ECLI:NL:RBROT:2013:8747

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
C-10-382748 HA ZA 11-1653
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van goederen na beëindiging van samenwoning

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser, wonende te Vlaardingen, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens wonende te Vlaardingen, met betrekking tot de afgifte van goederen na hun samenwoning. De zaak betreft de vraag of eiser recht heeft op de goederen die hij claimt te bezitten, waaronder een aantal specifieke items zoals een bank, een kleed en een lamp. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de goederen in de woning van gedaagde van eiser zijn, met uitzondering van één kapot lampje. Eiser, die met een toevoeging procedeert, is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 14 november 2012 eiser opgedragen te bewijzen dat de goederen op de lijst bij gedaagde staan of daar opgeslagen zijn geweest in de relevante periode. Eiser heeft getuigen gehoord, maar de getuigenverklaringen ondersteunen niet de eigendom van de meeste goederen door eiser. De rechtbank concludeert dat de meeste goederen ofwel eigendom zijn van gedaagde of aan haar zijn geschonken door eiser.

Uiteindelijk heeft de rechtbank slechts een zeer gering deel van de vorderingen van eiser toegewezen, namelijk de afgifte van het blauwe kelklampje. Gedaagde is veroordeeld om dit lampje aan eiser af te geven, met een dwangsom van € 300,-- indien zij dit niet binnen drie weken na betekening van het vonnis doet. De proceskosten zijn volledig voor rekening van eiser, die als de overwegend in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer: C/10/382748/ HA ZA 11-1653
vonnis van 13 november 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te Vlaardingen,
eiser,
advocaat mr. W.M. Vermeijden,
tegen
[gedaagde],
wonende Vlaardingen,
gedaagde,
advocaat mr. S.V. Hendriksen.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en [gedaagde].

1.Het procesverloop

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
tussenvonnis van 14 november 2012 en de daarin genoemde processtukken,
proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 maart 2013 en 17 september 2013.

