ECLI:NL:RBROT:2013:BZ0457

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1360445
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en inhoud van een recht van overpad en erfdienstbaarheid tussen twee percelen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee partijen over het recht van overpad en de erfdienstbaarheid die is gevestigd tussen hun percelen. [Eiser] is eigenaar van een woon- en bedrijfspand en maakt gebruik van de oprit om zijn vrachtwagen/trekker naar het erf te rijden. [Gedaagden] heeft bezwaar tegen het gebruik van de oprit door [eiser] met een vrachtwagen, omdat dit volgens hen de vrije doorgang belemmert en hinder veroorzaakt. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de bepalingen in de notariële akte van levering die de erfdienstbaarheid vastlegden. De rechter oordeelt dat de erfdienstbaarheid het gebruik van de oprit door [eiser] met een vrachtwagen/trekker toestaat, mits dit op een wijze gebeurt die geen onnodige hinder oplevert voor [gedaagden]. De rechter wijst de vordering van [gedaagden] af om te verklaren dat met een vrachtwagen niet over de oprit mag worden gereden of geparkeerd, maar bevestigt dat [eiser] niet gerechtigd is om zijn vrachtwagen/trekker op de oprit te parkeren. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter L.J. van Die op 14 januari 2013.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Locatie Middelharnis
vonnis in de zin van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. M.H. Kleefman-Broekhaar (ARAG Nederland),
tegen
1. [gedaagde sub 1], zaakdoende te [woonplaats], en
2. [gedaagde sub 2], zaakdoende te [woonplaats].
gedaagden,
gemachtigde mr. E.G. Karel, advocaat te Middelharnis.
Partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagden]’ genoemd.
1. Het verloop van de procedure
[eiser] heeft [gedaagden] doen dagvaarden op 22 juni 2012. Daarna is van antwoord geconcludeerd en een reconventionele vordering ingediend. In reconventie is van antwoord geconcludeerd.
Eerst daarna is het de kantonrechter gebleken dat partijen hebben bedoeld zich gezamenlijk tot de kantonrechter te wenden op de voet van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De kantonrechter heeft vervolgens een mondelinge behandeling gelast op de adressen van partijen te [woonplaats]. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 december 2012 aan de [straat] te [woonplaats]. Van het verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van een woon- en bedrijfspand met onder- en omliggende grond aan [adres] te [woonplaats].
[gedaagden] is eigenaar van een woon- en bedrijfspand met onder- en omliggende grond aan de [adr[adres 2] te [woonplaats]. Tussen de beide huizen bevindt zich een oprit.
2.2. De oprit is 6.55 meter breed en daarvan behoort ongeveer 3 meter tot het perceel van [eiser] en 3.55 meter tot het perceel van [gedaagden]. In de beide leveringsakten is een erfdienstbaarheid gevestigd waardoor de eigenaren van de beide percelen elkaar over en weer het gebruik moeten toestaan van het andere perceel en waarbij geen erfscheiding mag worden aangebracht. Onder III op blz 11 van de akte van levering is het volgende bepaald: ”Het recht van gebruik van de aangegeven perceelsgedeelten houdt in de bevoegdheid tot het betreden van deze perceelsgedeelten, alsmede de bevoegdheid tot het parkeren van personenauto’s aldaar. Het gebruik dient plaats te vinden op de minst bezwarende wijze, dusdanig dat dit voor het dienend erf geen onnodige hinder oplevert of de vrije doorgang aldaar zou kunnen belemmeren of verzwaren”.
2.3. De oprit bestaat uit een betonnen plaat met aan de zijden langs de muren van de gebouwen tegelwerk. De oprit is vanaf de openbare weg te bereiken door over het trottoir te gaan dat langs de [straat] is gelegen. Achter de gebouwen bevindt zich een erf.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1. [eiser] vordert een verklaring voor recht inzake het recht van overpad op de oprit tussen zijn woonhuis en dat van [gedaagden]. Hij heeft het volgende aangevoerd: hij is eigenaar van een transport- en koeriersbedrijf. Hij gebruikt de oprit om een trekker (zonder oplegger) naar het erf te kunnen rijden om die trekker daar zo nu en dan schoon te kunnen maken. Ook is in het gebouw incidenteel sprake van opslag waardoor het erf met een auto bereikbaar moet zijn. [gedaagden] belemmert de ongehinderde doorgang door de caravan van een derde zodanig te plaatsen dat het niet meer goed mogelijk is om de trekker achter het gebouw te parkeren. Op 3 november 2011 is sprake geweest van een conflict toen [gedaagden] een auto zo heeft geparkeerd dat [eiser] zijn trekker niet meer kon wegrijden, waardoor hij niet kon werken.
