2.1.Tijdens het opnemen van de massa van het voertuig dient:
(…)
3. Weegcorrectie
(…)
4. Oorzaken die leiden tot foutieve wegingen
(…)
Bijlage 2. Eisen proces-verbaal
Het proces-verbaal moet ten minste aan de volgende eisen voldoen:
o A. Standaardgegevens
(…)
o B. Redenen van wetenschap
(…)
– gecorrigeerde meet/weegwaarde:
– de tijdens de meting/weging opgenomen en daarna gecorrigeerde waarde.
– afgeleide waarde:
– omschrijving op welke wijze de afgeleide waarde is verkregen. (bijv. massa oplegger is verkregen door de totale massa van het samenstel te verminderen met de ledige massa van de trekker (kentekenbewijsgegevens))
– overschrijding in procenten.
o C. Weeg/meetinstructie
– Uit het proces-verbaal moet blijken dat conform de weeg/meetinstructie is gehandeld:
– geldigheid meetcertificaat;
– controle nulstelling;
– horizontaal liggend wegdek;
– wielen van het voertuig op gelijke hoogte met het weeg/ meetplatform;
– wielen centraal op actief gedeelte van weeg/meetplatform;
– geen remwerking op de assen;
– voertuig volledig in rust.
o D. Verhoor verdachte/derden
(…)
o E. Maatregel overladen
(…)
o F. Bijlagen
(…)
In het proces-verbaal (zaaknummer: 001833297) is over het meten/wegen het volgende opgenomen:
(pag. 2)Ik, [verbalisant], zag/constateerde, dat een persoon een feit pleegde dat is gecodeerd als feitnummer E851H en dat als volgt is omschreven in de tekstenbundel van de Commissie Feiten en Tarieven van het Ministerie van Justitie:
eigen vervoer of beroepsvervoer (doen) verrichten, terwijl de op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) wordt overschreden of de som van de aslasten in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) een overschrijding vanaf 20 %
(pag. 3)De in het proces-verbaal en in de rekenstaat genoemde massa's werden vastgesteld conform de weeg - en meetinstructie door middel van weging op periodiek gecontroleerde weeg- of meetapparatuur.
Voorafgaand aan
de wegingwerd de nulstelling en de geldigheidsduur van de ijkdatum van de weegapparatuur gecontroleerd. Deze ijking is geldig tot:07-06-2012.
Tijdens
de wegingwerd ervoor zorg gedragen dat alle wielen van het te wegen voertuig of samenstel van voertuigen op
het weegplatformtot stilstand waren gebracht, er geen remwerking op deze wielen werd uitgeoefend en het voertuig of samenstel van voertuigen volledig in rust was.
Zie voor
de vastgestelde en toegestane massa'sde van dit proces-verbaal deel uitmakende rekenstaat.
De in de rekenstaat
genoemde toegestane massa'szijn de waarden welke waren vermeld in het betrokken kentekenbewijs/kentekenregister.
Uitzonderingsbepalingen genoemd in paragraaf 2 van hoofdstuk 1 van de Regeling Wegvervoer Goederen waren niet van toepassing.
Ter plaatse werd een zodanige maatregel genomen dat niet verder werd gereden met deze overschrijding van
de toegestane massa.
(pag. 4)Opmerkingen
De bijgevoegde rekenstaat is op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant].
Het voertuig was beladen met een containerlift.
De weging is tot stand gekomen met behulp van een mobiele weegbrug welke eigendom is van Politie Rotterdam Rijnmond.
Maatregel: Ja het voertuig moest ter plaatse worden overgeladen.
Bijlagen:
- Een verificatie-informatiestaat.
- Een rdw-bevraging.
- Een weegbriefje.
- Een uittreksel van de kamer van koophandel.
De hiervoor vermelde rekenstaat is als bijlage 2 en het weegbriefje is als bijlage 3 bijgevoegd bij dit vonnis.
Relevant met betrekking tot de vraag welke meting of weging heeft plaatsgevonden is de constatering dat in deze rekenstaat de vakken “KOPPELINGSLAST (E 851)” en “MAX.MASSA OPLEGGER (E851)” niet zijn ingevuld. Wel is ingevuld het vak “OVERSCHRIJDING TREINGEWICHT”.
