ECLI:NL:RBROT:2013:BY9118

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/750176-11 en 10/731000-12 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Sikkel
  • mr. Mentink
  • mr. Koekebakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en gewapende overval met geweld in Rotterdam

Op 22 januari 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en gewapende overval. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 juli 2011, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de woning van de aangever binnendrong onder het mom van een pizzabezorger. Tijdens de overval werd de aangever bedreigd met een vuurwapen en werd er op hem geschoten, waarbij hij in zijn arm werd geraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de persoon was die met de pizzadoos de woning binnenging en dat hij de schutter was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de poging tot doodslag en de diefstal met geweld. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van vuurwapens en munitie, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hadden, werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummers: 10/750176-11 en 10/731000-12 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 22 januari 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10, 11, 12 en 17 december 2012. Het onderzoek is gesloten op 8 januari 2013.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen onder parketnummer 10/750176-11 en 10/731000-12. De tekst van de tenlastelegging onder parketnummer 10/750176-11 is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De tekst van de tenlastelegging onder parketnummer 10/731000-12 is als bijlage II aan dit vonnis gehecht. Deze bijlagen maken deel uit van dit vonnis. De zaken zijn ter terechtzitting gevoegd.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officieren van justitie mrs. Kardol en Spaans hebben gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder parketnummer 10/750176-11 onder 1 (zaak [naam onderzoek]) en 5 (zaak [naam onderzoek]) ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/750176-11 onder 2 (zaak [naam onderzoek]), 3, 4 (zaak [naam onderzoek]) en 6 primair (zaak [naam onderzoek]) en van het onder parketnummer 10/731000-12 onder 1 en 2 (WWM) ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van voorarrest;
- onttrekking aan het verkeer van de goederen vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE
Schending beginselen van een behoorlijke procesorde: onjuiste uitwerking verhoren
De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging, aangezien er sprake is van zodanige verzuimen in het voorbereidend onderzoek, dat de behandeling van de zaak niet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat:
a) de opsporingsambtenaren belastende verklaringen van [medeverdachte 1] over de verdachte in een proces-verbaal hebben opgenomen die in strijd zijn met de waarheid; immers blijkt uit de geluidsopnamen van de verhoren van [medeverdachte 1] op 8 november 2011 niet dat zij de verdachte uitdrukkelijk heeft herkend, terwijl dit op basis van het proces-verbaal wel het geval lijkt te zijn;
b) de opsporingsambtenaren een belastende verklaring van [medeverdachte 3] over de verdachte in een proces-verbaal hebben opgenomen die in strijd is met de waarheid; immers, blijkt uit de geluidsopnamen van het verhoor van [medeverdachte 3] van 2 november 2011 (bij 4 uur en 22 minuten) dat zij op de vraag wie het wapen had twijfelt tussen [persoon 1] en [persoon 2], terwijl in haar verklaring staat dat zij twijfelt tussen [persoon 3] en [persoon 2].
Door op deze wijze te handelen, is doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte afbreuk gedaan aan zijn recht op een eerlijk proces, aldus de raadsman.
Beoordeling
De rechtbank heeft met de raadsman geconstateerd dat er discrepanties zijn tussen de geluidsopnamen van de verhoren van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en de verslaglegging hiervan.
Ten aanzien van de verklaring van [medeverdachte 1] geldt dat dit een ernstig vormverzuim is. Het leidt echter niet tot onherstelbare gevolgen, nu de gedeelten van de verhoren die volgens de raadsman onjuist dan wel onvolledig zijn weergegeven in de aanvullende processen verbaal woordelijk zijn uitgewerkt.
Ten aanzien van de verklaring van [medeverdachte 3] geldt dat uit het proces-verbaal van het verhoor van 2 november 2011 volgt dat voornoemd onderdeel van haar verklaring onjuist in het proces-verbaal is opgenomen, maar dat uit het verdere verloop van het verhoor zoals weergegeven op pagina 194 van het proces-verbaal, alsmede uit het proces-verbaal van het verhoor van 7 december 2011 (p. 277 en 278) volgt dat [medeverdachte 3] ook in eerste instantie blijkbaar heeft bedoeld te zeggen: [persoon 2] of [persoon 3]. Nu de raadsman in de gelegenheid is geweest ook deze verhoren uit te luisteren en hij niet heeft kenbaar gemaakt dat de processen-verbaal ook op die punten een onjuiste weergave zijn van hetgeen is verklaard, gaat de rechtbank uit van de juistheid van deze weergave.
Aldus zijn vormen in het voorbereidend onderzoek verzuimd.
Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging als het in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering voorziene rechtsgevolg evenwel slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats in het geval dat het vormverzuim daarin gelegen is dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Meer in het bijzonder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat het vastgestelde ‘onjuiste’ handelen van de opsporingsambtenaren eerder is ontstaan uit onhandig verbaliseren en/of te snel willen handelen dan dat de belangen van de verdachte doelbewust of op grove wijze in de wind zijn geslagen.
