ECLI:NL:RBROT:2013:8189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
18 oktober 2013
Zaaknummer
96/206934-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in overbeladingszaak

In deze zaak, behandeld door de economische politierechter op 9 oktober 2013, stond de verdachte terecht voor het ten laste gelegde feit van overbelading van een voertuig. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 september 2013, waar de officier van justitie, mr. W.A. van Natijne, en de vertegenwoordiger van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof een overtreding van de Regeling Voertuigen, waarbij de verdachte zou hebben gereden met een trekker en oplegger die de toegestane maximummassa overschreed. De officier van justitie eiste een geldboete van € 6.000, waarvan € 3.000 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

De rechter beoordeelde de bewijsvoering en concludeerde dat de tenlastelegging niet voldoende onderbouwd was. Er waren hiaten en onduidelijkheden in het procesdossier, waaronder het ontbreken van de ontheffing die de verdachte zou hebben getoond. De vertegenwoordiger van de verdachte had verklaard dat de aslasten waren gemeten met wiellastmeters, maar de rechter stelde vast dat de tenlastelegging niet overeenkwam met de metingen die waren uitgevoerd. De rechter concludeerde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettig en overtuigend bewijs.

Uiteindelijk sprak de rechter de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om aan de wettelijke eisen te voldoen bij het vaststellen van overtredingen in het wegvervoer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

parketnummer: 96/206934-12
vonnis van de economische politierechter d.d. 9 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[naam 1],
gevestigd te [woonplaats], [adres],
hierna: verdachte.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 september 2013, waarbij de officier van justitie mr. W.A. van Natijne en [naam 2], vertegenwoordiger van verdachte, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

3.De voorvragen

De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De economische politierechter is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Wanneer met een ontheffing vervoerd is, is niet voldaan aan een in de ontheffing genoemde bepaling en moet geacht worden te worden gereden zonder de ontheffing, zo blijkt uit de tekst van de ontheffing die de vertegenwoordiger van verdachte heeft overgelegd. De bijzondere situatie die middels de ontheffing wordt toegestaan vereist een verscherpte aandacht van de vervoerder en dat maakt dat bij het constateren van een overschrijding ook de oorspronkelijk door de ontheffing toegestane grotere maximummassa bij de overschrijding betrokken wordt en in de strafmaat wordt meegenomen.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van € 6.000,00 waarvan € 3.000,00 voorwaardelijk met proeftijd van twee jaren.
4.2
Het standpunt van de vertegenwoordiger van verdachte
De vertegenwoordiger van verdachte heeft betoogd dat - kort gezegd - bij het vaststellen van de overschrijding van de krachtens de Wet wegvervoer goederen (hierna: WWG) vastgestelde maximale massa van de trekker, gekentekend:[kenteken 1], en de oplegger, gekentekend: [kenteken 2], (hierna: het samenstel) niet van de in de wet vastgelegde maximummassa uitgegaan moet worden (50.000 kg), maar van de maximummassa die op grond van een verleende ontheffing is toegestaan. Hij heeft een ontheffing overgelegd die betrekking heeft op de oplegger, waarin op voet van de Beleidsregel ontheffingverlening exceptionele transporten RDW 2010 ontheffing is gegeven voor de maximummassa tot en met 100.000 kg.
4.3
Het oordeel van de economische politierechter
