vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/414228 / KG ZA 12-996
Vonnis in kort geding van 28 januari 2013
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KAASMAKERIJ DE OORSPRONG B.V.,
gevestigd te Schalkhaar,
eiseres,
advocaat mr. A. Stendahl,
rechtspersoon naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging
CHINA TAIPING INSURANCE (UK) CO LTD,
gevestigd te Londen, Groot-Brittannië,
gedaagde,
advocaat mr.drs. S.O. Voogt.
Partijen zullen hierna de Oorsprong en China Taiping genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 2 januari 2013;
- de producties van de Oorsprong;
- de producties van China Taiping;
- de pleitnota van mr. A. Stendahl;
- de pleitnota van mr.drs. S.O. Voogt.
1.2. De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelischt ter zitting van 14 januari 2013. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1. De bedrijfsactiviteit van de Oorsprong bestaat (ondermeer) uit het maken en affineren van kaas op een natuurlijke en authentieke wijze.
2.2. Per mail d.d. 11 februari 2008 schrijft de heer [A] namens [X] aan de heer [B] van China Taiping, voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Ik zou jou nog gegevens verstrekken voor een nieuwe klant van de [X].
Opslag/rijping van kaas, worst, hammen etc. in vm. munitiedepots in Ommen. Het keren van kazen wordt door een robot gedaan. De kazen en vlees wordt opgeslagen of gehangen in de gebouwen en er wordt water op de vloer gezet om de schimmels hun werk te laten doen.
Waarde is ongeveer Euro 2.500.000,-- per munitiedepot, er zijn er 7 dus totaal Euro 17.500.000,-- in de achtste worden vleermuizen gekweekt. Verzekeren wij niet.
Eigen risico Euro 2.500,-- per schadegeval.
Premie 1,75 o/oo per jaar.
Vraag is hoeveel aandeel voor CIC.
……”
2.3. Door bemiddeling van [X], als assurantiemakelaar optredend namens de Oorsprong, heeft de Oorsprong met ingang van 1 augustus 2008 met China Taiping een All-Risks Goederen Verzekering gesloten (hierna: de verzekering). China Taiping is 100% risicodrager, het betreft een op de beurs afgesloten makelaarspolis. De verzekering heeft ondermeer betrekking op de productie, verkoop en affinage van kaas. Het - door China Taiping per 6 oktober 2008 ondertekende - polisblad luidt voor zover relevant als volgt:
Datum ingang : 01-08-2008
(…)
Einddatum : 01-08-2009 en wordt stilzwijgend verlengd voor de duur van 12 maanden.
€ 2.500,00 per gebeurtenis
Kaasmakerij, productie, verkoop en affinage van kaas en zuivelproducten.
Spanjaardsdijk 68 B te Schalkhaar
Bouwaard van steen/staal gebouwd met harde dekking
Voorwaarden
DKA All-Risks 2008
(…)
……”
2.4. De op de verzekering van toepassing verklaarde algemene voorwaarden DKA All-Risks 2008 (hierna: de polisvoorwaarden) luiden voor zover van belang als volgt:
“……
Deze overeenkomst beantwoordt - tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen - aan het vereiste van onzekerheid als bedoeld in artikel 7:925 BW, indien en voor zover de door verzekerde geleden schade op vergoeding waarvan jegens verzekeraar aanspraak wordt gemaakt, het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit schade voor de verzekerde was ontstaan dan wel naar de normale loop van omstandig-heden zou ontstaan.
……
Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
……
1.1 Bereddingskosten
Kosten van maatregelen die tijdens de geldigheidsduur van de verzekering door of vanwege verzekerde worden getroffen en redelijkerwijs geboden zijn om het onmiddellijk dreigend gevaar van schade af te wenden waarvoor - indien gevallen - de verzekering dekking biedt, of om die schade te beperken. Onder kosten van maatregelen wordt in dit verband mede verstaan schade aan zaken die bij het nemen van de hier bedoelde maatregelen worden ingezet.
……
Artikel 2 OMVANG VAN DE DEKKING
2.1 All Risks
Verzekerd wordt tegen plotseling ontstane materiële schade aan en/of verlies van de verzekerde gevaarsobjecten, onverschillig door welke oorzaak ontstaan, indien en voorzover de schade het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel nog zou ontstaan.
……
Artikel 4 UITSLUITINGEN
4.1 Opzet
van de verzekering is uitgesloten schade veroorzaakt door opzet en/of roekeloosheid van de verzekerde.
4.2 Normale slijtage, oxidatie en andere geleidelijk werkende invloeden
van de verzekering is uitgesloten schade veroorzaakt door normale slijtage, oxidatie en andere van de verzekering is uitgesloten schade veroorzaakt door normale slijtage, oxidatie en andere geleidelijk werkende (weers)invloeden. Deze uitsluiting geldt niet indien de schade het gevolg is van brand, ontploffing, botsen, aanraken, stoten, omslaan, te water of van de weg geraken.
4.3 Ongedierte
van de verzekering is uitgesloten schade veroorzaakt door ongedierte.
……
Artikel 6 BEKENDHEID EN RISICOWIJZIGING
......
6.2 Verzekeraars zijn bekend met de ligging, bouwaard, inrichting en gebruik van de gebouwen
waar de verzekerde gevaarsobjecten zich bevinden bij het beging van de overeenkomst alsmede met de belendingen.
......
Artikel 7 SCHADE EN VASTSTELLING VAN DE GROOTTE
7.1 Aanmelding
Verzekerde is verplicht verzekeraars met bekwame spoed kennis te geven van iedere
gebeurtenis, waaruit voor verzekeraars een verplichting tot schade-uitkering kan ontstaan.