Schending beginselen van een behoorlijke procesorde: verdwenen tapgesprekken
De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging, aangezien er sprake is van zodanige verzuimen in het voorbereidend onderzoek, dat de behandeling van de zaak niet aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet. Er zijn telefoongesprekken tussen medeverdachten en getuigen opgenomen door de politie maar deze kunnen niet meer beluisterd worden door de verdediging omdat de opnamen van deze telefoongesprekken verloren zijn gegaan. Hiermee is mogelijk ook ontlastend bewijsmateriaal verloren gegaan.
Door op deze wijze te handelen, is doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte afbreuk gedaan aan zijn recht op een eerlijk proces.
Door de officier van justitie is het volgende aangevoerd.
Uit het proces-verbaal 14082012.1520.3504 blijkt dat in het onderzoek 17EMCRTO, deelonderzoek [naam onderzoek], telecommunicatieverkeer is opgenomen, uitgeluisterd en in tapverslagen is weergegeven. Op 29 maart 2012 was het de bedoeling van de Unit Landelijke Interceptie om al het opgenomen telecommunicatieverkeer van 17EMCTRO, deelonderzoek [naam onderzoek], te archiveren. Door een technische fout is de archivering mislukt en door het overgaan naar het nieuwe systeem is al het telecommunicatieverkeer van het oude systeem verwijderd. Het archiveren en verwijderen van het telecommunicatieverkeer heeft niet in opdracht van het openbaar ministerie plaatsgevonden en het onderzoeksteam was hier ook niet van op de hoogte. Het openbaar ministerie heeft meteen openheid van zaken gegeven zodra zij van de technische fout op de hoogte is geraakt.
Het door de verdediging gestelde nadeel dat er ontlastende gesprekken zijn verdwenen is niet onderbouwd, terwijl de verdediging dit wel had kunnen onderbouwen nu alle tapverslagen die zijn opgemaakt van het opgenomen telecommunicatieverkeer nog wel aanwezig zijn.
Beoordeling
Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging als het in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering voorziene rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats in het geval dat het vormverzuim daarin gelegen is dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
Gelet op hetgeen is gerelateerd in het door de officier van justitie genoemde proces-verbaal, is hiervan geen sprake.
Voormelde punten in onderlinge samenhang bezien, maar ook op onderdelen, kunnen niet leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging. Het verweer wordt verworpen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Parketnummer 10/750176-11
Feit 1 (zaak [naam onderzoek]) en 5 (zaak [naam onderzoek])
Het onder 1 en 5 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Nu zowel de officier van justitie als de raadsman daartoe hebben geconcludeerd, zal dit oordeel niet nader worden gemotiveerd.
Feit 2 (zaak [naam onderzoek])
Het onder 2 ten laste gelegde is, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. In reactie op hetgeen de officier van justitie in zijn requisitoir heeft aangevoerd kan het volgende worden opgemerkt.
De getuige [getuige 1] wijst zes maanden na de schietpartij bij de foslo-confrontatie met enige twijfel de verdachte aan als de schutter die uitgestapt is. Deze aarzelende herkenning boet verder aan bewijskracht in vanwege de verklaring van [getuige 1] bij de rechter-commissaris waarin hij uitlegt dat en waarom hij heeft getwijfeld om iemand als de schutter aan te wijzen. De ooggetuigen hebben de schutter zo uiteenlopend beschreven dat de bewijswaarde van deze signalementen gering is.
Nog daargelaten of vastgesteld kan worden dat het telefoonnummer eindigend op [nummer] bij de verdachte in gebruik was, is de inhoud van de sms-berichten van 5 juni 2011 tussen het [nummer] nummer en het [nummer] nummer, te weten “ja we moete paar dage loere en dan later” en “slapen man broer morgen posten” onvoldoende specifiek om op basis daarvan te concluderen dat de verdachte betrokken is bij deze diefstal met geweld op 8 juni 2011. Hetzelfde geldt voor het enkele gegeven dat er telefonische contacten zijn geweest tussen het [nummer] nummer en het nummer van [medeverdachte 5], de door de officier van justitie genoemde de auditu verklaring van [getuige 5] en diens uitleg van het door hem met [medeverdachte 5] gevoerde OVC gesprek op 19 september 2011.
Feit 6 (zaak [naam onderzoek])
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in de woning aan de [adres] te Rotterdam. De verdachte zal worden vrijgesproken van de onder feit 6 primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal.
BEWIJS
Schending van artikel 6 EVRM
Namens de verdachte is bepleit dat artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zal worden geschonden wanneer een veroordeling van de verdachte in belangrijke mate wordt gebaseerd op de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zoals deze bij de politie zijn afgelegd. De verdediging is immers niet in de gelegenheid geweest deze drie getuigen te bevragen, aangezien deze getuigen zich bij hun verhoor bij de rechter-commissaris op hun verschoningsrecht hebben beroepen. Bovendien is er niet voldoende steunbewijs voorhanden.
