ECLI:NL:RBROT:2013:9665

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
439062
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatverbod voor zoon van bewoners van seniorencomplex wegens overlast

In een kort geding heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 december 2013 uitspraak gedaan in de zaak tussen de stichting Woonbron en de zoon van twee bewoners van een seniorencomplex in Dordrecht. Woonbron, de verhuurder van het wooncentrum, vorderde een straatverbod tegen de zoon, omdat zijn bezoeken aan zijn ouders gepaard gingen met onrust en overlast voor zowel de bewoners als het personeel van het complex. Woonbron onderbouwde haar vordering met een politierapport waaruit bleek dat de zoon zich tijdens zijn bezoeken onrechtmatig gedroeg, wat leidde tot klachten van andere bewoners en personeel. De rechtbank oordeelde dat Woonbron aannemelijk had gemaakt dat er een spoedeisend belang was bij het opleggen van een straatverbod, gezien de frequentie van de bezoeken en de onrust die deze veroorzaakten.

De voorzieningenrechter overwoog dat een straatverbod een inbreuk vormt op het recht op vrije verplaatsing, maar dat deze inbreuk gerechtvaardigd kon worden door de ernstige feiten en omstandigheden die waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de bezoeken van de zoon aan zijn ouders in het wooncentrum ernstige onrust veroorzaakten, wat onrechtmatig was jegens Woonbron. Het straatverbod werd opgelegd voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid voor Woonbron om in overleg te treden met betrokken hulpverlenende instanties over de toekomstige bezoeken van de zoon aan zijn ouders.

Daarnaast werd de zoon veroordeeld tot het betalen van een dwangsom voor elke overtreding van het straatverbod, met een maximum van €10.000,-. De proceskosten werden aan de zijde van Woonbron begroot op €1.499,79. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/439062 / KG ZA 13-1304
Vonnis in kort geding van 5 december 2013
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONBRON,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Kox,
tegen
[gedaagde],
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. B.J. Manspeaker.
Partijen zullen hierna Woonbron respectievelijk [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 november 2013,
  • de mondelinge behandeling van 28 november 2013,
  • de overgelegde producties.

2.De feiten

2.1.
Woonbron is eigenaar van wooncentrum “[Wooncentrum X]”, gelegen aan de [adres] in Dordrecht. In dit complex wonen met name ouderen, onder wie de ouders van [gedaagde], de heer [vader gedaagde], geboren op [geboortedatum], en mevrouw
[moeder gedaagde], geboren op [geboortedatum].
2.2.
Bij Woonbron zijn klachten binnengekomen van bewoners van [Wooncentrum X] alsmede van verzorgend personeel over het gedrag van [gedaagde] tijdens bezoeken aan zijn ouders. De vader van [gedaagde] heeft in maart 2013 aangifte tegen [gedaagde] gedaan bij de politie wegens bedreiging. De strafzaak hierover loopt thans nog.
2.3.
Woonbron heeft op 3 mei 2013 een toegangsverbod aan [gedaagde] opgelegd, geldend tot en met 2 mei 2014. [gedaagde] bezoekt zijn ouders desondanks regelmatig.

3.Het geschil

3.1.
Woonbron vordert  samengevat - dat aan [gedaagde] een straatverbod wordt opgelegd.
3.2.
Woonbron stelt dat [gedaagde] onrechtmatig handelt jegens haar door opgelegde toegangsverboden te negeren en overlast te veroorzaken in [Wooncentrum X]. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Woonbron onder andere een politierapportage van 19 november 2013 overgelegd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Woonbron heeft aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vordering, gelet op de frequente bezoeken van [gedaagde] aan [Wooncentrum X] en de onrust die deze veroorzaken.
4.2.
Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.3.
Uit het verhandelde ter zitting en uit hetgeen in het politierapport van
19 november 2013 staat vermeld, is voldoende duidelijk geworden dat de bezoeken van [gedaagde] aan zijn ouders in [Wooncentrum X] ernstige onrust veroorzaken bij zijn ouders, het in het complex werkzame personeel en omwonenden. Zo heeft de politie blijkens het politierapport op 20 oktober 2013 nog geconstateerd dat een bezoek van [gedaagde] in de woning van zijn ouders gepaard ging met veel lawaai en heeft een medewerker van de thuiszorg op 22 oktober 2013 tegen de politie verklaard dat [gedaagde] zijn moeder uitschold en dreigend overkwam.
4.4.
Woonbron is als verhuurder van [Wooncentrum X] gehouden haar huurders rustig huurgenot te verschaffen. Door het veroorzaken van hevige onrust bij de bewoners en het personeel handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens Woonbron. Gelet op de recente voorvallen, zoals hiervoor genoemd, bestaat de reële dreiging dat [gedaagde] ook in de toekomst bij zijn bezoeken onrust zal veroorzaken en aldus onrechtmatig zal blijven handelen. Dit rechtvaardigt het opleggen van een straatverbod aan [gedaagde]. Het gevraagde straatverbod is niet dusdanig ingrijpend dat [gedaagde] op onacceptabele wijze in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt, aangezien de gevraagde voorziening slechts is gericht op het direct in de omgeving van [Wooncentrum X] gelegen gebied. Ook is geen sprake van een ongeoorloofde inperking van [gedaagde]’ recht op familieleven, aangezien het [gedaagde] vrij staat zijn moeder buiten [Wooncentrum X] te ontmoeten, zoals ook thans plaatsvindt in de woning van [gedaagde] zelf.
4.5.
Het gebied waarvoor het straatverbod zal gelden, zal conform het gevorderde worden bepaald zoals in het dictum te vermelden en aangegeven op de aan dit vonnis gehechte plattegrond. Dit houdt in dat het [gedaagde] verboden zal zijn zich te bevinden in het gearceerde gebied en dat hij zich wel mag begeven op de [straat 1], De [straat 2], de [straat 3] (gedeeltelijk), de [straat 4] en de [straat 5] in Dordrecht.
4.6.
Woonbron heeft zich voorts bereid verklaard in het overleg in het Veiligheidshuis te Dordrecht in te brengen of er mogelijkheden zijn voor een gesprek tussen [gedaagde], zijn ouders en de in het kader van de hulpverlening aan [gedaagde] reeds betrokken instanties. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat Woonbron op korte termijn hiertoe de nodige maatregelen zal treffen en dat partijen zich in dit kader constructief zullen opstellen. Hierbij wordt in overweging gegeven te bezien hoe eventuele toekomstige bezoeken van [gedaagde] aan zijn ouders vormgegeven kunnen worden, mogelijk aan de hand van proefbezoeken onder begeleiding van een professionele partij. Gelet hierop zal het straatverbod worden uitgesproken voor de periode van een half jaar
4.7.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woonbron worden begroot op:
- dagvaarding €  94,79
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.499,79

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] gedurende 6 maanden na betekening van dit vonnis zich te bevinden in het gebied dat gelegen is binnen de:
  • [straat 1],
  • [straat 2],
  • [straat 3],
  • [straat 4],
  • [straat 5],
zoals aangegeven op de aan dit vonnis gehechte plattegrond
,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere keer dat hij het onder 5.1 genoemde verbod overtreedt, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
5.3.
machtigt Woonbron om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder 5.1 van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Woonbron tot op heden begroot op € 1.499,79,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op
5 december 2013. [1]

Voetnoten

1.2472 / 2477