Op 24 oktober 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak waarbij verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C.H. Kemp-Randewijk, een verzoek tot wraking indiende. Dit verzoek was gebaseerd op een eerdere procedure waarin verzoekster zich niet als belanghebbende gehoord voelde. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was voor zover het gebaseerd was op eerdere verzoekschriften, en wees het verzoek voor het overige af. De rechter had in een telefoongesprek met een kandidaat-notaris een standpunt verwoord dat niet haar eigen mening was, maar het standpunt van de notaris. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat de onvrede van verzoekster over de gang van zaken in de hoofdprocedure opgelost moet worden binnen die procedure zelf, en niet via een wrakingsverzoek. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, met mr. P.W. van Baal als voorzitter.