Beoordeling
Bij de beoordeling van dit verweer moet worden vooropgesteld (vgl. o.m. HR 1 februari 1994, NJ 1994, 427 en HR 5 januari 2010, LJN BJ6932) dat in het licht van het EVRM het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal, voor zover inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring, niet zonder meer ongeoorloofd is en in het bijzonder niet onverenigbaar is met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, EVRM. Van onverenigbaarheid als hiervoor bedoeld is in ieder geval geen sprake indien de verdediging in enig stadium van het geding, hetzij op de terechtzitting hetzij daarvoor, de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten, door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. De enkele omstandigheid dat een getuige die voor een rechter is opgeroepen en aldaar is verschenen, weigert een verklaring af te leggen, brengt niet mee dat inbreuk wordt gemaakt op het door artikel 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM gewaarborgde recht. In deze situatie is van belang om vast te stellen of de verklaringen van de getuige uitsluitend en in beslissende mate (“sole and decisive”) het belastende bewijs in de zaak van de verdachte vormen. Is dat niet het geval, en is er dus sprake van voldoende ondersteunend bewijs, dan geldt dat door het gebruik van de betreffende getuigenverklaring geen inbreuk wordt gemaakt op het door artikel 6, derde lid aanhef en onder d, EVRM gewaarborgde recht.
Ten aanzien van de verklaringen van [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geldt, zoals hierna nog zal worden uiteengezet, dat deze verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs. Door gebruik te maken van deze verklaringen voor het bewijs wordt derhalve geen inbreuk gemaakt op het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht.
Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage III, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Feiten 3 en 4 (zaak [naam onderzoek], parketnummer 10/750176-11)
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
In de nacht van 11 juli 2011 bevond de aangever [aangever] zich in zijn woning aan de [adres] in Rotterdam in aanwezigheid van de medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] heeft op enig moment onder het mom van een pizzabestelling gebeld naar [persoon 4], die als intermediair functioneerde tussen [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en de latere overvallers van de woning. Even later is een man die zich voordeed als pizzabezorger door de aangever in de woning binnengelaten, waarna hij en nog twee andere mannen de woning verder zijn binnengedrongen en er een overval door hen heeft plaatsgevonden. Daarbij hebben de drie overvallers de aangever bedreigd en is op hem geweld toegepast om op die manier gemakkelijk goederen te kunnen meenemen. Het geweld bestond onder meer uit het schieten op de aangever, waarbij deze in zijn rechterarm is geraakt.
Bewijsvraag
Mede naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde bewijsverweer en de inhoud van het requisitoir van de officier van justitie is de belangrijkste bewijsvraag of de verdachte als een (mede)pleger van de poging doodslag en de diefstal met geweld kan worden aangemerkt.
Verklaring [medeverdachte 3]
De redengevende feiten en omstandigheden waaruit de betrokkenheid van de verdachte met name kan worden afgeleid, volgen uit de verklaring van [medeverdachte 3].
De verklaring van [medeverdachte 3] komt voor zover thans relevant op het volgende neer.
[persoon 4] heeft op enig moment in juni 2011 aan de [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gevraagd of zij (niet) iemand kenden die veel geld had. Door [medeverdachte 2] is hierop de naam van [aangever] genoemd. [medeverdachte 2] heeft vervolgens geopperd om met [aangever] mee te gaan en dan vanuit zijn woning pizza te bestellen, waarna de overvallers als pizzabezorger bij de woning van [aangever] zouden aanbellen en binnenkomen. Het plan is door in ieder geval [persoon 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] twee keer voorafgaand aan de overval besproken. [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben contact gelegd met [aangever] en zijn op 11 juli 2011 meegegaan naar zijn woning. In de woning is door [medeverdachte 2] zogenaamd gebeld naar een pizzabezorger om een pizza te bestellen. In werkelijkheid heeft [medeverdachte 2] toen met [persoon 4] gebeld. Vlak daarna hebben de overvallers, die al beneden bij de woning stonden, bij de woning aangebeld en heeft een van hen zich voorgedaan als pizzabezorger waarna de overvallers de woning zijn binnengegaan en de overval heeft plaatsgehad. Een van de overvallers was de verdachte. Op de camerabeelden is de verdachte of degene die met de pizzadoos binnenkomt of degene die daar vlak achter loopt. Degene die heeft geschoten is of de man met de pizzadoos of de man die als tweede op de camerabeelden is te zien.
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 3]
In haar verklaring dicht [medeverdachte 3] zichzelf een grote rol toe in een gewapende overval waarbij is geschoten en waarbij het slachtoffer ernstig is verwond. Het gegeven dat zij zichzelf niet spaart maar juist in grote mate belast, vormt een belangrijke basis voor de (intrinsieke) betrouwbaarheid van haar verklaring. Daarnaast wordt haar verklaring in zijn geheel maar ook op belangrijke onderdelen bevestigd door de hierna genoemde andere bewijsmiddelen waardoor de verklaring aan betrouwbaarheid wint.
• De verklaring van [medeverdachte 3] over de feitelijke gang van zaken rondom de overval komt zowel in zijn algemeenheid als op specifieke onderdelen sterk overeen met hetgeen de, als objectief aan te merken, aangever hieromtrent heeft verklaard.
• [medeverdachte 3] noemt als bijnaam van de verdachte in haar verklaring de naam [persoon 3]. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dat zijn bijnaam is.