Alvorens de politierechter toekomt aan het verweer van verdachte, moet worden beoordeeld of op basis van het voorhanden procesdossier tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van enige overschrijding zoals ten laste gelegd.
De tenlastelegging is gezien de daarin genoemde artikelen gegrond op artikel 5.18.17b, eerste lid, van de Regeling Voertuigen (hierna: RV). Dit artikellid luidde op 06-09-2011 als volgt:
1. De op het Nederlandse kentekenbewijs van een bedrijfsauto of een bus of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa van het samenstel van een bedrijfsauto of bus met een aanhangwagen mag niet worden overschreden en de som van de aslasten van het samenstel in beladen toestand mag niet meer bedragen dan de vermelde toegestane maximummassa van het samenstel.
Uit de stukken van het procesdossier wordt niet onmiddellijk duidelijk of op 6 september 2011 weging – van massa – of meting – van aslasten – heeft plaatsgevonden. Dit onderscheid is van belang aangezien dit bepaalt welke procedure de politie behoort te volgen bij het constateren van dit soort feiten.
In de lijst van feiten betreffende misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen (het ‘Feitenboekje 2011’) is opgenomen bij de nummers E 850 - E 856, die betrekking hebben op de WWG en Regeling Wegvervoer Goederen (RWG):
Noot: Deze feiten moeten worden afgehandeld conform de Aanwijzing WWG.
In de Aanwijzing Wet wegvervoer goederen (hierna: de Aanwijzing WWG) is onder meer het volgende opgenomen:
Massa en last
In de Regeling Voertuigen wordt consequent onderscheid gemaakt tussen massa en last. Voor het vaststellen van de massa (zwaartekracht; uitgedrukt in kg.) wordt gebruik gemaakt van een weegbrug. Om elke beïnvloeding van de weging uit te sluiten, is het niet toegestaan dat een voertuig anders dan in zijn geheel en in één keer wordt gewogen. Dit impliceert dat een weegbrug niet mag worden gebruikt om aslasten vast te stellen (in specifieke situaties – zie bijlage 1 – zijn deelwegingen toegestaan).
Het vaststellen van de last onder een as vindt plaats door het meten van de druk onder de aan een as bevestigde wielen met wiellastmeters. Dit betreft een krachtmeting en mag om deze reden metrologisch niet worden gelijkgesteld met het bepalen van een massa. Het optellen van de gemeten aslasten van een voertuig of een samenstel van voertuigen kan daarom nooit leiden tot het bepalen van de maximum toegestane massa. Wel kan door het optellen van de gemeten aslasten de som van de aslasten van een voertuig of samenstel van voertuigen worden vastgesteld. De som van de aslasten mag krachtens het bepaalde in de artikelen 5.18.17 a t/m g van de Regeling Voertuigen de maximale toegestane massa van een voertuig of samenstel niet overschrijden.
Samenvattend: het onderscheid tussen massa en last brengt met zich mee dat aslasten niet op een weegbrug mogen worden vastgesteld en dat met een wiellastmeter geen massa mag worden vastgesteld. De twee grootheden, druk en massa, mogen bij een meting c.q. weging niet door elkaar heen worden gebruikt [1] .
Bij de vaststelling van wiellasten, aslasten, som van de aslasten of massa’s van de onderscheiden voertuigen of samenstel van voertuigen wordt gebruik gemaakt van (particuliere/mobiele) weegbruggen dan wel losse of gekoppelde wiellastmeters. Zowel de politie als de Inspectie Verkeer en Waterstaat verricht bij controles langs de weg nagenoeg alle wegingen/metingen met behulp van wiellastmeters. Bij sommige systemen worden de verkregen resultaten op een weegbon geprint; dit is een brutoresultaat. Het nettoresultaat, te weten het brutoresultaat verminderd met de voor de wiellastmeter geldende maximale meetfout, wordt in het proces-verbaal opgenomen.
en

