In een kort geding vorderden ouders dat de Vereniging Christelijk Voortgezet Onderwijs Rotterdam (CVO) hen toegang zou verlenen tot De Opperd, een overbruggingsschool met islamitische oriëntatie, voor hun drie kinderen. De aanleiding voor de vordering was het faillissement van de Ibn Ghaldounschool op 8 oktober 2013, waar examenfraude had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de jongste twee kinderen, die geen verdachten waren in de examenfraudezaak, in redelijkheid niet geweigerd konden worden door CVO. De vordering voor deze kinderen werd toegewezen, met een dwangsom van €100 per kind per dag bij niet-naleving. Voor het oudste kind, dat wel verdachte was in de examenfraude, oordeelde de rechter dat toelating tot De Opperd tot spanningen binnen de school zou leiden. CVO had in dit geval in redelijkheid kunnen besluiten om dit kind niet toe te laten. De vordering voor het oudste kind werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.