• In haar verklaring heeft [medeverdachte 3] een voorbespreking van de overval genoemd alsook een bijeenkomst beschreven die heeft plaatsgevonden in haar ouderlijk huis op de avond van de overval. Bij beide bijeenkomsten zijn volgens [medeverdachte 3] naast zij zelf onder meer [medeverdachte 2], en [medeverdachte 1] aanwezig geweest en is de overval ter sprake geweest. Beide bijeenkomsten alsook het onderwerp van gesprek worden door [medeverdachte 1] in haar verklaringen bevestigd.
• Ook de fictieve pizzabestelling door [medeverdachte 2] bij [persoon 4] die door [medeverdachte 3] in haar verklaring is beschreven, wordt bevestigd. Uit historische verkeersgegevens blijkt dat kort voor de overval, rond 01:39 uur met het toestel dat [medeverdachte 2], naar eigen zeggen, die avond in gebruik had, is gebeld met een toestel dat aan [persoon 4] kan worden toegeschreven. Dit telefoontoestel heeft op 11 juli 2011 tussen 01:39 uur en 03:02 uur, de tijdstippen waartussen de overval heeft plaatsgehad, een zendmast in de buurt van de [adres] aangestraald.
• In haar verklaring heeft [medeverdachte 3] niet alleen zichzelf belast maar noemt zij ook de verdachte als een van de overvallers. Dit zou de persoon zijn die op de camerabeelden als eerste met de pizzadoos loopt of de persoon vlak daarachter. Getuige [getuige 4] heeft in haar verklaring bij de politie de verdachte aangewezen op een foto van de bewakingscamera in de centrale hal van de [adres]. De persoon die zij heeft aangewezen als de verdachte is op de bewakingsbeelden te zien met een jas met daarop op de rug (groot) gedrukt het cijfer 22. Een identieke jas is door de verdachte gedragen op 9 juli 2011 om 16:21 uur, één dag voorafgaand aan de nacht van de overval. Dit laatste is op te maken uit observatiefoto’s die in een ander politieonderzoek van deze verdachte zijn gemaakt en de verklaring van de verdachte op de terechtzitting dat hij de persoon is die op die foto’s is te zien.
Betrokkenheid van de verdachte
Het laatste hiervoor genoemde punt onderbouwt niet slechts de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 3], maar is daarnaast ook redengevend op het punt van de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De verklaring van [getuige 4] bij de politie kan, anders dan de raadsman stelt, wel tot bewijs dienen. Haar verklaring – op het punt van de herkenning van de verdachte op de beelden – betreft niet een de auditu verklaring. Dat zij op de beelden de daders heeft herkend, volgt ook uit de inhoud van het telefoongesprek dat zij op 12 oktober 2011 om 15.35 uur heeft gevoerd met [medeverdachte 3] vlak na uitzending van de beelden bij het programma Opsporing Verzocht.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte de persoon is die met de pizzadoos de woning is binnen gekomen. Aangezien de aangever heeft verklaard dat de man met de pizzadoos, die hij dader 1 noemt, de persoon is die op hem heeft geschoten, en de verdachte past in het door de aangever gegeven signalement, stelt de rechtbank vast dat de verdachte dader 1, de schutter, is geweest.
Poging doodslag
De aangever heeft verklaard dat dader 1 het vuurwapen op zijn hoofd richtte terwijl hij op de grond met zijn hoofd tegen een koffer lag, dat hij toen zijn hoofd tussen zijn armen heeft gedaan en dat hij daarna een knal hoorde. Dader 1 stond op dat moment op circa vijftig centimeter afstand van hem. Even later zag de aangever dat hij in zijn rechterarm was geschoten.
Zoals hiervoor is vastgesteld is de verdachte dader 1. Door van korte afstand richting het hoofd van de aangever te schieten heeft de verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever van het leven zou beroven. De verdachte had derhalve voorwaardelijk opzet op de dood.
Diefstal met geweld
Op grond van het bovenstaande wordt vastgesteld dat de verdachte in samenwerking met de andere betrokkenen de overval heeft gepleegd. De handelingen zijn zodanig substantieel en in nauwe samenwerking met de andere betrokkenen begaan, dat de verdachte op grond daarvan als medepleger van de diefstal met geweld wordt aangemerkt.
Feit 6 subsidiair (zaak [naam onderzoek], parketnummer 10/750176-11)
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het telefoonnummer [nummer] in gebruik was bij de verdachte. Hij bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto en het horloge van enig misdrijf afkomstig waren.
Beoordeling
Telefoonnummer in gebruik bij de verdachte
Anders dan de verdediging betoogt, kan uit het proces-verbaal van bevindingen PL17FO 2011172565-300 d.d. 21 december 2011 worden opgemaakt dat het telefoonnummer
[nummer] in de betreffende periode in gebruik was bij de verdachte. Uit de in dit proces-verbaal aangehaalde tapgesprekken kan worden afgeleid dat de zus van de verdachte,
[zus verdachte], op 6 juli 2011 contact zoekt met dit [nummer] nummer en met de gebelde spreekt over Malaga. Vervolgens belt [zus verdachte] met de medeverdachte [medeverdachte 4] en geeft onder meer aan dat zij zojuist haar broer heeft gesproken die in Malaga zit. Dat [zus verdachte] hiermee doelt op de verdachte wordt bevestigd door het feit dat de verdachte, zoals hij overigens ook zelf tegenover de politie heeft verklaard, daadwerkelijk op 6 juli 2011 in Malaga was.
