2.6.Hoogte en evenredigheid van de bestuurlijke boete
Op grond van artikel 5:46, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt de wet de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb, stemt het bestuursorgaan de boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden worden verweten, tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Op grond van artikel 15.4, tweede lid, aanhef en onder a, van de Tw, zoals deze bepaling ten tijde van belang luidde, kan het college aan een onderneming een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000, of, indien dat meer is, 10% van de relevante omzet van de onderneming in Nederland, ter zake van overtreding van de bij of krachtens hoofdstuk 6a gestelde voorschriften, met uitzondering van artikel 6a.20, of van de bij de roamingverordening gestelde voorschriften.
ACM heeft de (hoogte van de) bestuurlijke boete vastgesteld aan de hand van de Tw en de indertijd geldende Boetebeleidsregels OPTA, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 2 april 2010, nr 5163. ACM is bij de vaststelling van de hoogte van de boete terecht uitgegaan van overtredingen in de zin van artikel 15.4, tweede lid, van de Tw.
Op grond van de beleidsregels wordt de boete in het onderhavige geval vastgesteld volgens de volgende formule: boetegrondslag x ernstfactor + verhoging/verlaging voor bijkomende omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat ACM in het onderhavige geval bij vaststelling van de boetegrondslag heeft mogen uitgaan van de omzet die met het OT 2010 contract gedurende 3,5 jaar gemoeid zou zijn. De opgelegde boete blijft dus onder het wettelijke maximum van artikel 15.4, tweede lid, aanhef en onder a, van de Tw. Ook het hanteren van de [...] ernstfactor[...] acht de rechtbank, gelet op het kader waarbinnen de overtredingen hebben plaatsgevonden en de hiervoor vermelde omzet, niet onredelijk. ACM heeft voorts de boete conform het door hem gehanteerde beleid mogen verhogen met [...] wegens het niet goed uitvoeren van het ‘compliance-programma’. Daartoe is niet bepalend dat KPN Retail aan KPN Wholesale heeft verzocht wat aan de WRL-tarieven te doen noch het interne telefonisch contact naar aanleiding van dat verzoek, maar het feit dat KPN door KPN Retail eerder te informeren over goedkeuring van de kortingsactie de non-discriminatie- en transparantieverplichting heeft overtreden en dat het compliance programma er kennelijk dus niet toe heeft geleid dat dergelijke, de non-discriminatieverplichting ernstig schendende gedragingen achterwege blijven. De stelling dat de hoogte van de boete buitenproportioneel is treft dan ook geen doel, te meer daar ACM de boete niet heeft verhoogd wegens recidive en analoog aan hetgeen is bepaald in het Wetboek van Strafrecht (samenloop) bij de boetehoogte is uitgegaan van de zwaarst beboetbare overtreding.
Onder r.o. 2.5.1 is geconcludeerd dat ACM niet aannemelijk heeft gemaakt dat KPN haar eigen retailbedrijf eerder dan haar concurrenten heeft geïnformeerd over precieze inhoud van de voorwaarden van de WRL-actie. Deze gedraging mag daarom niet aan de boete ten grondslag worden gelegd. De rechtbank acht deze gedraging echter slechts relatief dragend voor de hoogte van de boete. Vooral de overtreding van de non-discriminatieverplichting door het eerder informeren, maar ook het overtreden van de transparantieverplichting door het niet duidelijk communiceren van de voorwaarden van de actie, weegt de rechtbank zwaarder. De rechtbank zal daarom, met toepassing van artikel 8:72a van de Awb, zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank acht alles in ogenschouw nemende een verlaging van de boetegrondslag met 10% redelijk en stelt deze vast op[...]. Uitgaande van de overige berekeningsfactoren is KPN derhalve een boete verschuldigd van € 29.683.857,80 ([...]).
3. De rechtbank acht bewezen dat KPN haar non-discriminatieverplichting en haar transparantieverplichting uit het Marktanalysebesluit heeft overtreden. Omdat ACM niet aannemelijk heeft gemaakt dat KPN haar afdeling Retail eerder heeft geïnformeerd over precieze voorwaarden van de WRL-actie, komt het bestreden besluit, voor zover het de hoogte van de aan KPN opgelegde boete betreft, voor vernietiging in aanmerking.
De rechtbank zal de bestuurlijke boete matigen en vaststellen op een bedrag van € 29.683.857,80.
4. De rechtbank ziet voorts aanleiding te bepalen dat het bestreden besluit eerst mag worden gepubliceerd na het verstrijken van zes weken na bekendmaking van de onderhavige uitspraak aan partijen, tenzij KPN tijdig hoger beroep instelt en tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indient. Ten aanzien van de publicatie van de onderhavige uitspraak geldt hetzelfde. De publicatie van het bestreden besluit en de onderhavige uitspraak hangt dan af van het oordeel van de voorzieningenrechter van het CBb.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat ACM aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt ACM in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1888,
-(1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 2).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de aan KPN opgelegde boete betreft,
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde dele van het bestreden besluit, hetgeen in dit geval inhoudt dat KPN een boete is verschuldigd van
€ 29.683.857,80,
- bepaalt dat publicatie van het bestreden besluit mag plaatsvinden met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4 is overwogen,
- bepaalt dat ACM aan KPN het betaalde griffierecht van € 310.-- vergoedt,
- veroordeelt ACM in de proceskosten tot een bedrag van € 1.888,--, te betalen aan KPN.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzitter, en mr. C.A. Schreuder en mr.Y.E. de Muynck, leden, in aanwezigheid van mr. A.Th.A.M. Schouw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.