3.2. [gedaagden] voert ten verwere aan dat [eiser] een bestelauto pleegde te parkeren naast zijn woning en dat daardoor de vrije doorgang belemmerd werd. Het pand van [gedaagden] is afgebrand. Na herbouw was de bestelwagen niet meer aanwezig maar parkeerde [eiser] op de oprit een vrachtwagen/trekker. De erfdienstbaarheid houdt niet in dat een vrachtwagen over de oprit mag gaan of daar mag parkeren. De vrachtwagen veroorzaakt onnodige hinder door uitlaatgassen en geluid. De vrachtwagen belemmert de vrije doorgang en ook wordt het troittoir erdoor beschadigd. De caravan veroorzaakt geen hinder en van een incident is geen sprake geweest omdat de auto van [gedaagden] stilviel en niet opzettelijk de oprit blokkeerde. [eiser] heeft de caravan moedwillig omver gereden en daardoor schade veroorzaakt. [gedaagden] heeft geen bezwaar tegen het gebruik van de oprit maar wel tegen de manier waarop [eiser] meent de oprit te moeten gebruiken. In reconventie vordert [gedaagden] de kantonrechter voor recht te verklaren dat niet met een vrachtwagen over de oprit mag worden gereden of geparkeerd op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4. De beoordeling
4.1. Partijen zijn verdeeld over de wijze waarop gebruik mag worden gemaakt van de oprit tussen hun huizen/bedrijfsgebouwen. De eigendom van de percelen van de beide partijen is over en weer met een erfdienstbaarheid, te weten het recht van overpad, belast. De erfdienstbaarheid is geformuleerd in de notariële akte van levering voor de beide percelen. Bij de uitleg van de akte komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte.
4.2. Het recht van overpad is gevestigd om het beide partijen mogelijk te maken over de oprit naar het achter de beide gebouwen gelegen erf te komen en te gaan. Daartoe mag het heersend erf het dienend erf gebruiken. Uit de door beide partijen overgelegde tekeningen blijkt dat de heersende erven de gehele oprit van de dienende erven mogen gebruiken. In de akte is deze bevoegdheid nader uitgewerkt onder III. Daarin is opgenomen dat het recht van gebruik de bevoegdheid omvat om het dienend erf te betreden en aldaar een personenauto te parkeren. Onder hetzelfde nummer is wel een beperking opgenomen, te weten dat het gebruik op de minst bezwarende wijze dient plaats te vinden dusdanig dat dit voor het dienend erf geen onnodige hinder oplevert of de vrije doorgang aldaar zou kunnen belemmeren of verzwaren. De in 4.1. weergegeven wijze van uitleg van deze bepaling leert dat partijen elkaar over en weer de toegang tot het achterliggende erf mogelijk moeten maken. De bevoegdheid gaat letterlijk zo ver dat het heersend erf zelfs een personenauto mag parkeren op het dienende erf, zij het dat de doorgang niet mag worden belemmerd of verzwaard. Een redelijke uitleg van deze bepaling houdt in dat het parkeren van een personenauto op het dienend erf niet mogelijk is omdat het redelijkerwijs niet mogelijk is een personenauto op het dienend erf te parkeren zonder de doorgang te belemmeren of te verzwaren.
Anders dan tijdens de mondelinge behandeling werd verondersteld houdt de erfdienstbaarheid niet in dat alleen met een personenauto over de oprit mag worden gereden. Op dat punt blijkt de erfdienstbaarheid geen andere beperking te kennen dan het niet belemmeren of verzwaren van de mogelijkheid om het dienend erf te betreden. Onder betreden moet in dit geval ook worden verstaan het rijden met een voertuig, gelet op de aard van de oprit. Dat partijen dit ook bedoelen blijkt uit het vaststaande feit dat [eiser] jarenlang een bestelauto op de oprit heeft geparkeerd en uit het feit dat ook [gedaagden] zijn auto op de oprit parkeert en er een caravan laat stallen.
