In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een stichting en haar directeur, verweerder. De directeur was sinds 1988 in dienst en had een salaris van € 6.461,00 bruto per maand. De stichting baseerde haar verzoek op gewichtige redenen, waaronder disfunctioneren van de directeur en de financiële situatie van de stichting, die voor 89,5% afhankelijk was van gemeentelijke subsidies. De directeur had in de periode voorafgaand aan het verzoek zorgverlof gehad en was na zijn terugkeer in november 2012 betrokken bij een coachingstraject. Echter, in februari 2013 legde hij zijn functie neer, wat leidde tot het verzoek van de stichting om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een verandering in de omstandigheden die een gewichtige reden voor ontbinding vormde. De rechter wees het verzoek tot ontbinding toe, maar er was onenigheid over de hoogte van de vergoeding. De stichting stelde dat de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen (WNT) van toepassing was, wat de maximale ontslagvergoeding op € 75.000,- bruto stelde. De directeur betwistte de toepassing van de WNT en eiste een hogere vergoeding van € 233.333,00.
De kantonrechter oordeelde dat de WNT van toepassing was en dat de maximale vergoeding niet tot een onbillijk resultaat leidde. De rechter kende de directeur een vergoeding van € 75.000,- toe, zonder rekening te houden met het doorbetaalde salaris na februari 2013, omdat er geen bewijs was van misbruik van de wet. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 november 2013, en de proceskosten werden gecompenseerd.