ECLI:NL:RBROT:2013:BY9790

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/811013-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Kaaij
  • A. Bade
  • M. Benaissa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachten in zaak van bedreiging en wapenbezit tijdens overval op vrachtwagenchauffeurs

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2013, stonden de verdachten terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met vuurwapens en wapenbezit. De zaak kwam voort uit een incident op 25 januari 2012, waarbij twee vrachtwagenchauffeurs op een industrieterrein in Moerdijk werden bedreigd door drie mannen die gewapend waren met een machinegeweer en een pistool. De verdachten werden later aangehouden in een vrachtwagen die aan het incident was gelinkt. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachten betrokken waren bij de bedreiging, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om te concluderen dat zij opzet hadden om de vrachtwagens te stelen. De rechtbank verwierp de stelling van de officier van justitie dat het handelen van de verdachten gericht was op het beroven van de chauffeurs. De rechtbank sprak de verdachten vrij van de feiten 1 en 2, maar verklaarde de feiten 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van achttien maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. Tevens werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor de geleden schade, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Parketnummer: 10/811013-12 + “parallelle dagvaarding”
Datum uitspraak: 24 januari 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [adres en woonplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg, locatie Torentijd,
raadsman mr. V.T.E. Kuijpers, advocaat te Capelle aan den IJssel.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2013.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd, en de “parallelle dagvaarding”. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Segerink heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en van het op de “parallelle dagvaarding” ten laste gelegde feit;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.
VRIJSPRAAK
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Volgens de raadsman kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de opzet van de verdachte en zijn medeverdachten gericht was op het stelen van de vrachtwagens dan wel enig onderdeel ervan. Tevens kan volgens de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte één van de overvallers is geweest.
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Deze vrijspraak zal hieronder nader worden gemotiveerd.
Ten aanzien van het op de “parallelle dagvaarding” ten laste gelegde feit:
De raadsman heeft vrijspraak van dit feit bepleit, nu er volgens hem onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit is.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Hoewel er aanwijzingen zijn dat de verdachte betrokken is bij het feit, bevat het dossier daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De zich in het dossier bevindende afdrukken van camerabeelden van het bedrijf waar de overval is gepleegd en van het tankstation te Kortrijk, waarop twee personen te zien zijn, die mogelijk dezelfde personen zijn als de daders van die overval, zijn onvoldoende duidelijk voor een herkenning van de verdachte dan wel zijn medeverdachte. De omstandigheid dat de jassen van de overvallers te Kuurne opvallende gelijkenis vertonen met de jassen die de verdachte en zijn medeverdachte droegen tijdens hun aanhouding in Moerdijk acht de rechtbank onvoldoende specifiek om de bewezenverklaring van dit feit op te baseren. Nu zich voor het overige in het dossier geen ondersteunende bewijsmiddelen bevinden, acht de rechtbank het op de “parallelle dagvaarding” ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Ten aanzien van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten:
Met betrekking tot de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wordt van het volgende uitgegaan.
Op 25 januari 2012 zijn twee vrachtwagenchauffeurs die in hun vrachtwagen overnachtten op het industrieterrein te Moerdijk, met wapens bedreigd door drie mannen. Deze mannen maakten gebruik van een Volvo vrachtwagen met het kenteken [kentekennummer]. Deze vrachtwagen is later op de autosnelweg A58 ter hoogte van hectometerpaal 127,3 aangetroffen en de drie daaruit gevluchte inzittenden zijn aangehouden. Eén van de inzittenden was de verdachte. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij de bestuurder van de vrachtwagen was.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de drie aangehouden mannen, onder wie de verdachte, ook de mannen zijn geweest die op het industrieterrein in Moerdijk betrokken waren bij het incident met de vrachtwagenchauffeurs.
Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat door het observatieteam is gezien dat de Volvo vrachtwagen met het kenteken [kentekennummer] (hierna: de verdachte vrachtauto) het industrieterrein te Moerdijk om 01.15 uur oprijdt (na eerder op dat terrein te zijn geweest en er weer af te zijn gegaan). Om 1.29 uur (na de 112-melding van de vrachtwagenchauffeurs) verlaat de Volvo het industrieterrein en gaat richting de snelweg. Het observatieteam ziet dat er tenminste twee inzittenden in de Volvo zijn. Het terrein wordt gelijk daarna afgesloten. De verdachten worden vervolgens om 01.50 uur op de snelweg A58 aangehouden.
De aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat op het industrieterrein te Moerdijk in zijn vrachtwagen aan het overnachten was en tussen 01:00 en 01:30 uur het geluid hoorde van het achteruitrijsignaal van een vrachtauto. Hij hoorde deze vrachtauto ook weer wegrijden, maar werd even later wakker van hetzelfde achteruitrijsignaal. Toen de aangever naar buiten keek, zag hij een persoon aan de bijrijderskant uit de auto stappen. Hij zag uit de andere zijde van de auto nog een persoon stappen. Hij zag en hoorde een schuifdeur van de vrachtauto open gaan en zag dat er drie personen bij de schuifdeur stonden. De personen waren donker gekleed. Hij zag dat ze iets uit de laadruimte van de vrachtauto haalden. De aangever heeft het gordijn van zijn vrachtwagen dicht gedaan, omdat hij het gevoel had dat ze naar hem keken. Toen hij het gordijn weer open deed en naar buiten keek, keek hij direct in het gezicht van een persoon met een donker gelaat. Deze persoon sloeg hard tegen het raam, waardoor het raam uit elkaar spatte. Het portier van zijn vrachtwagen werd geopend en de aangever zag een persoon op straat staan die een zwart vuurwapen, een pistool, op hem gericht hield. Hij kon niet verstaan wat de man zei, maar uit zijn gebaren begreep hij dat hij uit zijn vrachtauto moest komen. Vervolgens zag de aangever dat er een tweede persoon bij de eerste kwam staan. De mannen maanden hem met spoed uit de cabine te komen. De aangever zag dat er een derde persoon bij de schuifdeur van de vrachtauto stond en een lang voorwerp in elkaar aan het zetten was. De drie mannen droegen zwarte handschoenen en bivakmutsen.
De aangever zag de eerste man in de richting van de vrachtwagen van zijn collega [slachtoffer 2] rennen. Hij zag dat de derde man een patroonhouder in een machinegeweer aan het doen was. De tweede man rende ook naar de vrachtwagen van zijn collega en hij hoorde hoe de eerste man probeerde het portierraam van de vrachtwagen van zijn collega in te slaan. De aangever moest van de derde man meelopen en op de grond gaan liggen en de derde man richtte het geweer op hem. Uiteindelijk liepen de drie mannen al schreeuwend en met veel misbaar in versnelde pas weg en liepen ze alledrie naar de vrachtauto waar ze uit vandaan waren gekomen en reden weg.
De aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij in de nacht van 25 januari 2012 overnachtte in zijn vrachtwagen op het industrieterrein te Moerdijk. Zijn collega
[slachtoffer 1] stond 15 meter verderop. Rond middernacht werd hij wakker van gerommel rond zijn vrachtwagen. Meteen daarop werd er keihard op zijn cabine geslagen door een man, in het zwart gekleed, met een bivakmuts op. Uiteindelijk werd zijn ruit ingeslagen en probeerde de overvaller het portier van binnenuit te openen. De aangever wist zijn vrachtwagen te starten en weg te rijden. Hij heeft het alarmnummer 112 gebeld en is terug gereden naar de plaats delict. Hij zag de vrachtwagen van de overvallers wegrijden in de richting van de Zuidelijke Randweg. Toen hij zijn portier opende zag hij in zijn cabine op de vloermat een zwart pistool op het glas liggen.
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] staat vast dat van de drie mannen die hij heeft gezien er in ieder geval twee bewapend waren. De man die hem uit de vrachtauto heeft gehaald (door hem de eerste persoon genoemd), heeft hem met een pistool bedreigd. De derde persoon had een machinegeweer en heeft dit op hem gericht. De aangever heeft niet gezien of de tweede persoon bewapend was, maar deze persoon kwam bij de eerste persoon staan op het moment dat deze het pistool op hem gericht hield en maande hem ook uit de cabine te komen. Gelet hierop staat vast dat de drie mannen nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt bij de bedreiging van [slachtoffer 1] met vuurwapens.