Bijlage 1. Weeg- en meetinstructie
Algemeen
Bij het opmaken van een proces-verbaal ter zake van overbelading en/of aslast c.q. asstellastoverschrijding, moet deze weeg- en meetinstructie nauwkeurig worden gevolgd [2] . Ook de opgegeven aanwijzingen van de fabrikant van de weeg- en meetapparatuur moeten te allen tijde worden opgevolgd. Het niet volgen van deze instructie of de door de fabrikant opgegeven aanwijzingen kan leiden tot weeg- en meetfouten en onjuiste weeg- en meetresultaten.
(…)
 Wiellastmeters
1. Eisen ten aanzien van de meetlocatie
(…)
2. Geldigheidsduur ijkdatum
(…)
3. De meetprocedure
(…)
3.1.
Tijdens het opnemen van de wiel- c.q. aslast dient of dienen:
(…)
3.2.
Luchtveersysteem
(…)
4. Meetcorrectie
(…)
5. Oorzaken die leiden tot foutieve metingen
(…)
 Weegbrug
1. Geldigheidsduur ijkdatum
(…)
2. De weegprocedure
(…)
2.1.
Tijdens het opnemen van de massa van het voertuig dient:
(…)
3. Weegcorrectie
(…)
4. Oorzaken die leiden tot foutieve wegingen
(…)
 Bijlage 2. Eisen proces-verbaal
Het proces-verbaal moet ten minste aan de volgende eisen voldoen:
o A. Standaardgegevens
(…)
o B. Redenen van wetenschap
(…)
 – gecorrigeerde meet/weegwaarde:
 – de tijdens de meting/weging opgenomen en daarna gecorrigeerde waarde.
 – afgeleide waarde:
 – omschrijving op welke wijze de afgeleide waarde is verkregen. (bijv. massa oplegger is verkregen door de totale massa van het samenstel te verminderen met de ledige massa van de trekker (kentekenbewijsgegevens))
 – overschrijding in procenten.
o C. Weeg/meetinstructie
 – Uit het proces-verbaal moet blijken dat conform de weeg/meetinstructie is gehandeld:
 – geldigheid meetcertificaat;
 – controle nulstelling;
 – horizontaal liggend wegdek;
 – wielen van het voertuig op gelijke hoogte met het weeg/ meetplatform;
 – wielen centraal op actief gedeelte van weeg/meetplatform;
 – geen remwerking op de assen;
 – voertuig volledig in rust.
o D. Verhoor verdachte/derden
(…)
o E. Maatregel overladen
(…)
o F. Bijlagen
(…)
In het proces-verbaal (zaaknummer: 001833297) is over het meten/wegen het volgende opgenomen:
(pag. 2)Ik, [verbalisant], zag/constateerde, dat een persoon een feit pleegde dat is gecodeerd als feitnummer E851H en dat als volgt is omschreven in de tekstenbundel van de Commissie Feiten en Tarieven van het Ministerie van Justitie:
eigen vervoer of beroepsvervoer (doen) verrichten, terwijl de op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) wordt overschreden of de som van de aslasten in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) een overschrijding vanaf 20 %
en
(pag. 3)De in het proces-verbaal en in de rekenstaat genoemde massa's werden vastgesteld conform de weeg - en meetinstructie door middel van weging op periodiek gecontroleerde weeg- of meetapparatuur.
Voorafgaand aan
de weging [3] werd de nulstelling en de geldigheidsduur van de ijkdatum van de weegapparatuur gecontroleerd. Deze ijking is geldig tot:07-06-2012.
Tijdens
de weging [4] werd ervoor zorg gedragen dat alle wielen van het te wegen voertuig of samenstel van voertuigen op
het weegplatform [5] tot stilstand waren gebracht, er geen remwerking op deze wielen werd uitgeoefend en het voertuig of samenstel van voertuigen volledig in rust was.
Zie voor
de vastgestelde en toegestane massa's [6] de van dit proces-verbaal deel uitmakende rekenstaat.
De in de rekenstaat
genoemde toegestane massa's [7] zijn de waarden welke waren vermeld in het betrokken kentekenbewijs/kentekenregister.
Uitzonderingsbepalingen genoemd in paragraaf 2 van hoofdstuk 1 van de Regeling Wegvervoer Goederen waren niet van toepassing.
Ter plaatse werd een zodanige maatregel genomen dat niet verder werd gereden met deze overschrijding van
de toegestane massa [8] .
en
(pag. 4)Opmerkingen
De bijgevoegde rekenstaat is op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant].
Het voertuig was beladen met een containerlift.
De weging is tot stand gekomen met behulp van een mobiele weegbrug welke eigendom is van Politie Rotterdam Rijnmond [9] .
Maatregel: Ja het voertuig moest ter plaatse worden overgeladen.
Bijlagen:
- Een verificatie-informatiestaat.
- Een rdw-bevraging.
- Een weegbriefje.
- Een uittreksel van de kamer van koophandel.
De hiervoor vermelde rekenstaat is als bijlage 2 en het weegbriefje is als bijlage 3 bijgevoegd bij dit vonnis.
Relevant met betrekking tot de vraag welke meting of weging heeft plaatsgevonden is de constatering dat in deze rekenstaat de vakken “KOPPELINGSLAST (E 851)” en “MAX.MASSA OPLEGGER (E851)” niet zijn ingevuld. Wel is ingevuld het vak “OVERSCHRIJDING TREINGEWICHT”.
