of biocide, op of in gebouwen, plaatsen, voorwerpen, de grond dan wel op of in planten of plantaardige producten, met uitzondering van binnen Nederland gebracht uitgangsmateriaal waaronder stekken en zaaizaad, voor zover de werkzame stof in het land van herkomst op het uitgangsmateriaal is toegepast in overeenstemming met de wetgeving van dat land.
Op grond van artikel 19 van de Wgb is het verboden een werkzame stof die niet is opgenomen in een toegelaten gewasbeschermingsmiddel te gebruiken, tenzij de stof is goedgekeurd als basisstof op grond van artikel 23 van verordening (EG) 1107/2009.
1.2. Op grond van bijlage XIII van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb) wordt bij overtreding van artikel 19, eerste lid, van de Wgb in samenhang met artikel 23 van verordening (EG) 1107/2009 aan een professionele gebruiker een boete opgelegd van € 2.000,=.
2.
Uit het boeterapport van 3 maart 2012 blijkt dat er op 28 november 2011 een bedrijfsbezoek heeft plaatsgevonden bij hortensiakwekerij [naam eiseres]. De toezichthouder heeft een bladmonster van hortensia’s genomen en dit monster voor onderzoek naar het RIKILT in Wageningen gezonden. Uit het analyserapport van 16 december 2011 blijkt dat in het betreffende bladmonster 0.17 mg/kg spiroxamine is aangetroffen. Naar aanleiding van deze analyse heeft er op 30 januari 2012 een bedrijfsbezoek plaatsgevonden waarbij [naam1] als directeur-grootaandeelhouder van [vennootschap] heeft verklaard dat het monster is genomen op het proefveld waar jonge planten staan. Op dat proefveld staan ook unieke soorten, waarvan een van de soorten gevoelig bleek te zijn voor wit. Om dat te bestrijden wordt de plant behandeld met water vermengd met huis-tuin-en-keukenmiddeltjes die in kleinverpakking voor particulieren te koop zijn. Volgens [naam1] zijn er weinig professionele middelen die het in de hortensiateelt goed doen en wettelijk zijn toegelaten. [naam1] verklaart niet te weten hoe de spiroxamine in het monster is gekomen en verklaart dat hij zoveel mogelijk biologisch probeert te telen.
3.1.
Verweerder heeft een boete van € 2.000,= opgelegd aan [naam eiseres] wegens overtreding van artikel 19 van de Wgb in samenhang met artikel 23 van de verordening (EG) nr. 1107/2009. Analyse van het RIKILT heeft uitgewezen dat in het bladmonster van hortensia’s 0.17 mg/kg van de werkzame stof spiroxamine is aangetroffen.
3.2.
Verweerder is van mening dat de boete terecht aan eiseres is opgelegd, omdat zij als gebruiker in de zin van de Wgb kan worden aangemerkt. Eiseres is gevestigd aan [adres] te [vestigingsplaats]. Daar is het perceel gelegen waar het bladmonster is genomen. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de activiteiten van eiseres zien op de uitoefening van een kwekersbedrijf. Daarnaast heeft eiseres de gewasbeschermingsmiddelen gekocht en staat ook de spuitadministratie op naam van eiseres. Hieruit heeft verweerder afgeleid dat eiseres gebruiker is in de zin van de Wgb.
4.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de boete aan haar heeft opgelegd. Niet zij, maar [vennootschap] is huurder en gebruiker van de bloemenkas. Eiseres betwist dat zij een middel met de werkzame stof spiroxamine heeft gebruikt.
5.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.1.
In geschil is in de eerste plaats of eiseres als gebruiker in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Wgb kan worden aangemerkt en de boete aan haar kon worden opgelegd.
5.2.
Een bestuurlijke boete kan alleen aan de overtreder zelf worden opgelegd. Als overtreder wordt aangemerkt degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Blijkens de Memorie van Toelichting op artikel 89 van de Wgb (Kamerstukken II 2005/06, 30 474, nr. 3, p. 86) kan dat zijn degene die door zijn fysieke handelingen de bestanddelen van het delict vervult, maar ook de functionele dader. Functioneel dader is degene in wiens machtssfeer de fysieke handelingen liggen waardoor de overtreding is begaan en die voorts de handelingen heeft aanvaard of in het algemeen placht te aanvaarden. Van dit laatste is in beginsel reeds sprake als de functionele dader is tekortgeschoten in hetgeen redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht om wederrechtelijke handelingen te voorkomen.
5.3.
Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat zowel eiseres als [vennootschap] op hetzelfde adres[adres] te [vestigingsplaats] zijn gevestigd en dat de activiteiten van beide vennootschappen bestaan uit de uitoefening van het kwekersbedrijf.
5.4.
Dat beide vennootschappen op hetzelfde adres zijn gevestigd en zich met dezelfde activiteiten bezighouden acht de rechtank, anders dan verweerder, onvoldoende om op grond daarvan eiseres als gebruiker aan te merken. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat reeds uit het boeterapport blijkt dat twijfel bestond over wie als overtreder moet worden aangemerkt: eiseres danwel [vennootschap]. Daarnaast zijn de monsters genomen in de veredelingskas die door [vennootschap] wordt gebruikt voor veredeling van bloemsoorten. Uit de door eiseres overgelegde pachtovereenkomst van 1 december 2006 blijkt dat deze kas door eiseres wordt verpacht aan [vennootschap]. Dit wordt ondersteund door nota’s en een afschrift van een betaalrekening van eiseres, waaruit blijkt dat door eiseres een bedrag in rekening is gebracht voor de huur van een kas, welk bedrag door middel van verrekening door [vennootschap] is betaald.
5.5.
Gesteld noch gebleken is dat het in de machtssfeer van eiseres lag om de overtreding te voorkomen of dat zij tekort is geschoten in hetgeen redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht.
5.6.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres niet als gebruiker kan worden aangemerkt, zodat zij ten onrechte als overtreder is aangesproken. Reeds hierom is de boete ten onrechte aan eiseres opgelegd en kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Verweerder dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van het voorgaande.
5.7.
Het beroep is gegrond.
5.8.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5.9.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.416,= (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472,= en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • vernietigt het bestreden besluit,
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 310,= vergoedt,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.416,=.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Frankruijter, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.L. Mehlbaum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 oktober 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.