Met betrekking tot de vraag of deze drie mannen de aangehouden verdachten zijn, overweegt de rechtbank nader als volgt. De raadsman meent van niet. Hij heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er in de directe nabijheid van de Volvo vrachtwagen steeds een andere personenauto van het merk Mercedes aanwezig is geweest met meerdere inzittenden en dat de mogelijkheid bestaat dat de inzittenden van de Volvo en de Mercedes onderling van plaats zijn gewisseld.
Hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer 1] hoort de eerste keer dat hij een achteruitrijsignaal opmerkt, dat er naast het motorgeluid van de vrachtauto er motorgeluid te horen is van twee personenauto’s. Hij hoort het motorgeluid van een V8-motor (vermoedelijk de later op het terrein aangetroffen Mercedes) en van een gewone motor van een personenauto. Hij hoort vervolgens de vrachtauto wegrijden, kort daarna gevolgd door de twee andere auto’s. Hij gaat weer slapen en wordt even later weer uit zijn slaap gehaald door hetzelfde achterruitrijsignaal van de vrachtauto die hij eerder gehoord, maar ook gezien heeft. Hij hoort dan niet dat er naast die vrachtauto ook andere auto’s zijn. Die ziet hij ook niet als hij vanuit zijn vrachtwagen kijkt, en ook niet als hij later buiten staat nadat hij door de daders uit zijn vrachtwagen is gehaald. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat daar waar de eerste keer de vrachtwagen toen deze nabij de vrachtwagenchauffeurs kwam, vergezeld lijkt te zijn geweest door twee andere auto’s, dit de tweede keer niet het geval was. Mogelijk bevonden die auto’s zich toen wel ergens op het industrieterrein, maar uit geen van de verklaringen dan wel waarnemingen van beveiligers of het observatieteam blijkt dat deze die tweede keer zich in de directe nabijheid van de vrachtwagens van de aangevers bevonden. De daders die [slachtoffer 1] derhalve heeft gezien, waren de personen die uit de vrachtauto zijn gekomen en hier ook weer mee zijn vertrokken. [slachtoffer 1] verklaart dit ook.
Niet lange tijd daarna heeft de politie (niet meer dan) drie mannen aangehouden die de inzittenden waren van de verdachte vrachtwagen. Het alternatieve scenario geschetst door de verdediging dat anderen dan de aangehouden mannen de daders waren kan dan ook alleen juist zijn als de in de verdachte vrachtauto van het industrieterrein vertrokken mannen onderweg hebben gewisseld van plek met andere mannen die wellicht ergens op het industrieterrein aanwezig waren, maar niets met de bedreiging te maken hadden. De rechtbank acht dit onaannemelijk. Het zou immers betekenen dat de op de vlucht geslagen daders, die met de vrachtauto van het industrieterrein zijn afgegaan richting de snelweg, ergens moeten zijn uitgestapt waarna hun plaats is ingenomen – zo begrijpt de rechtbank de verdediging – door de mannen die op het industrieterrein de Mercedes hebben achtergelaten en te voet op de vlucht zijn geslagen toen de hekken van het industrieterrein werden gesloten na de 112-melding van de chauffeurs. De verdachten hebben voor een dergelijk – voor één of meer van hen mogelijk ontlastend - scenario in hun verklaringen ook geen overtuigende bouwstenen aangedragen.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de drie daders die het industrieterrein in de vrachtauto hebben verlaten, ook de op de A58 aangehouden verdachten waren.
In de directe nabijheid van die vrachtauto zijn bij de aanhouding van de verdachten een machinegeweer (AK 47) en een dubbele patroonhouder voor dit geweer met bijbehorende munitie aangetroffen. Verder zijn twee patroonhouders met bijbehorende scherpe munitie aangetroffen. Op één van deze patroonhouders is het DNA van de verdachte gevonden.