Objectieve lezing van de erfdienstbaarheid leert dat er geen beperkingen zijn anders dan het belemmeren of verzwaren van de doorgang. Met name is niet opgenomen dat met bepaalde voertuigen niet over de oprit mag worden gereden. Dit betekent dat ook de kleine vrachtwagen/trekker van [eiser] over de oprit moet kunnen gaan om naar het eigen erf achter het gebouw [adres] te rijden. Alleen het parkeren is beperkt in die zin dat alleen personenauto’s op de oprit mogen parkeren. Het is partijen niet toegestaan een vrachtwagen/trekker op de oprit te parkeren. Een personenauto zou wel mogen worden geparkeerd, maar dan zodanig dat deze auto geen belemmering of verzwaring van het gebruik van de oprit voor het andere erf mag opleveren. In de praktijk maakt dat ook het parkeren van een personenauto op het eigen gedeelte van de oprit onmogelijk omdat daardoor altijd de mogelijkheid bestaat dat de doorgang voor de ander wordt belemmerd of verzwaard. De inrichting van de oprit met voor het overgrote deel van de oprit een betonnen plaat bevestigt dat het de bedoeling van (de oorspronkelijke) partijen is geweest om ook met zwaarder materieel achterom te kunnen rijden.
4.3. De mogelijkheid dat met de kleine vrachtauto/trekker overlast wordt veroorzaakt door uitlaatgassen en geluid van de dieselmotor doet aan het voorgaande niet af. Uiteraard dient hinder zo veel mogelijk te worden voorkomen, maar niet kan worden volgehouden dat door het achterom rijden van de vrachtauto/trekker een zodanige hinder ontstaat dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op de bepaling in de erfdienstbaarheid. Dat zou alleen anders zijn wanneer een van de partijen de motor laat draaien zonder daadwerkelijk te rijden met het voertuig. Dat het trottoir beschadigd raakt door de vrachtwagen/trekker is onvoldoende om anders te oordelen. Het trottoir is gemeente eigendom en het is, zo nodig, aan de gemeente om te dien aanzien maatregelen te nemen. De reden voor het naar het eigen erf rijden met een voertuig is niet van belang voor de uitleg van de erfdienstbaarheid.
4.4. Door het incident op 3 november 2011 is, zo stelt [eiser], schade ontstaan. De schade zou bestaan uit gederfde omzet. De schade is in de dagvaarding zeer summierlijk onderbouwd en ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is daarover niet nader verklaard. De kantonrechter wijst de gevorderde schade af omdat deze onvoldoende werd onderbouwd.
4.5. De kantonrechter zal op dit moment geen dwangsom toewijzen. Hij gaat ervan uit dat partijen in het vervolg zullen handelen in overeenstemming met dit vonnis. Partijen hebben er blijk van gegeven elkaar te respecteren waar het de erfdienstbaarheid betreft zodat er op dit moment geen reden is een dwangsom vast te stellen.
4.6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt de vordering in reconventie alleen toegewezen voor zover het parkeren betreft. Ook in reconventie wordt geen dwangsom toegewezen.
4.7. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. Uit de correspondentie is gebleken dat partijen meteen het standpunt hebben ingenomen dat een buitenrechtelijke regeling niet mogelijk zou zijn. In een dergelijk geval heeft het niet veel zin om verdere correspondentie te versturen.
4.8. De aard van deze procedure, maar ook het feit dat beide partijen voor een deel in het gelijk zijn gesteld is reden om de proceskosten te compenseren in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart in conventie en in reconventie voor recht:
a. dat [eiser] op grond van een erfdienstbaarheid het recht heeft om zijn vrachtwagen/trekker achter de woning [adres] te [woonplaats] te parkeren en daarbij gebruik mag maken van het pad tussen de [adres] en [adres 2];
b. dat [eiser] niet gerechtigd is zijn vrachtwagen/trekker te parkeren op de oprit tussen de panden aan [adres] en [adres 2] te [woonplaats].
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.