In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een kwekersbedrijf, en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De Staatssecretaris had eiseres een bestuurlijke boete van € 2.000 opgelegd wegens overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). De boete was gebaseerd op een analyse van een bladmonster van hortensia's, waaruit bleek dat de werkzame stof spiroxamine was aangetroffen. Eiseres betwistte de boete en stelde dat zij niet de gebruiker was van de gewasbeschermingsmiddelen, maar dat dit de vennootschap was die de bloemenkas huurde.
De rechtbank heeft onderzocht of eiseres als gebruiker in de zin van de Wgb kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris ten onrechte de boete aan eiseres had opgelegd, omdat niet was aangetoond dat eiseres de overtreding had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet als gebruiker kon worden aangemerkt, aangezien de vennootschap de bloemenkas huurde en de activiteiten uitvoerde. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de Staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar moest nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.