Op het industrieterrein in Moerdijk zijn in de vrachtwagen van de aangever [slachtoffer 2] een pistool en een patroonhouder met vijf patronen aangetroffen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan het niet anders dan dat het gevonden machinegeweer en pistool de vuurwapens zijn waarmee [slachtoffer 1] is bedreigd. De verdachten hebben bij die bedreiging nauw en bewust samengewerkt. Ditzelfde geldt voor het voorhanden hebben van die vuurwapens door alledrie de verdachten. Zij hadden dan ook samen die vuurwapens voorhanden. Het door de raadsman gevoerde verweer dat de verdachte geen wetenschap van de aanwezigheid van het machinegeweer had, wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Zoals reeds hiervoor onder de kop ‘Vrijspraak’ is overwogen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten hebben geprobeerd om de aangevers te beroven van hun vrachtwagens of van enig ander goed. Uit de enkele omstandigheid dat de verdachten bewapend waren en een van de chauffeurs uit de vrachtwagen hebben gehaald, kan het opzet op het wegnemen van de vrachtwagen of enig goed toebehorende aan de chauffeurs of anderen niet worden afgeleid. Dat het opzet van de verdachten er op gericht was de vrachtwagens weg te nemen, blijkt niet uit de aangiftes, noch uit enig ander bewijsmiddel. Dit wordt voorts ondersteund door de omstandigheid dat de verdachten de vrachtwagen van [slachtoffer 1] ook niet hebben meegenomen, terwijl hier wel alle gelegenheid voor was. [slachtoffer 1] was immers uit zijn vrachtwagen gehaald en lag op de grond. De verdachten hadden naast de vrachtauto waar zij mee gekomen waren ook die [slachtoffer 1] mee kunnen nemen, toen zij op de vlucht sloegen na het wegrijden door [slachtoffer 2] in zijn vrachtwagen.
Het heeft er alle schijn van dat de verdachten met iets anders bezig waren en zijn ‘overlopen’ door de vrachtwagenchauffeurs. De rechtbank volgt de officier van justitie dan ook niet in zijn stelling dat het handelen van de verdachten naar de uiterlijke verschijningsvormen gericht was op het met geweld beroven van de vrachtwagenchauffeurs.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij
op 25 januari 2012 te Moerdijk, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend vuurwapens op die [slachtoffer 1] gericht
4.
hij
op 25 januari 2012 te Moerdijk, tezamen en in vereniging met anderen,
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer (merk: Zastava, model: M 70 AB2, kaliber: 7.62X39 millimeter, voorzien van serienummer: 139630)
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 60 kogelpatronen (kaliber: 7.62X39 millimeter) voorhanden heeft gehad;
5.
hij
op 25 januari 2012 te Moerdijk, tezamen en in vereniging met een anderen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk: Auto Ordnance, model: 1911 A1, kaliber: .45, voorzien van het serienummer: A0062588)
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 18 kogelpatronen (kaliber: .45), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
3.
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
5.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededaders een vrachtwagenchauffeur in zijn vrachtwagen die tevens diende als woon- en nachtverblijf, bedreigd met de dood. Zij hebben, voorzien van bivakmutsen, in de nacht een pistool en een machinegeweer op het slachtoffer gericht. Dit deden zij vermoedelijk omdat zij zich door het slachtoffer betrapt voelden danwel geen pottekijkers wilden. Dit moet een buitengewoon angstige situatie voor het slachtoffer zijn geweest. Dit is dan ook een ernstig feit. De ervaring leert dat dergelijke feiten niet alleen angst veroorzaken bij de slachtoffers, maar dat die slachtoffers veelal nog lange tijd nadien de psychisch nadelige gevolgen ervan ondervinden.
Voorts heeft de verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een machinegeweer en een pistool, alsmede de voor die wapens bestemde munitie. Ook dit zijn ernstige feiten. Het voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit het Centraal Strafregister van België d.d. 9 januari 2013 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], ter zake van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 300,- aan materiële schade en een bedrag van
€ 1.695,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Vast is eveneens komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid en gelet op algemene ervaringsregels worden vastgesteld op € 1.695,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.338,65 aan materiële schade en een bedrag van
€ 1.700,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken - bedreiging van [slachtoffer 2] is niet ten laste gelegd - ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het op de “parallelle dagvaarding” ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdedi¬ging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroor¬deelt de verdachte tegen kwijting aan [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], te betalen € 1.995,- (zegge: negentienhonderdvijfennegentig euro), met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 1.995,- (zegge: negentienhonderdvijfennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.995,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 29 (negenentwintig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. Bade en Benaissa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2013.
