Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
mr. K.J. Bezuijen, kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling Privaatrecht (hierna: de kantonrechter).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.H. van Zundert, tegen de kantonrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een vonnis van 6 september 2013, waarin de kantonrechter de zaak had verwezen naar de rolzitting voor uitlaten van de griffier, in afwachting van antwoorden van de Hoge Raad op vragen die in een vergelijkbare procedure waren gesteld. Verzoeker betoogde dat de kantonrechter door deze beslissing blijk gaf van vooringenomenheid, omdat de vragen in kwestie geen betrekking hadden op het rechtsgeschil tussen verzoeker en de tegenpartij, [naam B.V.] B.V.
De rechtbank overwoog dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de kantonrechter om het antwoord van de Hoge Raad af te wachten, niet als een omstandigheid kon worden aangemerkt die de conclusie rechtvaardigde dat de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbrak. De rechtbank merkte op dat het wrakingsmiddel niet bedoeld is om de juistheid van een beslissing inhoudelijk aan de orde te stellen, maar dat hierover in hoger beroep geklaagd dient te worden.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de rechtbank benadrukte dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de kantonrechter. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.