Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
mr. C.H. Kemp-Randewijk, kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling Privaatrecht (hierna: de kantonrechter).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.H. Kemp-Randewijk, tegen de kantonrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een comparitie van partijen die op 25 september 2013 had plaatsgevonden. Verzoeker stelde dat de kantonrechter partijdig was, omdat zij op hoge toon tegen hem had gesproken en hem had meegedeeld dat hij bij een veroordelend vonnis in de proceskosten zou worden veroordeeld. Verzoeker was van mening dat de kantonrechter niet meer onpartijdig kon oordelen over zijn zaak, die betrekking had op een geschil met [naam vennootschap] N.V. over een jaarafrekening.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de kantonrechter, uit hoofde van haar aanstelling, vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die verzoeker aanvoerde, niet voldoende waren om te concluderen dat de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbrak of dat de schijn van partijdigheid was gewekt. De rechtbank merkte op dat het middel van wraking niet kan worden gebruikt om de inhoudelijke juistheid van een beslissing aan de orde te stellen, en dat hierover in hoger beroep geklaagd dient te worden.
De beslissing van de rechtbank werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. P.H. Veling en de rechters mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. A.N. van Zelm van Eldik. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier mr. C.J.C. Korteland.