Bijlage bij vonnis van: 24 januari 2013
TEKST (GEWIJZIGDE) TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 25 januari 2012 te Moerdijk, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, de Jupiterweg, althans op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een trekker met oplegger (met een daarop staande container), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan transportbedrijf
[bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een (portier)ruit/raam van de cabine van die trekker heeft ingeslagen , althans verbroken en/of (via de aldus ontstane opening) (middels handreiking) dat portier heeft geopend en/of de zich in die cabine bevindende [slachtoffer 1] onder bedreiging met (een) vuurwapen(s) heeft gesommeerd die cabine te verlaten , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 312 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij
op of omstreeks 25 januari 2012 te Moerdijk, in elk geval in Nederland, op de openbare weg de Jupiterweg, in elk geval op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een trekker met oplegger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] Transport, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een ruit/raam van de cabine van die trekker heeft ingeslagen, althans verbroken en/of heeft getracht (via de ontstane opening) (middels handreiking) een portier van die trekker te openen en/of (via de ontstane opening (een) slaande en/of graaiende bewegingen naar die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 312 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij
op of omstreeks 25 januari 2012 te Moerdijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (een) vuurwapen(s) op die [slachtoffer 1] gericht, althans die [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend (een) vuurwapen(s) voorgehouden, althans getoond;
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij
op of omstreeks 25 januari 2012 te Moerdijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer (merk: Zastava, model: M 70 AB2, kaliber: 7.62X39 millimeter, voorzien van serienummer: 139630)
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 60 kogelpatronen (kaliber: 7.62X39 millimeter) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(Artikel 26 jo 55 Wet wapens en munitie)
5.
hij
op of omstreeks 25 januari 2012 te Moerdijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk: Auto Ordnance, model: 1911 A1, kaliber: .45, voorzien van het serienummer: A0062588)
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 18 kogelpatronen (kaliber: .45), voorhanden heeft gehad;
(Art. 26 jo 55 Wet wapens en munitie)
“parallelle dagvaarding"
hij
op of omstreeks 16 januari 2012 te Kuurne (Belgie) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer autosleutels (behorende bij een Audi Quattro RS6 en/of Mercedes C63AMG) en/of een of meer mobiele telefoon(s), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) (personen)auto('s) (merk Audi, type Quattro RS6 en/of merk Mercedes, type C63AMG) en/of een hoeveelheid benzine, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan, [bedrijf 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- voorzien van bivakmutsen en/of maskers en/of capuchons, gedragen over het hoofd/gezicht, en/of in het bezit van een of meer vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, een filiaal van [bedrijf 3], gelegen aan of nabij de Brugsesteenweg te Kuurne (Belgie), binnendringen, althans betreden en/of
- (daarbij) voornoemd(e) vuurwapen(s), althans (een) op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [slachtoffer 3] tonen/voorhouden en/of op die [slachtoffer 3] richten en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 3] dwingen om de kluis/kluizen te openen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] dwingen om te knielen en/of op de grond te gaan liggen en/of
- (vervolgens) (daarbij) de enkels en/of polsen van die [slachtoffer 3] vast tapen, althans vastbinden
- (daarbij) aan die [slachtoffer 3] (dreigend) (in de Franse taal) de woorden toevoegen -zakelijk weergegeven- dat
* hij/zij, verdachte(n) geld en/of autosleutels wilden hebben en/of
* er niks zou gebeuren als hij zou luisteren en/of
* ze hem zouden doden als hij de sleutel(s) van de Audi niet zou vinden en/of
* hij op de grond moest gaan liggen en/of
* hij de lichten in de showroom uit moest doen en/of
* hij moest knielen en/of
* hij gekneveld zou worden,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(Art. 312/317 jo 47 Wetboek van Strafrecht)