Voorts is op het weegbriefje het kenteken niet ingevuld en is het gedateerd op 6 september 2011 om 10:02 uur. Het wegingnummer 3573 wordt verder niet vermeld in het proces-verbaal.
Er heeft, gezien de verschillen tussen de getallen op het weegbriefje en op de rekenstaat een correctie van de meet/weegwaarden plaatsgevonden, maar niet blijkt op welke grondslag (absoluut of procentueel) deze correctie heeft plaatsgevonden en of deze correctie overeenstemt met de correctiewaarden die door de fabrikant van de meet/weeginstrumenten zijn voorgeschreven.
De vertegenwoordiger van verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de politie de aslasten van het samenstel heeft gemeten met behulp van twee gekoppelde wiellastmeters, waarbij het samenstel telkens werd verreden. Deze verklaring wordt ondersteund door twee als bijlagen in het procesdossier gevoegde verklaringen van het NMi die betrekking hebben op wiellastmeters. De vertegenwoordiger heeft verder verklaard dat voorafgaand aan iedere meting telkens een nulstelling heeft plaatsgevonden en dat de uitkomst van de metingen op zich niet bestreden wordt.
Voorgaande leidt tot twee conclusies.
Ten eerste moet worden vastgesteld dat naar alle waarschijnlijkheid niet de massa van het samenstel is gewogen, maar dat de afzonderlijke wiel- of aslasten zijn gemeten. Dat betekent dat er niet geverbaliseerd is in overeenstemming met de Aanwijzing WWG, waartoe de Aanwijzing WWG wel nadrukkelijk verplicht en dat in het proces-verbaal een groot aantal hiaten voorkomt, aangezien er duidelijke verschillen bestaan tussen de te volgen meet- of weeginstructie.
Ten tweede vormen de uitkomsten van deze aslastmetingen geen bewijs voor het ten laste gelegde, aangezien de tenlastelegging ziet op de massa van het samenstel. Wanneer de opsteller van de tenlastelegging uitgegaan was van meting van de aslasten, dan had de tenlastelegging moeten luiden dat:
zij op of omstreeks 06 september 2011 te Rotterdam, althans binnen de gemeente Rotterdam, over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de [straat 1], met een trekker,
gekentekend [kenteken 1], met oplegger, gekentekend[kenteken 2], eigen vervoer of beroepsvervoer heeft doen of laten verrichten ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikel 5.18.17b lid 1 van de Regeling Voertuigen, aangezien die trekker met oplegger zodanig was beladen dat
de som van de aslasten van het samenstel van de trekker en de oplegger in beladen toestand 58.150 kilogram meer bedroeg dan
de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa van het samenstel, zijnde 50.000 kilogram
.
De volgende vraag die ter beantwoording voorligt, is welke gevolgen aan deze conclusies verbonden dienen te worden. Hierbij spelen naast hetgeen hiervoor is opgesomd ook de volgende feiten en omstandigheden een rol.
In het mutatierapport (registratienummer: PL17P0 2011265354-1) dat is bijgevoegd bij het meergenoemde proces-verbaal is het volgende opgenomen:
Rapp zag vtg rijden met daarbij 1 begeleider waar er 2 hadden moeten zijn . Het vtg meegenomen naar[straat 2] en daar bleek dat de bestuurder om 09.05 uur reed terwijl dit volgens de verleende ontheffing pas mocht vanaf 10.00 uur. Hierdoor verviel de ontheffing. Het voertuig was 23.47 m lang, 4.18 m breed en 4.90 m hoog. De afgegeven ontheffing sprak over een toegestane maximum massa van 80,000 kg. Na weging bleek het voertuig echter ruim 108.000 kg te wegen. Hiermee werd een overschrijding gerealiseerd van 116%. Hiervoor werd een pv opgemaakt. Ook voor de hoogte werd pv opgemaakt, de lengte en de breedte werd hem geschonken. Het vervoer bestond uit een containerlift van [naam 3]. Dit is een apparaat op wielen dat niet gezekerd was. Gedurende het rijden stond de lift te wiegen tussen de opstaande rand van de oplegger en de keg aan de voorzijde.
