ECLI:NL:RBROT:2013:8370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
C-11-100619 - HA ZA 12-2254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen inzake bewijsopdracht aanvullende studiebeurs en lening

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser, wonende te Hellevoetsluis, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens wonende te Hellevoetsluis. De zaak betreft een bewijsopdracht die aan eiser was opgelegd in een tussenvonnis van 20 februari 2013. Eiser diende te bewijzen dat gedaagde, buiten zijn medeweten, een aanvullende studiebeurs en lening op zijn naam had aangevraagd, en dat zij zijn bankpas in bezit had. Eiser heeft vijf getuigen gehoord, waaronder zichzelf, maar zijn getuigenverklaring had beperkte bewijskracht. De verklaringen van de andere getuigen, waaronder familieleden, onthulden een patroon van oplichting door gedaagde, maar konden niet het benodigde bewijs leveren voor de vorderingen van eiser. De rechtbank oordeelde dat de getuigen niet uit eigen wetenschap konden verklaren over de lening van eiser en de afspraken tussen eiser en gedaagde. De verklaring van gedaagde in contra-enquête bevestigde eerder verweer en leidde tot de conclusie dat eiser niet in zijn bewijsopdracht was geslaagd. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die op € 2.099,50 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 16 oktober 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/11/100619 / HA ZA 12-2254
Vonnis van 16 oktober 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te Hellevoetluis,
eiser,
advocaat mr. A. Maaskant,
tegen
[gedaagde],
wonende te Hellevoetsluis,
gedaagde,
advocaat mr. L.M. Baltazar de Seixas.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 februari 2013 en de daarin genoemde stukken,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 juni 2013,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 augustus 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 20 februari 2013 is [eiser] toegelaten te bewijzen:
- dat [gedaagde] buiten medeweten van [eiser] een aanvullende studiebeurs en lening op zijn naam heeft aangevraagd;
- dat [gedaagde] de bankpas van [eiser] vanaf 1 januari 2006 tot en met eind 2009 onafgebroken in haar bezit heeft gehad;
- dat [eiser] met [gedaagde] heeft afgesproken dat [gedaagde] zou zorgdragen voor het betalen van de premie ziektekosten en het schoolgeld van [eiser].
2.2.
Ter voldoening aan deze bewijsopdrachten zijn aan de zijde van [eiser] vijf getuigen gehoord, te weten [eiser], [gedaagde], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5].
2.3.
[eiser] is partijgetuige en aan de door hem afgelegde getuigenverklaring komt daarom slechts beperkte bewijskracht toe. Zijn verklaring omtrent de door hem te bewijzen feiten kan geen bewijs in zijn voordeel opleveren, tenzij zijn verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs ( artikel 164 lid 2 Rv). Van aanvulling van onvolledig bewijs is sprake als er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zo sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken (HR 31 maart 1995, NJ 1997, 592).
2.4.
De verklaring van [gedaagde] heeft geen bewijs opgeleverd in het voordeel van [eiser].
2.5.
[getuige 3] (broer van [eiser] en zoon van [gedaagde]) heeft verklaard dat [gedaagde] hem in het verleden heeft opgelicht door buiten zijn medeweten een lening op zijn naam af te sluiten en door zich vervolgens het ontvangen leenbedrag toe te eigenen. [getuige 3] heeft aangifte van oplichting gedaan hetgeen heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling van [gedaagde]. [getuige 5] (zus van [eiser] en dochter van [gedaagde]) heeft verklaard dat [gedaagde], net als bij [eiser], buiten haar medeweten een aanvullende lening op haar studiefinanciering heeft aangevraagd met behulp van een DigiD code die was gelinkt aan het mobiele telefoonnummer van [gedaagde] en dat [gedaagde] zich het geleende geldbedrag heeft toegeëigend. [getuige 4] (zus van [gedaagde]) heeft kort gezegd verklaard dat [gedaagde] al haar hele leven lang familieleden oplicht.
2.6.
Hoewel de verklaringen van [getuige 3], [getuige 5] en [getuige 4] op overtuigende wijze een zeker patroon blootleggen van de handelwijze van [gedaagde], leveren zij niet het benodigde bewijs op. De getuigen hebben medegedeeld dat zij niet uit eigen wetenschap kunnen verklaren over de lening van [eiser] en/of een mogelijke afspraak tussen [eiser] en [gedaagde] over het betalen van de premie ziektekosten en schoolgeld. Van aanvulling van de door [eiser] afgelegde getuigenverklaring in de zin van artikel 164
lid 2 Rv is geen sprake.
2.7.
Bovendien heeft de door [gedaagde] in contra-enquête gehoorde getuige [getuige 6] verklaard dat hij heeft gezien en gehoord dat [eiser] samen met [gedaagde] een aanvullende lening (of beurs) op zijn studiefinanciering heeft aangevraagd, hetgeen het door [gedaagde] gevoerde verweer in deze procedure bevestigt.
2.8.
Gezien het voorgaande is [eiser] er niet in geslaagd voornoemd bewijs te leveren. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
2.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 73,00
- salaris advocaat
€ 2.026,50(3,5 punten × tarief III ad € 579,00 per punt)
Totaal €  2.099,50

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 2.099,50,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2013. [1]

Voetnoten

1.2457