Later die dag belt [zus verdachte] weer met het [nummer] nummer. De gebruiker van dit nummer vertelt haar desgevraagd dat één van de motoren die in haar tuin staan van hem is. Enkele minuten later belt [zus verdachte] een onbekende en vertelt dat de motoren in de tuin van haar broer zijn. Ook volgt uit voornoemd proces-verbaal dat [medeverdachte 4] op 6 juli 2011 wordt gebeld door het [nummer] nummer. De gebruiker van dit nummer geeft aan dat zijn auto in beslag is genomen. Daarna volgen nog diverse gesprekken tussen de gebruiker van het [nummer] nummer en [medeverdachte 4] over het boeken van een ticket vanuit Malaga naar Nederland.
Vast staat dat de verdachte op 5 juli 2011 door de Spaanse politie in Zuid-Spanje is aangehouden in de Audi A5 die is gestolen bij de woninginbraak aan de [adres] te Rotterdam, dat deze auto in beslag is genomen en dat de verdachte op 8 juli 2011 weer in Nederland is gezien.
Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat het telefoonnummer [nummer] in gebruik was bij de verdachte.
Audi A5
De verdachte is op 5 juli 2011 in Spanje aangehouden in de gestolen Audi A5. In de getapte telefoongesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 4] in de nacht van 4 op 5 juli 2011, te weten de nacht waarin de verdachte naar eigen zeggen met de Audi A5 naar Spanje reed, vraagt de verdachte achtereenvolgens aan [medeverdachte 4] om informatie naar ‘plakka [exportkenteken]’ en later naar ‘[kenteken]’, respectievelijk het exportkenteken dat op de gestolen Audi A5 bevestigd zat toen de verdachte hierin door de Spaanse politie is aangehouden en het originele kenteken van de Audi A5.
De woninginbraak in de [adres] heeft volgens de aangifte plaatsgevonden tussen 30 juni 2011 en 5 juli 2011. [getuige 2] heeft op 4 juli 2011 om 14.00 uur samen met de verdachte bij garagebedrijf [bedrijf] de exportkentekenplaten opgehaald en deze op de auto bevestigd, zo valt op te maken uit de verklaringen van [getuige 2] en van de garagehouder [getuige 3]. De verdachte heeft zichzelf herkend op een foto gemaakt door het observatieteam op 4 juli 2011 om 14.57 uur waarop is te zien dat hij een kentekenplaat in zijn hand heeft met het (niet geheel leesbare) nummer [kenteken]. Voornoemde garagehouder geeft aan dat het er op leek dat de mannen haast hadden. Deze haast komt ook naar voren uit de tapgesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 4], waarin [medeverdachte 4] steeds informeert of de verdachte er al bijna is (‘waar ben je al?’, ‘ga, ga’ etc). Tevens vraagt de verdachte steeds aan [medeverdachte 4] of de kust veilig is ‘kijk broer vaak’, ‘hou me op de hoogte’, waarop [medeverdachte 4] in de loop van de avond en nacht antwoordt ‘kust is veilig’ en ‘safe’. De telefoon van [medeverdachte 4] straalt die nacht herhaaldelijk aan op een zendmast gelegen nabij de woning aan de [adres] waar de inbraak heeft plaatsgevonden. Op 5 juli 2011 om 6.46 uur stuurt de verdachte een sms-bericht aan [medeverdachte 4] dat hij tot 23 uur nodig heeft. Om 9.28 uur stuurt [medeverdachte 4] een sms-bericht aan de verdachte “ze zijn gemeld”. Kennelijk doelt [medeverdachte 4] daarbij op de ontdekking van de inbraak. Immers, de huishoudster van de [adres] heeft die ochtend om 8.05 uur de inbraak ontdekt en de politie gebeld.
Vast staat, mede op basis van de eigen verklaring van de verdachte, dat de verdachte de auto naar Marokko wilde exporteren. Kennelijk moest de auto zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd voordat er aangifte van de diefstal zou worden gedaan.
Voorgaande feiten en omstandigheden leiden tot de conclusie dat de verdachte er van op de hoogte was dat de auto waarin hij reed van diefstal afkomstig was. Derhalve kan de opzetheling van de Audi A5 bewezen worden verklaard.
Horloge
De verdachte droeg bij zijn aanhouding een horloge dat is gestolen bij de woninginbraak aan de [adres]. De verdachte heeft verklaard (op 12 januari 2011) dat hij het horloge niet in de winkel heeft gekocht, dat hij hiervoor € 500 heeft betaald en dat hij het horloge heeft gekocht ‘in de periode van die Audi’ voordat hij naar Spanje vertrok.
De verdachte heeft een duur horloge - een Tag Heuer Carrera - van een particulier gekocht voor een prijs ver beneden de waarde, kennelijk zonder enig onderzoek naar de herkomst van dat horloge te verrichten. Onder deze omstandigheden had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat het horloge van misdrijf afkomstig was.
Dit leidt ertoe dat de schuldheling van het horloge bewezen kan worden verklaard.