Voorts is op het weegbriefje het kenteken niet ingevuld en is het gedateerd op 6 september 2011 om 10:02 uur. Het wegingnummer 3573 wordt verder niet vermeld in het proces-verbaal.
Er heeft, gezien de verschillen tussen de getallen op het weegbriefje en op de rekenstaat een correctie van de meet/weegwaarden plaatsgevonden, maar niet blijkt op welke grondslag (absoluut of procentueel) deze correctie heeft plaatsgevonden en of deze correctie overeenstemt met de correctiewaarden die door de fabrikant van de meet/weeginstrumenten zijn voorgeschreven.
De vertegenwoordiger van verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de politie de aslasten van het samenstel heeft gemeten met behulp van twee gekoppelde wiellastmeters, waarbij het samenstel telkens werd verreden. Deze verklaring wordt ondersteund door twee als bijlagen in het procesdossier gevoegde verklaringen van het NMi die betrekking hebben op wiellastmeters. De vertegenwoordiger heeft verder verklaard dat voorafgaand aan iedere meting telkens een nulstelling heeft plaatsgevonden en dat de uitkomst van de metingen op zich niet bestreden wordt.
Voorgaande leidt tot twee conclusies.
Ten eerste moet worden vastgesteld dat naar alle waarschijnlijkheid niet de massa van het samenstel is gewogen, maar dat de afzonderlijke wiel- of aslasten zijn gemeten. Dat betekent dat er niet geverbaliseerd is in overeenstemming met de Aanwijzing WWG, waartoe de Aanwijzing WWG wel nadrukkelijk verplicht en dat in het proces-verbaal een groot aantal hiaten voorkomt, aangezien er duidelijke verschillen bestaan tussen de te volgen meet- of weeginstructie.
Ten tweede vormen de uitkomsten van deze aslastmetingen geen bewijs voor het ten laste gelegde, aangezien de tenlastelegging ziet op de massa van het samenstel. Wanneer de opsteller van de tenlastelegging uitgegaan was van meting van de aslasten, dan had de tenlastelegging moeten luiden dat:
zij op of omstreeks 06 september 2011 te Rotterdam, althans binnen de gemeente Rotterdam, over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de [straat 1], met een trekker,
gekentekend [kenteken 1], met oplegger, gekentekend[kenteken 2], eigen vervoer of beroepsvervoer heeft doen of laten verrichten ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikel 5.18.17b lid 1 van de Regeling Voertuigen, aangezien die trekker met oplegger zodanig was beladen dat
de som van de aslasten van het samenstel van de trekker en de oplegger in beladen toestand 58.150 kilogram meer bedroeg dan
de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa van het samenstel, zijnde 50.000 kilogram
.
De volgende vraag die ter beantwoording voorligt, is welke gevolgen aan deze conclusies verbonden dienen te worden. Hierbij spelen naast hetgeen hiervoor is opgesomd ook de volgende feiten en omstandigheden een rol.
In het mutatierapport (registratienummer: PL17P0 2011265354-1) dat is bijgevoegd bij het meergenoemde proces-verbaal is het volgende opgenomen:
Rapp zag vtg rijden met daarbij 1 begeleider waar er 2 hadden moeten zijn . Het vtg meegenomen naar[straat 2] en daar bleek dat de bestuurder om 09.05 uur reed terwijl dit volgens de verleende ontheffing pas mocht vanaf 10.00 uur. Hierdoor verviel de ontheffing. Het voertuig was 23.47 m lang, 4.18 m breed en 4.90 m hoog. De afgegeven ontheffing sprak over een toegestane maximum massa van 80,000 kg. Na weging bleek het voertuig echter ruim 108.000 kg te wegen. Hiermee werd een overschrijding gerealiseerd van 116%. Hiervoor werd een pv opgemaakt. Ook voor de hoogte werd pv opgemaakt, de lengte en de breedte werd hem geschonken. Het vervoer bestond uit een containerlift van [naam 3]. Dit is een apparaat op wielen dat niet gezekerd was. Gedurende het rijden stond de lift te wiegen tussen de opstaande rand van de oplegger en de keg aan de voorzijde.
Het voertuig werd stilgezet op de parkeerplaats[straat 2] aan de [straat 1] te Rotterdam. 2 mappen met voertuig - en opleggerpapieren werden ingenomen en gedropt ten behoeve van de nacontrole bij de wachtcommandant VP. Pas als alles voldoet aan de voorwaarden mag worden verder gereden.
De politierechter constateert dat de in deze mutatie genoemde ontheffing geen deel uitmaakt van het procesdossier.
Voorts heeft de vertegenwoordiger van verdachte ter terechtzitting overgelegd pagina’s 1 tot en met 3 (van 62) van een ontheffing op voet van art. 149a, 2e lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten. Deze ontheffing ziet op het voertuig – de betrokken oplegger – met kenteken[kenteken 2], is geldig vanaf 9-12-2010 tot en met 9-12-2011 en geeft als maximale waarden – beladen – voor de lengte (m) 27,00, de breedte (m) 3,50, de hoogte (m) 4,15 en de massa (kg) 100.000.
