RECHTBANK ROTTERDAM
Team straf 2
Parketnummer: 10/731098-11
Raadkamernummers: 12/271 (89 Sv) en 12/738 (591a Sv)
Beslissing van de rechtbank te Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op de op 13 februari 2012 en 3 mei 2012 op de griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschriften van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [plaats], [adres],
advocaat mr. S. Pijl, kantoorhoudende te Rotterdam.
Procedure
De rechtbank heeft gezien het op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediende, op 13 februari 2012 ingekomen en onder raadkamernummer 12/271 geregistreerde verzoekschrift, alsmede het op 3 mei 2012 ingekomen en onder raadkamernummer 12/738 geregistreerde verzoek. Daarnaast heeft de rechtbank gezien de stukken uit de bijbehorende raadkamerdossiers en het dossier van de onder bovenvermeld parketnummer geregistreerde strafzaak tegen de verzoeker als verdachte.
De rechtbank heeft in openbare raadkamer van 17 januari 2013 gehoord de officier van justitie mr. Oosterveld en mr. S.C.J. Knoester, die is verschenen namens de opgenoemde advocaat van de verzoeker.
De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Inhoud van de verzoeken en standpunt officier van justitie
Verzoek ex artikel 89 Sv d.d. 13 februari 2012
Het verzoekschrift strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat wordt toegekend een bedrag van € 315,= als vergoeding van de immateriële schade, die de verzoeker tengevolge van de door hem in het kader van de strafzaak ondergane vrijheidsbeneming heeft geleden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek tot vergoeding van immateriële schade.
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor de kosten van juridische bijstand, bestaande uit de kosten in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het op de voet van artikel 89 Sv ingediende verzoekschrift van € 540,=.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek op de grond dat het niet binnen drie maanden na het eindigen van de zaak is ingediend.
Feiten
De verzoeker is van 5 september 2011 tot op 8 september 2011 op grond van een bevel tot inverzekeringstelling gedetineerd geweest op verdenking van - zakelijk verwoord - valsheid in geschrifte.
Bij schriftelijke kennisgeving van 13 november 2011 heeft de officier van justitie de verzoeker bericht dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd.
Ontvankelijkheid en beoordeling van de verzoeken
Ontvankelijkheid verzoek ex artikel 89 Sv
Ingevolge artikel 89, derde lid, Sv dient een op dit artikel gegrond verzoek om schade¬vergoeding te worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Namens de verzoeker is aangevoerd dat het verzoekschrift, dat op 13 februari 2012 per fax bij de griffie van de rechtbank is ingekomen, tijdig is ingediend, aangezien hij de op 13 november 2011 gedagtekende kennisgeving eerst op 15 november 2011 heeft ontvangen en de in artikel 89 Sv gestelde termijn vanaf die datum een aanvang heeft genomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
In een geval als het onderhavige waarin een zaak is geëindigd door een (onvoorwaardelijk) sepot, brengt redelijke wetstoepassing mee dat de in artikel 89 Sv gestelde termijn eerst een aanvang neemt vanaf de dag waarop mag worden aangenomen dat een gewezen verdachte op de hoogte is geraakt van de sepotbeslissing (vgl. Hof Amsterdam 25 maart 2009, LJN: BI0920).
Er is geen reden om aan te nemen dat de verzoeker eerder kennis heeft genomen van het sepot dan op 15 november 2011. Op die dag is de in artikel 89 Sv bedoelde termijn in dit geval dan ook aangevangen, terwijl deze, gelet op het bepaalde in de artikelen 130 en 136, eerste lid, Sv, eindigde op 13 februari 2012.
Uit het door de advocaat aan de rechtbank overgelegde fax-verzendrapport blijkt dat het verzoekschrift op 13 februari 2012 te 18.36 uur naar de griffie van deze rechtbank is verstuurd. Het verzoekschrift geldt als tijdig ingediend nu het op de laatste dag van de in artikel 89 Sv gestelde termijn, weliswaar na sluitingstijd van de griffie, maar vóór 24.00 uur is ingekomen (vgl. HR 23 mei 2000, LJN: AA5880).
De verzoeker is derhalve ontvankelijk in het op de voet van artikel 89 Sv ingediende verzoek.
Beoordeling verzoek ex artikel 89 Sv
Voorop gesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 89 Sv op verzoek van de gewezen verdachte - indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel - hem een vergoeding kan toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge artikel 90 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Gebleken is dat ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling er voldoende verdenking tegen de verzoeker was om dat dwangmiddel te rechtvaardigen.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen worden niettemin gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de door hem tengevolge van de ondergane verzekering geleden immateriële schade.
Daarom zal de verzoeker voor de door hem geleden immateriële schade tengevolge van zijn verblijf op een politiebureau een schadevergoeding ter hoogte van € 315,= (3 dagen x € 105,=) worden toegekend. De rechtbank hanteert hierbij het tarief zoals dat door de LOVS voor op of na 1 september 2008 ondergane verzekering, wordt voorgestaan.
Ontvankelijkheid verzoek d.d. 3 mei 2012
Ingevolge artikel 591a juncto 591, tweede lid, Sv dient een verzoek als bedoeld in artikel 591a Sv te worden ingediend binnen drie maanden na het eindigen van de zaak.
Op 3 mei 2012 is bij de griffie van deze rechtbank een fax ingekomen, houdende het verzoek om toekenning van de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en eventueel behandelen van het op de voet van artikel 89 Sv ingediende verzoekschrift.
De advocaat van de verzoeker heeft aangevoerd dat het hier geen nieuw verzoek betreft, maar louter een aanvulling is op het op de voet van artikel 89 Sv ingediende verzoek, aangezien slechts wordt verzocht om de forfaitaire vergoeding voor het indienen van dat verzoek en niet om de kosten van rechtsbijstand in de tegen de verzoeker geëntameerde strafzaak. Gelet daarop is de advocaat van de verzoeker van mening dat ook dit verzoek tijdig is ingediend.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit standpunt geen hout snijdt. Artikel 89 Sv biedt geen grondslag voor een verzoek tot toekenning van een vergoeding voor de kosten in verband met het opstellen, indienen en behandelen van een op de voet van dat artikel ingediend verzoek. Een dergelijk verzoek kan enkel worden gegrond op artikel 591a Sv, hetgeen - mede gelet op de verschillen die tussen beide bepalingen bestaan, onder meer voor wat betreft de aan de respectieve verzoeken te stellen eisen - meebrengt dat het op 3 mei 2012 gedane verzoek als een zelfstandig verzoek moet worden beschouwd. Dat in de praktijk geregeld op 89 Sv en 591a Sv gestoelde verzoeken in één verzoekschrift worden vervat, doet daaraan niet af. Nu het in de fax van 3 mei 2012 genoemde verzoek ruim vijf maanden na het eindigen van de zaak - en derhalve niet tijdig - bij de griffie van deze rechtbank is ingediend, zal de verzoeker daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.
in de procedure met RK-nr 12/271:
- verklaart de verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek;
- kent toe aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding ten bedrage van € 315,= (zegge: driehonderd en vijftien euro) voor de schade die hij heeft geleden tengevolge van de door hem ondergane verzekering;
in de procedure met RK-nr 12/738:
- verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. De Jong, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. Van Zanten, griffier,
en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank op 19 februari 2013.