Feiten 1 en 2 (WWM, parketnummer 10/731000-12)
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit van deze feiten. Hiertoe is aangevoerd dat aan de omstandigheden dat op twee van de aangetroffen wapens DNA is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte en dat de verdachte de sleutels bij zich had van de auto waarin de wapens zijn gevonden, niet impliceren dat de verdachte beschikkingsmacht over deze wapens had.
Beoordeling
De verdachte rende weg toen hij de politie zag en heeft vervolgens autosleutels op de grond gegooid toen de politie hem wilde aanhouden. De politie heeft in de laadruimte van de Volkswagen bestelauto, waartoe deze sleutels toegang gaven, een open boodschappentas aangetroffen met daarin drie vuurwapens waarvan één voorzien van een geluiddemper. Op twee van de vuurwapens is celmateriaal aangetroffen. Vastgesteld is dat de matchkans van het DNA van dit celmateriaal met een ander dan de verdachte kleiner is dan één op één miljard.
De verdachte droeg de autosleutels bij zich van de auto waarin de wapens zich bevonden. Hij had daarmee zeggenschap over in elk geval de plaats waar de wapens zich bevonden.
Dat de verdachte zich ook bewust was van de aanwezigheid van de wapens in de auto leidt de rechtbank af uit het feit dat de verdachte twee van de drie wapens in handen heeft gehad (gezien de DNA-match) en dat de wapens zichtbaar in de auto lagen, dat wil zeggen in de laadruimte van de bestelauto in een open boodschappentas. Dat de verdachte zich van de aanwezigheid van de vuurwapens bewust zal zijn geweest, wordt voorts bevestigd door de omstandigheid dat hij wegrende voor de politie en dat hij vervolgens de autosleutels op de grond heeft gegooid.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de verdachte de aangetroffen vuurwapens en de geluiddemper voorhanden heeft gehad. De feiten kunnen derhalve bewezen worden verklaard.
BEWEZENVERKLARING
Gelet op het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/750176-11 onder 3, 4 en 6 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/731000-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/750176-11
3.
hij, op 11 juli 2011 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [aangever] van het leven te beroven, met een vuurwapen één kogel heeft afgevuurd op/in de richting van die [aangever], waarbij die [aangever] in een arm werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld van een geldbedrag, toebehorende aan [aangever], en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
4.
hij, op 11 juli 2011 te Rotterdam, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 1800 euro en een horloge en 2 jassen en schoenen en een laptop en een telefoon en sleutels en een muts, geheel toebehorende aan [aangever], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- met een bivakmuts over het hoofd binnen dringen in de woning waar die [aangever] verbleef en
- op de grond duwen van die [aangever] en
- trachten om handboeien om de polsen van die [aangever] aan te brengen en
- trachten om tape op de mond van die [aangever] te plakken en
- tonen en richten en gericht houden van een vuurwapen, op die [aangever] en
- slaan met een vuurwapen, tegen het hoofd van die [aangever] en
- met een vuurwapen, afvuren van één kogel op die [aangever] en
- aanbrengen van tie-raps en handboeien om de polsen van die [aangever] en
- die [aangever] de woorden toevoegen: "Waar is het geld?" en "Als je geen geld geeft dan jaag ik een kogel door je kop!" en "Niet naar ons kijken!" en "Geef me geld" en "Ga iemand bellen die geld voor ons komt brengen, dan laten we je vrij" en "Of we nemen je mee naar België of je gaat iemand bellen", en
- over het hoofd van die [aangever] doen van een jas en
- over de grond slepen van die [aangever] en
- met tape en riemen en touw bij elkaar binden van de voeten van die [aangever] en
- dragen van die [aangever] naar de badkamer en gooien van die [aangever] in de jacuzzi en
- water over die [aangever] heen gooien en
- fouilleren van die [aangever] en
- brengen van een kussen naar het hoofd van die [aangever].
6 subsidiair.
hij in de periode van 30 juni 2011 tot en met 5 juli 2011 te Rotterdam, goederen, te weten
- een personenauto merk Audi A5 met kenteken [kenteken] heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist, dat het een door misdrijf, verkregen goed betrof;
- een horloge merk Tag Heuer Carrera met nummer [nummer],
heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf, verkregen goed betrof.
Parketnummer 10/731000-12
1.
hij op 30 december 2011 te Rotterdam, wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie II en artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet Wapens en Munitie en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet van categorie III in de vorm van een pistool van het merk Beretta, model 92C, kaliber 9mm, met serienummer G77930Z en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet van categorie III, te weten 16 kogelpatronen, kaliber 9mm en
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet van categorie II, namelijk een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een opvouwbaar vuurwapen - een machinepistool met klapkolf- van het merk Imi, model micro uzi, kaliber 9mm en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet van categorie III, te weten 30 kogelpatronen, kaliber 9mm en
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet van categorie II, namelijk een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een opvouwbaar vuurwapen - een machinepistool met klapkolf- van het merk Zastava, model 61. kaliber 7.65mm, met serienummer B1418 en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet van categorie III, te weten 10 kogelpatronen, kaliber 7.65mm,
voorhanden heeft gehad.