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1
In het tussenvonnis is aan [eiser] te bewijzen opgedragen dat
de goederen op de goederenlijst bij [gedaagde] staan dan wel in de periode van half juni 2010 tot 6 juli 2011 daar stonden opgeslagen en
hij daarvan (volledig) eigenaar is dan wel is gebleven;
middellijk houder is van de koffer.
[eiser] heeft ter uitvoering van deze bewijsopdracht [getuige 1] als getuige doen horen. [gedaagde] heeft in contra-enquête de volgende getuigen voorgebracht: [getuige 2],[getuige 3], [getuige 4], en [getuige 5].
2.2
Het gaat om goederen die zijn vermeld op de lijst die is overgelegd als productie 1 bij de dagvaarding en om een koffer.
Op 23 juni 2011 heeft de deurwaarder conservatoir beslag gelegd op een aantal in het proces-verbaal genoemde goederen in de woning van [gedaagde]. De lijst bij het proces-verbaal van 23 juni 2011 is uitgangspunt bij de verdere beoordeling, omdat er geen bewijs is bijgebracht dat zich in de woning van [gedaagde] meer goederen bevinden of hebben bevonden die mogelijk aan [eiser] toebehoren.
In het tussenvonnis zijn de goederen die [eiser] in dit verband heeft gesteld als volgt omschreven:
- boeddha-beeld
- lamp met blauwe bloem ornamenten;
- spiegel met streepjes;
- tafel waarvan de poten zijn afgezaagd;
- bankstel;
- ( vloer) kleed;
- lamp met sprietornamenten;
- de wasmachine;
- het wijnrek;
- de lamp op de tafel
- de stoelen
Voorop gesteld moet worden dat zaken die zijn gestald bij de neef van [gedaagde] (of bij ieder ander dan [gedaagde]) niet bij [gedaagde] gerevindiceerd kunnen worden.
2.3
Getuige [getuige 1] kan niet met zekerheid verklaren dat de koffer op de foto’s van de deurwaarder haar koffer is. Zij herkent van de foto’s die de deurwaarder heeft gemaakt de volgende goederen als de eigendommen van [eiser]: wijnrek, zwarte bank, bruinleren fauteuils (pag. prod. 2 dagvaarding), eettafel, ronde spiegel met vierkante lijst, blauw lampje met bloemkelkjes, Boedha beeld, staande lamp, zesarmige schemerlamp.
Getuige [getuige 2] heeft, zakelijk weergegeven en voor zover relevant, het volgende verklaard. Ik was aanwezig bij de verhuizing van [eiser]’spullen. Ik heb gehoord dat [eiser] heeft gezegd dat [gedaagde] de zwarte bank, tafel en stoelen van hem mocht hebben. Ik heb een fiets van [eiser]; die kan hij zo krijgen.
Getuige[getuige 3] heeft, zakelijk weergegeven en voor zover relevant, het volgende verklaard. Alle spullen in het huis van [gedaagde] (mijn zuster) staan daar al zo lang ik weet; de bank heeft zij van [eiser] gekregen.
Getuige [getuige 4] heeft, zakelijk weergegeven en voor zover relevant, het volgende verklaard. De bank en het kleed in de woning van [gedaagde] (mijn moeder) mocht mijn moeder van [eiser] houden. Ik heb hem dat horen zeggen. De tafel en de stoelen kwamen van het oude adres van [eiser]. Dat mocht mijn moeder hebben. De spiegel hebben ze samen gekocht. Het kelklampje naast de spiegel heeft [eiser] meegenomen samen met een grote kelklamp. Die zijn tijdens een ruzie beschadigd en kapot gegaan.
Getuige [getuige 5] heeft, zakelijk weergegeven en voor zover relevant, het volgende verklaard. De zwarte koffer heb ik mijn kleinzoon cadeau gedaan. Alle spullen in de woning zijn van [gedaagde] (mijn dochter). De bank heeft ze van [eiser] gekregen. De spiegel was van [eiser] en die mocht blijven hangen, had ik begrepen.
2.4
Uit de getuigenverklaringen in samenhang met de foto’s die de deurwaarder heeft gemaakt volgt, dat [gedaagde] in haar woning een bank, kleed, tafels, stoelen, een spiegel, één kelklampje heeft staan, die afkomstig zijn van [eiser]. Slechts van het blauwe kelklampje staat vast dat het nog steeds aan [eiser] toebehoort. De overige zaken zijn volgens de getuigen ofwel van aanvang eigendom van [gedaagde] ofwel door [eiser] aan haar geschonken. De opsomming die [getuige 1] geeft wordt niet door de andere getuigen ondersteund of de getuigen verklaren dat [eiser] zaken heeft geschonken.
Bij gelegenheid van het tweede getuigenverhoor heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat [eiser] het lampje terug kan krijgen. Niet zeker is dat zij het lampje al heeft teruggegeven, zodat slechts in zoverre de vordering zal worden toegewezen met na te melden dwangsom. Zij moet het lampje afgeven aan [eiser], zoals het door de deurwaarder is aangetroffen. Als afgifte aan [eiser] problemen oplevert, mag zij het ook afgeven bij de advocaat van [eiser].
2.5
Van de vorderingen van [eiser] wordt slechts een zeer gering deel toegewezen. Het feit dat partijen een relatie hebben gehad is in deze zaak geen reden om de kosten te compenseren. [eiser], die zelf met een toevoeging procedeert, dient zich er rekenschap van te geven dat zijn -bewijsrechtelijk zwakke en hoog ingezette- vordering [gedaagde] op hoge kosten heeft gejaagd, terwijl het hem slechts een kapotte lamp heeft opgeleverd. Hij zal dan ook als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 800,00
- advocaat € 1.788,00 (2,5 punten tarief IV à € 894,--)*
- getuigentaxe
€ 10,00 +
€ 2.598,00
* antwoord (1), comparitie (1), enquête (1,5)

3.De beslissing

De rechtbank:
veroordeelt [gedaagde] het blauwe kelklampje aan [eiser] af te geven;
indien zij het lampje niet binnen drie weken na betekening van dit vonnis zal hebben afgegeven zal [gedaagde] een eenmalige dwangsom van € 300,-- verbeuren;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 3.939,00;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 november 2013.
2396