ECLI:NL:RBROT:2013:8863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
Onderzoek Schere 2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. de Vries
  • M.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen in de regiezitting van de examenfraudezaak met minderjarige verdachten

Op 7 november 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak Onderzoek Schere 2, waarin minderjarige verdachten betrokken zijn bij een examenfraudezaak. De rechtbank heeft in deze regiezitting verschillende beslissingen genomen met betrekking tot de procedure en de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de leeftijd van 15 tot 16 jaar zijn, wat van invloed is op de behandeling van de zaak. De aard van de verdenking en de rol van de verdachten binnen het feitencomplex zijn ook in overweging genomen.

De rechtbank heeft bepaald dat de officier van justitie ervoor zal zorgen dat er een bijgewerkt rapport van de Raad voor de Kinderbescherming beschikbaar is voor de inhoudelijke behandeling van de zaken. Tevens is besloten dat alle medeverdachten in de zaak gehoord zullen worden, op verzoek van de raadslieden of ambtshalve door de rechtbank.

Met betrekking tot ontbrekende verklaringen is de rechtbank van mening dat de raadslieden uiterlijk op 18 november 2013 moeten aangeven welke verklaringen zij aan het dossier willen toevoegen. De officier van justitie zal vervolgens vóór 25 november 2013 beslissen over deze verzoeken. Indien de officier van justitie niet tot voeging overgaat, zal de rechter-commissaris bepalen of de voeging van de verklaring van belang is voor de beslissingen van de rechtbank.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie tot behandeling van de zaken in openbaarheid afgewezen. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt tussen het belang van openbaarheid en de persoonlijke levenssfeer van de minderjarige verdachten. Gezien de gevoeligheid van de zaak en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachten, heeft de rechtbank besloten dat het belang van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. De rechtbank heeft de rechter-commissaris geadviseerd om de raadslieden van de minderjarige verdachten uit te nodigen voor getuigenverhoren indien deze plaatsvinden in de zaken tegen meerderjarige verdachten. Tot slot is de officier van justitie verzocht om het rapport van de Onderwijsinspectie betreffende het bestuurlijk handelen van ISG Ibn Ghaldoun aan de zaak toe te voegen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Datum uitspraak: 7 november 2013
Beslissingen in onderzoek Schere
De rechtbank heeft ervan
kennisgenomendat de officier van justitie ervoor zal zorgdragen dat in beide zaken een tot aan de inhoudelijke behandeling bijgewerkt rapport van de Raad voor de Kinderbescherming voorhanden is.
Medeverdachten – alle zaken
In iedere zaak zullen alle (10) medeverdachten worden gehoord. Een en ander op verzoek van de raadslieden, dan wel als ambtshalve beslissing van de rechtbank.
Ontbrekende‘Barendrecht’ verklaringen – alle zaken
Met betrekking tot de nog niet aan het dossier toegevoegde verklaringen wordt van de raadslieden verwacht dat, indien zij voeging van een of meer verklaringen aan het dossier van hun cliënt(e) wensen, zij uiterlijk 18 november 2013 te 9.00 uur gemotiveerd aangeven welke verklaringen zij aan het dossier toegevoegd willen zien. De officier van justitie zal vervolgens vóór 25 november 2013 te 9.00 uur op deze verzoeken beslissen. Indien en voor zover de officier van justitie niet tot voeging beslist, zal de rechter-commissaris bepalen of voeging van de verklaring redelijkerwijs van belang kan zijn voor de ter terechtzitting door de rechtbank te nemen beslissingen. Indien naar aanleiding van (de voeging van) deze stukken getuigenverzoeken worden gedaan, zal de rechter-commissaris ook op deze verzoeken beslissen.
Verzoek van de officier van justitie tot behandeling van de zaken in openbaarheid
Uitgangspunt bij de behandeling van zaken tegen minderjarigen is een gesloten behandeling ter terechtzitting. Om te bepalen of van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, dient in dit geval een belangenafweging plaats te vinden tussen het belang van een openbare behandeling enerzijds en het belang van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte anderzijds. Beide belangen zijn in de zaak van beide minderjarige verdachten evident groot.
Het belang van openbaarheid wordt in deze twee concrete zaken enigszins verminderd doordat negen zaken met een soortgelijk feitencomplex in openbaarheid zijn en zullen worden behandeld.
Het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachten is daarentegen onverminderd aanwezig en wordt mede ingekleurd door:
- de leeftijd van 15-16 jaar van de verdachten, en derhalve niet bijna 18 jaar;
- de aard van de verdenking;
- de uit het dossier naar voren komende rol van de verdachten binnen het feitencomplex.
Gelet hierop weegt het belang van de persoonlijke levenssfeer van de verdachten zwaarder dan het belang van de openbaarheid en wordt het verzoek van de officier van justitie tot behandeling van de feiten in het openbaar door de voorzitter van de rechtbank
afgewezen.
De rechtbank geeft de rechter-commissaris in overweging om indien in de zaken tegen de meerderjarige verdachten getuigen in alle zaken worden gehoord, de raadslieden van de twee minderjarige verdachten ook uit te nodigen voor die verhoren en hen de gelegenheid te geven zich bij die verhoren aan te sluiten.
Rapport Onderwijsinspectie
De officier van justitie wordt verzocht het rapport van de Onderwijsinspectie betreffende het onderzoek naar het bestuurlijk handelen van ISG Ibn Ghaldoun in beide zaken te voegen.