Het voertuig werd stilgezet op de parkeerplaats[straat 2] aan de [straat 1] te Rotterdam. 2 mappen met voertuig - en opleggerpapieren werden ingenomen en gedropt ten behoeve van de nacontrole bij de wachtcommandant VP. Pas als alles voldoet aan de voorwaarden mag worden verder gereden.
De politierechter constateert dat de in deze mutatie genoemde ontheffing geen deel uitmaakt van het procesdossier.
Voorts heeft de vertegenwoordiger van verdachte ter terechtzitting overgelegd pagina’s 1 tot en met 3 (van 62) van een ontheffing op voet van art. 149a, 2e lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten. Deze ontheffing ziet op het voertuig – de betrokken oplegger – met kenteken[kenteken 2], is geldig vanaf 9-12-2010 tot en met 9-12-2011 en geeft als maximale waarden – beladen – voor de lengte (m) 27,00, de breedte (m) 3,50, de hoogte (m) 4,15 en de massa (kg) 100.000.
Gelet op al het voorgaande komt de politierechter tot de volgende slotsom.
In beginsel kan het ontbrekend bestanddeel in de tenlastelegging worden ingelezen, aangezien dit bestanddeel zijn oorsprong vindt in dezelfde strafbepaling waarop de tenlastelegging kennelijk is gestoeld, het onderscheid tussen het wel gebruikte en het niet gebruikte bestanddeel van feitelijke, want metrologische aard is en op basis van het verhandelde ter terechtzitting aangenomen kan worden dat bij de verdachte geen onduidelijkheid bestaat over het verwijt dat haar gemaakt wordt. De vertegenwoordiger van verdachte heeft immers aangegeven dat de verdachte erkent dat er sprake was van een te zware belasting van het samenstel. Voorts maakt het aanvullen van dit bestanddeel de strafwaardigheid van het ten laste gelegde handelen niet anders. Zou het blijven bij deze verbeterde lezing, dan zou verdachte daardoor niet in zijn verdediging worden geschaad.
In onderhavige zaak kan echter niet alleen met deze aanvulling worden volstaan. Hoewel de vertegenwoordiger van verdachte omtrent de wijze van vaststellen van de overbelasting geen verweer heeft gevoerd en hij ter terechtzitting heeft aangegeven dat de aslasten waarschijnlijk op de juiste wijze zijn gemeten, moet de politierechter ervan uitgaan dat de vertegenwoordiger dit niet op basis van zijn eigen waarneming heeft vastgesteld, aangezien hij niet ter plaatse was. Zijn mededelingen hebben daarom, mede gelet op hun summiere aard, maar heel beperkte waarde. Een bewezenverklaring zou dus in overwegende mate gebaseerd zijn op een proces-verbaal, dat op essentiële punten niet voldoet aan hetgeen de Aanwijzing WWG voorschrijft. En zelfs wanneer de politierechter over alle deze onvolkomenheden in het proces-verbaal zou heenstappen, dan breekt een andere omissie hem nog op.
Uit het aangehaalde mutatierapport blijkt dat er sprake was van een ontheffing, maar over de specifieke aard en inhoud van de ontheffing tast de politierechter in het duister, aangezien deze geen deel uitmaakt van het procesdossier. De officier van justitie heeft gesteld dat als er sprake was van een ontheffing, in de ontheffing heeft gestaan dat het handelen in strijd met één of meer in de ontheffing gegeven bepalingen maakt dat ervan uitgegaan moet worden dat verdachte heeft doen vervoeren zonder die ontheffing. De tekst van de door de vertegenwoordiger overgelegde ontheffing biedt steun aan die stelling, maar laat ook ruimte voor een andere lezing. Belangrijker is dat het procesdossier niet de ontheffing bevat die de chauffeur op 6 september 2011 heeft laten zien. Niet vastgesteld kan dus worden of de stelling van de officier van justitie feitelijk juist is. En dan zou het verweer van verdachte nog beoordeeld moeten worden of dat voor de strafwaardigheid relevant is.
Daar komt de politierechter niet meer aan toe, want concluderend stelt de politierechter vast dat het procesdossier onder zoveel hiaten, onjuistheden en onduidelijkheden gebukt gaat dat verdachte vrij dient te worden gesproken van het haar ten laste gelegde bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.