ECLI:NL:RBROT:2013:8337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
28 oktober 2013
Zaaknummer
435467 / HA RK 13-928
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.H. van Zundert, tegen de kantonrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een vonnis van 6 september 2013, waarin de kantonrechter de zaak had verwezen naar de rolzitting voor uitlaten van de griffier, in afwachting van antwoorden van de Hoge Raad op vragen die in een vergelijkbare procedure waren gesteld. Verzoeker betoogde dat de kantonrechter door deze beslissing blijk gaf van vooringenomenheid, omdat de vragen in kwestie geen betrekking hadden op het rechtsgeschil tussen verzoeker en de tegenpartij, [naam B.V.] B.V.

De rechtbank overwoog dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de kantonrechter om het antwoord van de Hoge Raad af te wachten, niet als een omstandigheid kon worden aangemerkt die de conclusie rechtvaardigde dat de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbrak. De rechtbank merkte op dat het wrakingsmiddel niet bedoeld is om de juistheid van een beslissing inhoudelijk aan de orde te stellen, maar dat hierover in hoger beroep geklaagd dient te worden.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de rechtbank benadrukte dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de kantonrechter. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 22 oktober 2013
Zaaknummer: 10/435467
Rekestnummer: HA RK 13-928
Zaaknummer bodemprocedure: 1395401 CV EXPL 12-55377
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat: mr. W.H. van Zundert.
strekkende tot wraking van
mr. K.J. Bezuijen, kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling Privaatrecht (hierna: de kantonrechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Bij exploot van dagvaarding van 31 oktober 2012 is verzoeker gedagvaard te verschijnen ter openbare terechtzitting van 22 november 2012 van deze rechtbank, sector Kanton in de procedure tegen [naam B.V.] B.V. Na conclusiewisseling heeft de kantonrechter op 6 september 2013 vonnis gewezen, waarbij de zaak is verwezen naar de rolzitting van woensdag 11 december 2013 en waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.
Bij brief, ingekomen ter griffie op 13 september 2013, heeft mr. W.H. van Zundert namens verzoeker de kantonrechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het dossier met zaaknummer 1395401 CV EXPL 12-55377
- de schriftelijke toelichting van het wrakingsverzoek
1.4
Verzoeker, alsmede de kantonrechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De kantonrechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren en heeft daarvan gebruik gemaakt. De kantonrechter heeft bij e-mailbericht van 6 oktober 2013 aan de rechtbank te kennen gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.5
Ter zitting van 6 oktober 2013, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, is verzoeker verschenen, bijgestaan door mr. W.H. van Zundert. Voorts is ter zitting verschenen [naam vertegenwoordiger], namens [naam B.V.] B.V. Verzoeker en zijn gemachtigde hebben hun standpunt nader toegelicht, waarbij zijn gemachtigde pleitnotities heeft overgelegd.
1.6
De datum van de uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker -kort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de kantonrechter haar uitspraak heeft aangehouden in afwachting van het antwoord van de Hoge Raad op vragen die in een andere zaak aan de Hoge Raad zijn gesteld, doch dat deze, onder rechtsoverweging 3.8 van het vonnis van 6 september 2013 opgenomen vragen geen betrekking hebben op het rechtsgeschil tussen verzoeker en [naam B.V.] B.V. Deze vragen gaan er ten onrechte van uit dat verzoeker een overeenkomst zou hebben gesloten met de wederpartij, hoewel verzoeker dit in alle toonaarden heeft betwist, en deze vragen geven blijk van vooringenomenheid.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust. Zij heeft te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die een grond tot wraking kan opleveren. In het tussenvonnis van 6 september 2013 is in rechtsoverweging 3.5 uitdrukkelijk beslist op het verweer van verzoeker dat hij de in het geding zijnde overeenkomst niet heeft gesloten. Aan de beslissing om het antwoord van de Hoge Raad af te wachten op kwalificatievragen die in een soortgelijke zaak, aanhangig bij de kantonrechter in Den Haag zijn gesteld, ligt derhalve de beslissing ten grondslag dat verzoeker partij is bij de voornoemde overeenkomst. De reden om het antwoord van de Hoge Raad af te wachten is gelegen in het feit dat dit van doorslaggevende betekenis kan zijn voor de beantwoording van de in de procedure tegen verzoeker voorliggende rechtsvragen.

3.De beoordeling

Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechters. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechters dient voorop te staan dat rechters uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Vaststaat dat bij vonnis van 6 september 2013 de kantonrechter de procedure tussen verzoeker en [naam B.V.] B.V. heeft verwezen naar de rolzitting van woensdag 11 december 2013 om 15:30 uur voor uitlaten griffier, gelet op de bij de Rechtbank Den Haag vergelijkbare aanhangige procedure (met rolnummer 12-13595), waarin bij vonnis van 13 juni 2013 de Hoge Raad is verzocht om op de voet van het bepaalde in artikel 392 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de in rechtsoverweging 3.8 opgenomen vragen te beantwoorden en de te geven antwoorden naar het oordeel van de kantonrechter van doorslaggevende betekenis (kunnen) zijn voor de beantwoording van de in de procedure tussen verzoeker en [naam B.V.] B.V. voorliggende rechtsvragen.
Een dergelijke onwelgevallige beslissing is naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheid die de conclusie rechtvaardigt dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt, of dat door aldus te beslissen de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid jegens verzoeker is gewekt.
Hetzelfde geldt voor het in het vonnis van 6 september 2013 onder 3.5 door de kantonrechter gegeven en kennelijk eveneens onwelgevallige oordeel dat in rechte is komen vast te staan dat verzoeker de in het geding zijnde overeenkomst heeft gesloten.
Nu zich ook overigens geen omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de kantonrechter, dan wel voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bij verzoeker, dient het verzoek te worden afgewezen.
3.3
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het middel van wraking niet kan worden benut om de juistheid van een beslissing inhoudelijk aan de orde te stellen. Daarover dient in hoger beroep te worden geklaagd.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mr. K.J. Bezuijen.
Deze beslissing is gegeven op 22 oktober 2013 door mr. P.H. Veling, voorzitter,
mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. A.N. van Zelm van Eldik, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. C.J.C. Korteland, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-