2.
hij op 30 december 2011 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I onder 3° van de Wet Wapens en Munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/750176-11
3.
poging tot doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
4.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen;
6 subsidiair.
opzetheling
en
schuldheling.
Parketnummer 10/731000-12
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval in een woning. De verdachte is samen met een aantal van de medeverdachten met een geladen vuurwapen naar de woning van het slachtoffer gegaan en is, vermomd als pizzabezorger, de woning binnengedrongen. De verdachte heeft vervolgens op het hoofd van het slachtoffer geschoten en hem geraakt in de arm die het slachtoffer ter bescherming voor zijn hoofd hield. Het is een gelukkig toeval geweest dat het slachtoffer niet in zijn hoofd, maar in zijn arm is geraakt.
Hierna hebben de verdachte en een aantal van zijn medeverdachten het slachtoffer op de grond geduwd, handboeien en tie-raps om zijn polsen gedaan, zijn mond dichtgetaped en zijn voeten vastgebonden, hem over de grond gesleept en in de badkamer gegooid. Bij deze overval hebben de verdachte en zijn medeverdachten geld en goederen meegenomen.
Overvallen in woningen veroorzaken niet alleen bij de directe slachtoffers gevoelens van onveiligheid en angst, maar ook bij de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, door de overval te plegen, blijk heeft gegeven van gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en de persoonlijke eigendommen van het slachtoffer. Het moet voor het slachtoffer buitengewoon beangstigend zijn geweest dat hij in een woning waar hij zich veilig waande, is beschoten en op brute wijze is overvallen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk gewelddadige misdrijven daarvan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden.
Voorts heeft de verdachte vuurwapens (een pistool en twee machinepistolen met klapkolf) met daarbij behorende munitie en een geluiddemper voorhanden gehad. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich. Het bezit van vuurwapens kan sneller leiden tot het gebruik daarvan, hetgeen in de zaak [naam onderzoek] ook is gebleken.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een personenauto en een duur merkhorloge. De verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan het creëren van een afzetmarkt voor gestolen goederen hetgeen het plegen van diefstallen bevordert.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij de concrete straftoemeting in de zaak [naam onderzoek] is allereerst gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, waaruit blijkt dat voor overvallen in woningen, afhankelijk van de intensiteit van het toegepaste geweld, gevangenisstraffen van 3 tot 5 jaar worden opgelegd.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens zijn Justitiële Documentatie d.d. 29 november 2012 eerder is veroordeeld voor diefstallen uit woningen.
De duur van de op te leggen gevangenisstraf zal aanmerkelijk lager zijn dan door de officier envan justitie is gevorderd, nu de verdachte van een aantal feiten zal worden vrijgesproken waarmee de officieren van justitie bij hun eis wel rekening hadden gehouden.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd de onder parketnummer 10/731000-12 in beslag genomen voorwerpen, te weten de onder feit 1 en 2 genoemde wapens: een pistool van het merk Beretta, twee machinepistolen met klapkolf, merk: Imi en Zastava en een geluiddemper, te onttrekken aan het verkeer.
De in beslag genomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
De lijst van in beslag genomen voorwerpen is als bijlage IV aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
VORDERING BENADEELDE PARTIJEN
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], terzake van het onder parketnummer 10/750176-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 6.314,50 aan materiële schade.
Voorts heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], terzake van het onder parketnummer 10/750176-11 onder 5 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 34.245,78 aan materiële schade en een bedrag van € 6.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte terzake van de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben zal worden vrijgesproken.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 36b, 36c, 45, 57, 63, 287, 288, 312, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/750176-11 onder 1, 2, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/750176-11 onder 3, 4 en 6 subsidiair en de onder parketnummer 10/731000-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst, onder parketnummer 10/731000-12, van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer de onder 1, 2, 3 en 4 vermelde voorwerpen;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Sikkel, voorzitter,
en mrs. Mentink en Koekebakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2013.
Bijlage I bij vonnis van 22 januari 2013.
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/750176-11 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 juni 2011 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal met één of meer vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) afgeschoten op, althans in de richting van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(art 289 jo. 47 Sr)
(Zaak [slachtoffer] TGO [naam onderzoek])
2.
hij op of omstreeks 8 juni 2011 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (sport)tas inhoudende goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/of [getuige 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan Zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen, althans eenmaal met één of meer vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) schieten op, althans in de richting van die [slachtoffer] en/of die [getuige 1], welke diefstal met geweld de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(art 312 jo 47 sr)
(Zaak [slachtoffer] TGO [naam onderzoek])
3.
hij, op of omstreeks 11 juli 2011 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens medeverdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [aangever] van het leven te beroven, met een vuurwapen (pistool) meerdere, althans één kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op/in de richting en/of in de onmiddellijke nabijheid van die [aangever], waarbij die [aangever] in een arm werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een (poging tot) diefstal (met geweld) van een (groot) geldbedrag, toebehorende aan [aangever], en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 288 jo. 287 jo. 47 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht)
(Zaak [naam onderzoek])
4.
