In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een deelgeschil tussen een verzoeker, wonende te Rotterdam, en ASR Schadeverzekering N.V., gevestigd te Utrecht. De verzoeker heeft een verkeersongeval meegemaakt op 23 juli 2010, waarbij hij door een door ASR verzekerde auto van achteren werd aangereden. ASR heeft aansprakelijkheid erkend, maar er is een geschil ontstaan over de vergoeding van buitengerechtelijke kosten die de verzoeker heeft gemaakt in verband met zijn schadevergoeding. De verzoeker heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van zijn redelijke buitengerechtelijke kosten, inclusief kosten van medische advisering, die zijn ontstaan na 18 september 2012. De rechtbank heeft de procedure in het kader van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) behandeld, dat de mogelijkheid biedt voor een deelgeschilprocedure in letselschadezaken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een impasse bestaat tussen partijen over de tussentijdse bevoorschotting van buitengerechtelijke kosten. De verzoeker heeft een bedrag van € 160.997,88 ontvangen van ASR, waarvan € 80.997,88 bestemd is voor buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft de redelijkheid van de gevraagde kosten beoordeeld aan de hand van de dubbele redelijkheidstoets, zoals beschreven in artikel 6:96 lid 2 BW. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op een tussentijdse aanvullende bevoorschotting van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 10.162,85.
Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure begroot op € 6.687,-, inclusief griffierecht, en ASR veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoeker. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. K.A. Baggerman en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2013.