ECLI:NL:RBROT:2013:BY9375

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
ROT AWB 13/154 en ROT AWB 13/161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening exploitatievergunning speelautomatenhal Vlaardingen

Op 22 januari 2013 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken ROT AWB 13/154 en ROT AWB 13/161, waarin verzoekers, Patternos B.V. en Hobea Speelautomaten B.V., een voorlopige voorziening vroegen tegen de vergunningverlening aan Hommerson Leisure Vlaardingen B.V. voor de exploitatie van een speelautomatenhal. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de geldigheid van het bestreden besluit per 1 januari 2013 was verstreken. Hierdoor konden verzoekers met hun verzoek niet meer bereiken wat zij nastreefden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de schade die verzoekers stelden te lijden, een financieel belang vertegenwoordigde, wat op zichzelf geen reden was om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekers hadden de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen indien het besluit in bezwaar niet kon worden gehandhaafd.

De voorzieningenrechter overwoog verder dat er geen sprake was van spoedeisendheid, omdat de continuïteit van de onderneming van verzoekers niet in gevaar was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeenteraad niet buiten zijn verordenende bevoegdheid was getreden en dat de gemeentelijke verordening niet als een concreet besluit kon worden aangemerkt. De voorzieningenrechter wees op eerdere uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven ter ondersteuning van zijn oordeel. De verzoeken om voorlopige voorziening werden afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. A.I. van Strien, in aanwezigheid van mr. A.Th.A.M. Schouw, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT AWB 13/154 en ROT AWB 13/161
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 januari 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Patternos B.V. en Hobea Speelautomaten B.V., beide gevestigd te Schiedam, verzoekers,
gemachtigde: mr.J.J. Slump,
en
de burgemeester van de gemeente Vlaardingen, verweerder,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot.
Aan de gedingen heeft als partij deelgenomen:
Hommerson Leisure Vlaardingen B.V. (hierna Hommersom), gevestigd te Vlaardingen, vergunninghoudster, gemachtigde: mr. J. Wassink.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 22 januari 2013 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Overwegingen
(ROT AWB 13/154)
1. Bij besluit van 19 december 2012 heeft verweerder aan Hommerson Leisure Vlaardingen B.V. (hierna: Hommerson) een vergunning verleend voor de aanwezigheid van 200 kansspelautomaten in het pand aan het Veerplein 132-134 te Vlaardingen (hierna: het pand). Hierbij is bepaald dat de vergunning een geldigheidsduur heeft tot en met 31 december 2012.
1.1. De voorzieningenrechter stelt vast dat de geldigheid van dit bestreden besluit per 1 januari 2013 is verstreken. Verzoekers kunnen dan ook met hun verzoek niet (meer) bereiken wat zij nastreven. Verweerder zal het tegen dit besluit door verzoekers ingediende bezwaar naar verwachting niet-ontvankelijk verklaren.
(ROT AWB 13/161)
2. Bij besluit van 19 december 2012 heeft verweerder aan Hommerson een vergunning verleend voor de exploitatie van een speelautomatenhal in het pand. Hierbij heeft verweerder bepaald dat de vergunning een geldigheidsduur heeft van vijf jaar.
Spoedeisendheid
2.1 Verzoekers voeren aan dat er voldaan is aan de eis van spoedeisendheid. In dat verband wijzen zij er op dat als de speelautomatenhal open gaat hun concurrent daarmee inkomsten zal verwerven en dat dit niet meer terug te draaien is, ook niet in de vorm van een schadevergoeding aan hen. Volgens verzoekers worden verder direct na de opening de concurrentieverhoudingen onomkeerbaar beïnvloed. Verzoekers voeren ten slotte aan dat, indien zijzelf uiteindelijk alsnog de vergunning mochten verkrijgen, het lastiger zal zijn om een goed lopende speelautomatenhal op poten te zetten op dezelfde locatie.
2.2 Wat betreft de spoedeisendheid overweegt de voorzieningenrechter dat de schade die verzoekster stelt te leiden doordat niet zij, maar Hommerson de speelautomatenhal kunnen exploiteren, een financieel belang vertegenwoordigt. Een zodanig belang vormt volgens vaste jurisprudentie op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 juli 2005 van de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, LJN:AU1273). Het staat verzoekster immers vrij schadevergoeding van verweerder te vorderen indien het besluit in bezwaar niet zou kunnen worden gehandhaafd en dient te worden herroepen. Het treffen van een voorlopige voorziening zal echter wel in beeld kunnen komen indien het financiële belang, gelet op de gestelde concurrentiepositie, zodanig zwaarwegend is, dat de continuïteit van de onderneming van verzoekers wordt bedreigd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan geen sprake. Dat de aanloop van toekomstige bezoekers moeilijker zal zijn als eerst vergunninghouder de zaak mag openen, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk, laat staat dat dit toekomstige feit, zo het zich zou voordoen, thans kan leiden tot het aannemen van spoedeisendheid.
Rechtmatigheid
2.3. Op grond van artikel 2, eerste lid en onder a, van de Verordening Speelautomatenhal Vlaardingen 2008 (hierna: Verordening) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.
Op grond van artikel 2, eerste lid en onder b, van de Verordening is de burgemeester bevoegd voor maximaal één speelautomatenhal een exploitatievergunning te verlenen.
Op grond artikel 2, tweede lid, van de Verordening kan een vergunning voor een speelautomatenhal als bedoeld in lid 1 uitsluitend worden gevestigd in het gebied zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart.
2.4 Verzoekers voeren aan dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand zal houden omdat de Verordening onverbindend is, nu deze slechts de exploitatie van één speelautomatenhal in het pand mogelijk maakt en daarom als beslissing in een concreet geval dient te worden aangemerkt. Verzoekers betogen verder dat de bevoegdheid om de vergunning te weigeren in feite aan een private partij, de eigenaar van het pand, is overgelaten, hetgeen in strijd is de publieke taak van verweerder, het verbod van willekeur en het verband van détournement de pouvoir en artikel 3:4, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekers betogen voorts dat het besluit in strijd is met artikel 56 van het EG-Verdrag en de daaruit voorvloeiende transparantieverplichting. Ten slotte voeren verzoekers aan dat het besluit in strijd is met het zorgvuldigheidbeginsel, het beginsel van fair play en het specialiteitsbeginsel.
2.5 De voorzieningenrechter overweegt dat in beginsel, ondanks het ontbreken van de vereiste spoedeisendheid, slechts aanleiding zou kunnen zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening indien – ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht – er ernstig dient te worden betwijfeld of het door verweerder genomen besluit in stand kan blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van een apert onrechtmatig besluit geen sprake is. In dit verband wijst de voorzieningenrechter op de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 april 2002, LJN: AE2618 en van 4 oktober 2002, LJN:AF0388. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de gemeenteraad niet buiten de grenzen van zijn verordenende bevoegdheid getreden en is de Verordening Speelautomatenhal Vlaardingen 2008 niet aan te merken als een concreet besluit. Geen sprake is van een situatie waarbij de bevoegdheid van de burgemeester om te beslissen op de aanvraag om een exploitatievergunning illusoir is gemaakt. De voorzieningenrechter ziet in de overige door verzoekers aangevoerde grieven evenmin reden om te oordelen dat het besluit apert onrechtmatig is.
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I van Strien, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.Th.A.M. Schouw, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.