hij, op of omstreeks 11 juli 2011 te Rotterdam, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (te weten op of omstreeks te 03:09 uur) in een woning (gelegen aan de [adres]), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 1800 euro en/of een horloge en/of 2 jassen en/of schoenen en/of een laptop en/of een telefoon en/of sleutels en/of een muts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met een bivakmuts over het hoofd binnen dringen in de woning waar die [aangever] verbleef en/of
- op de grond duwen van die [aangever] en/of
- trachten om handboeien om de polsen van die [aangever] aan te brengen en/of
- trachten om tape op de mond van die [aangever] te plakken en/of
- tonen en/of richten en/of gericht houden van een pistool, althans een vuurwapen, op die [aangever] en/of
- slaan met een pistool, althans een vuurwapen, tegen het hoofd van die [aangever] en/of
- met een pistool, althans een vuurwapen, afvuren van één of meer kogel(s) op die [aangever] en/of
- aanbrengen van tie-raps en/of handboeien om de polsen van die [aangever] en/of
- die [aangever] de woorden toevoegen: "Waar is het geld?" en/of "Als je geen geld geeft dan jaag ik een kogel door je kop!" en/of "Niet naar ons kijken!" en/of "Geef me geld" en/of "Ga iemand bellen die geld voor ons komt brengen, dan laten we je vrij" en/of "Of we nemen je mee naar België of je gaat iemand bellen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- over het hoofd van die [aangever] trekken/doen van een jas en/of
- over de grond slepen en/of trekken van die [aangever] en/of
- met tape en/of riemen en/of touw bij elkaar binden van de voeten van die [aangever] en/of
- dragen van die [aangever] naar de badkamer en/of (vervolgens) gooien, althans leggen, van die [aangever] in de jacuzzi en/of
- (vervolgens) in die jacuzzi water laten lopen en/of water over die [aangever] heen gooien en/of
- spuiten van glasreiniger, althans een vloeistof, op de handen van die [aangever] en/of
- fouilleren van die [aangever] en/of
- duwen en/of brengen van een kussen tegen/naar het hoofd van die [aangever];
(Art. 312 lid 2 sub 1/2 Wetboek van Strafrecht)
(Zaak [naam onderzoek])
5.
hij, op of omstreeks 16 februari 2011 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vijf, althans een of meer, mobiele telefoon(s) en/of een portemonnee en/of een autosleutel en/of (vervolgens) een (personen)auto (te weten een Audi A6, kenteken [kenteken]) en/of geld (ten bedrage van ongeveer 100,000 euro hetwelk zich in de kofferbak van voornoemde (personen)auto bevond), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen):
- vastpakken van die [benadeelde partij 2] en/of
- richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [benadeelde partij 2] en/of
- (met kracht) slaan tegen het hoofd, althans het lichaam, tengevolge waarvan die [benadeelde partij 2] op de grond is gevallen en/of
- die [benadeelde partij 2] toevoegen van de woorden: "geld, geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- in de nabijheid van die [benadeelde partij 2] de woorden uitspreken: "Maak je hem dood of stop je hem in de kofferbak?", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- vastbinden van de polsen en/of enkels van die [benadeelde partij 2] met tie-wraps;
(art. 312 Wetboek van Strafrecht)
(Zaak [naam onderzoek])
6.
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2011 tot en met 5 juli 2011 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam heeft weggenomen
- een Volkswagen Multivan met kenteken [kenteken]
- het overschrijvingsbewijs (deel 2) behorende bij de Volkswagen Multivan met kenteken [kenteken]
- een Audi A5 met kenteken [kenteken]
- het overschrijvingsbewijs (deel 2) en het kentekenbewijs (deel 1a en deel 1b) behorende bij de Audi A5 met kenteken [kenteken]
- een horloge merk Tag Heuer Carerra met nummer [nummer],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdríjfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 311 Wetboek van Strafrecht)
(Zaak [naam onderzoek])
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2011 tot en met 5 juli 2011 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten
- een personenauto merk Audi A5 met kenteken [kenteken],
- een horloge merk Tag Heuer Carrera met nummer [nummer],
heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416/417/47 Wetboek van Strafrecht)
(Zaak Molenlaan)
Bijlage II bij vonnis van 22 januari 2013.
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/731000-12 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 december 2011 te Rotterdam, althans Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie II en/of artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet Wapens en Munitie en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet van categorie III in de vorm van een pistool van het merk Beretta, model 92C, kaliber 9mm, met serienummer G77930Z en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet van categorie III, te weten 16 kogelpatronen, kaliber 9mm en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet van categorie II, namelijk een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een opvouwbaar vuurwapen - een machinepistool met klapkolf- van het merk Imi, model micro uzi, kaliber 9mm en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet van categorie III, te weten 30 kogelpatronen, kaliber 9mm en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet van categorie II, namelijk een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een opvouwbaar vuurwapen - een machinepistool met klapkolf- van het merk Zastava, model 61. kaliber 7.65mm, met serienummer B1418 en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet van categorie III, te weten 10 kogelpatronen, kaliber 7.65mm,
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 26 jo. 55 WWM)
2.
hij op of omstreeks 30 december 2011 te Rotterdam, althans, Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I onder 3° van de Wet Wapens en Munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 13 jo. 55 WWM)