ECLI:NL:RBROT:2013:BZ1115

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
ROT 12/2879
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Damsteegt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor griffiekosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de toekenning van bijzondere bijstand voor griffiekosten. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (Wwb) voor advocaatkosten en griffiekosten, welke door verweerder was afgewezen. Verweerder had in zijn bestreden besluit van 28 juni 2012 het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard, maar weigerde bijzondere bijstand voor de griffiekosten van € 379,-. Verweerder stelde dat deze kosten al voor de aanvraag door de gemachtigde van eiser waren voldaan, waardoor er sprake zou zijn van een schuld.

Eiser betwistte dit standpunt en voerde aan dat de griffiekosten door zijn gemachtigde waren voorgeschoten en dat er geen sprake was van een lening die afgelost moest worden, maar van kosten die voortvloeien uit een overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de griffiekosten pas na de indiening van de aanvraag bij eiser in rekening waren gebracht en dat er dus geen sprake was van een schuld in de zin van de wet. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de aanvraag om bijzondere bijstand voor griffiekosten betreft en kende eiser het recht op bijzondere bijstand toe.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht en de proceskosten, die door de rechtbank op € 944,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 12/2879
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2013 in de zaak tussen
[x], te Rotterdam, eiser,
gemachtigde: mr. P. van Baaren,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: D. Çevik.
Procesverloop
Bij besluiten van 27 februari 2012 en 3 april 2012 heeft verweerder eisers aanvraag om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: Wwb) voor advocaatkosten en griffiekosten afgewezen.
Bij besluit van 28 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen die besluiten gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2013. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard door alsnog bijzondere bijstand voor de kosten eigen bijdrage rechtsbijstand toe te kennen. Voor het overige handhaaft verweerder zijn standpunt dat geen bijzondere bijstand kan worden toegekend voor de kosten van griffierechten (van € 379,-). Het gaat hier, aldus verweerder, om een aflossing van een schuldenlast want eisers gemachtigde had die kosten al voor indiening van de aanvraag bijzondere bijstand voldaan
2. Eiser voert aan dat de griffiekosten door zijn gemachtigde zijn voorgeschoten. Eiser stelt dat hier geen sprake is van een lening die afgelost wordt maar om kosten die gemaakt worden en voortvloeien uit een overeenkomst.
3. In een uitspraak van 7 augustus 2007 (LJN: BB1649), waar verweerder naar heeft verwezen, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat van een schuld sprake is als de kosten al voor de dag van de aanvraag bij de belanghebbende in rekening zijn gebracht maar nog niet zijn voldaan. Zijn de kosten voor de dag van de aanvraag wel bij belanghebbende in rekening gebracht en feitelijk al door een ander betaald, dan is sprake van een schuld jegens die ander, indien een verplichting tot terugbetaling jegens die ander voldoende is aangetoond. Kosten die voor de dag van de aanvraag zijn gemaakt maar eerst daarna bij de belanghebbende in rekening worden gebracht en kosten die op of na de aanvraagdatum zijn of zullen worden gemaakt kunnen niet als schuld worden beschouwd.
3. Vaststaat dat eisers gemachtigde de griffiekosten heeft voldaan voordat op 31 januari 2012 daarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd en die kosten zijn eerst na het indienen van de aanvraag bij eiser in rekening gebracht. De rechtbank heeft immers de griffiekosten gefactureerd aan eisers gemachtigde en laatstgenoemde heeft nadien pas die kosten in rekening gebracht bij eiser.
4. Gezien het vorenstaande heeft verweerder ten onrechte het standpunt ingenomen dat het hier om een schuld gaat. Het bestreden besluit dient om die reden in zoverre vernietigd te worden en eisers beroep is gegrond. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat eiser recht heeft op bijzondere bijstand ten bedrage van € 379,-.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het ziet op de aanvraag om bijzondere bijstand voor griffiekosten,
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit en bepaalt dat eiser bijzondere bijstand moet worden toegekend ten bedrage van € 379,-,
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 42,00 vergoedt,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,- te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Damsteegt, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.