Gelet op al het voorgaande komt de politierechter tot de volgende slotsom.
In beginsel kan het ontbrekend bestanddeel in de tenlastelegging worden ingelezen, aangezien dit bestanddeel zijn oorsprong vindt in dezelfde strafbepaling waarop de tenlastelegging kennelijk is gestoeld, het onderscheid tussen het wel gebruikte en het niet gebruikte bestanddeel van feitelijke, want metrologische aard is en op basis van het verhandelde ter terechtzitting aangenomen kan worden dat bij de verdachte geen onduidelijkheid bestaat over het verwijt dat haar gemaakt wordt. De vertegenwoordiger van verdachte heeft immers aangegeven dat de verdachte erkent dat er sprake was van een te zware belasting van het samenstel. Voorts maakt het aanvullen van dit bestanddeel de strafwaardigheid van het ten laste gelegde handelen niet anders. Zou het blijven bij deze verbeterde lezing, dan zou verdachte daardoor niet in zijn verdediging worden geschaad.
In onderhavige zaak kan echter niet alleen met deze aanvulling worden volstaan. Hoewel de vertegenwoordiger van verdachte omtrent de wijze van vaststellen van de overbelasting geen verweer heeft gevoerd en hij ter terechtzitting heeft aangegeven dat de aslasten waarschijnlijk op de juiste wijze zijn gemeten, moet de politierechter ervan uitgaan dat de vertegenwoordiger dit niet op basis van zijn eigen waarneming heeft vastgesteld, aangezien hij niet ter plaatse was. Zijn mededelingen hebben daarom, mede gelet op hun summiere aard, maar heel beperkte waarde. Een bewezenverklaring zou dus in overwegende mate gebaseerd zijn op een proces-verbaal, dat op essentiële punten niet voldoet aan hetgeen de Aanwijzing WWG voorschrijft. En zelfs wanneer de politierechter over alle deze onvolkomenheden in het proces-verbaal zou heenstappen, dan breekt een andere omissie hem nog op.
Uit het aangehaalde mutatierapport blijkt dat er sprake was van een ontheffing, maar over de specifieke aard en inhoud van de ontheffing tast de politierechter in het duister, aangezien deze geen deel uitmaakt van het procesdossier. De officier van justitie heeft gesteld dat als er sprake was van een ontheffing, in de ontheffing heeft gestaan dat het handelen in strijd met één of meer in de ontheffing gegeven bepalingen maakt dat ervan uitgegaan moet worden dat verdachte heeft doen vervoeren zonder die ontheffing. De tekst van de door de vertegenwoordiger overgelegde ontheffing biedt steun aan die stelling, maar laat ook ruimte voor een andere lezing. Belangrijker is dat het procesdossier niet de ontheffing bevat die de chauffeur op 6 september 2011 heeft laten zien. Niet vastgesteld kan dus worden of de stelling van de officier van justitie feitelijk juist is. En dan zou het verweer van verdachte nog beoordeeld moeten worden of dat voor de strafwaardigheid relevant is.
Daar komt de politierechter niet meer aan toe, want concluderend stelt de politierechter vast dat het procesdossier onder zoveel hiaten, onjuistheden en onduidelijkheden gebukt gaat dat verdachte vrij dient te worden gesproken van het haar ten laste gelegde bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.

5.De beslissing

De economische politierechter:
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Kuilenburg, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Bazuin, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2013.
BIJLAGE 1: De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 06 september 2011 te Rotterdam, althans binnen de gemeente Rotterdam, over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de [straat 1], met een trekker, gekentekend [kenteken 1], met oplegger, gekentekend[kenteken 2], eigen vervoer of beroepsvervoer heeft doen of laten verrichten ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikel 5.18.17b lid 1 van de Regeling Voertuigen, aangezien die trekker met oplegger zodanig was beladen dat de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa, zijnde 50.000 kilogram, werd overschreden met 58.150 kilogram of daaromtrent;
(art. 2.6 Wet wegvervoer goederen jo art. 18 Regeling Wegvervoer Goederen jo art. <<5.18.17a lid 1/ 5.18.17b lid 1>> Regeling Voertuigen) ( art 2.6 lid 1 Wet wegvervoer goederen, art 2.6 lid 2 Wet wegvervoer goederen)

Voetnoten

1.Cursivering politierechter
2.idem
3.idem
4.idem
5.idem
6.idem
7.idem
8.idem
9.idem