……”
2.5. In december 2010 heeft de heer [C], werkzaam bij
de Coöperatieve Producenten Handelsvereniging “De Producent”, aan de heer
[D], directeur van de Oorsprong, voor zover hier relevant, het volgende geschreven:
“……
U heeft mij gevraagd om verslag te doen van de inspectie bezoek d.d. vrijdag 9 juli 2010 in verband met de schade die u na de afgelopen zomer aan de kazen heeft opgelopen.
Ik ben in dienst van De Producent, een coöperatieve handelsonderneming van boerenkaasmakers rondom Gouda.
Elke maand voer ik een inspectie uit naar de kazen die van onze kaasmakers op het affinage Centrum Twente worden gerijpt.
Tijdens mijn maandelijkse bezoeken vanaf maart 2010 tot en met juli 2010 heb ik kunnen constateren dat de kazen er erg goed bijlagen.
In natuurlijke rijpingsruimten komt altijd een geringe mate van mijt voor, eenmaal schoonmaken met azijnwater is voldoende om het kwijt te raken.
Op het affinage centrum was de aanwezigheid van mijt op 9 juli 2010 zeer gering, feitelijk te verwaarlozen.
Toen ik op 10 augustus terug kwam constateerde ik dat er sprake was van extreem veel mijt. Zeer kort na mijn bezoek op 9 juli 2010 moet zich een mijtaanval hebben kunnen ontwikkelen. Op 10 augustus was de situatie niet meer onder controle te krijgen en waren de medewerkers van het affinage centrum al kazen naar andere ruimten aan het brengen om verdere besmetting van de kazen te voorkomen.
De ontwikkeling van de mijt moet zich in zeer korte tijd hebben voltrokken.
Mocht u nog verdere informatie nodig hebben omtrent mijn bevindingen dan hoor ik het graag.
……”
2.6. In de schriftelijk vastgelegde en ondertekende - aan de heer [D], voornoemd gerichte - verklaring van de heer [E] staat het volgende:
“……
Hierbij het verslag over de werkzaamheden van de periode 12 juli tot 15 augustus 2010.
Mijn naam is [E] en ben werkzaam als fulltime assistent affineur op het affinage centrum enschede. Ik ben verantwoordelijk voor de rijping van de kazen in bunker 20 en 21.
Ik houd altijd de temperaturen van de desbetreffende bunkers bij, zowel in de week als ook in het weekend.
Zomers als de temperatuur in de bunkers boven de 15 graden komt worden ’s nachts, tussen 0,00 uur en 6,00 uur de luiken open gezet om de koele lucht in de bunkers te laten.
Normaal is de lucht dan koel genoeg om de temperatuur in de bunker voldoende af te koelen. Echter was de nachtelijke temperatuur vanaf 10 juli zo extreem hoog dat het in de bunker niet meer kouder werd.
Vanaf 11 juli liep de temperatuur zeer snel op en op 31 juli was het 18,5 graden.
Toen ik maandag 12 juli in de bunker 20 en 21 kwam zag ik dat er enorm veel mijt op de kazen als wel op de vloer lag, en dat hoewel wij vrijdags de bunkers, zoals bij ons gewoon is, de vloeren in de bunkers helemaal schoonmaken.
Vanaf dat moment hebben alle 8 medewerkers dagelijks van 5 uur ’s morgens tot 10 uur ’s avonds gewerkt om de kazen en de vloeren schoon te maken.
Op 2 augustus hebben wij besloten om de aangetaste kazen te verleggen naar bunker 23 omdat ik bang was dat er nog meer kazen besmet zouden worden. In de week van 5 augustus hebben we de besmette kazen gevacumeerd om de kazen misschien nog te kunnen redden.
Op 3 augustus hebben we nog koelcontainers voor bunker 20 en 21 gezet om de temperatuur te verlagen.
De schade is ontstaan in het weekend van 10 en 11 juli. Vanaf 12 juli hebben we alles geprobeerd om de schade te beperken en de kazen te redden, maar met weinig succes. Aan het einde hebben we slechts 10% van de kazen kunnen redden die onder de mijt zat. De rest hebben we ondergebracht in een aparte bunker.
……”
2.7. In de schriftelijk vastgelegde en ondertekende - aan de heer [D], voornoemd gerichte - verklaring van de heer [F] staat het volgende:
“……
Hierbij wil ik u het volgende vertellen over mijn werkzaamheden in de periode van 12 juli tot
15 augustus 2010.
Ik ben [F] en ben werkzaam bij het Affinage Centrum Twente als affineur.
Ik houd regelmatig de temperatuur bij in de bunkers 20 en 21. Dit doe ik zowel door de week als in het weekend.
Als de temperatuur in de bunkers in de zomer boven de 15 graden komt dan worden ’s nachts de luiken in de bunkers los gezet om de temperatuur te laten dalen.
Vanaf 10 juli was de temperatuur ’s nachts echter zo verschrikkelijk hoog dat de temperatuur in de bunkers niet meer daalde.
Vanaf 11 juli werd het nog erger en op 31 juli was het zelfs 18,5 graden.
Op 12 juli 2010 kwamen wij in de bunker 20 en 21 en we zagen ontzettend veel mijt op de kazen en op de grond. Dit terwijl wij de bunkers zeer schoon achtergelaten hadden. De bunkers worden bij ons altijd schoongemaakt.
Vanaf het moment dat de mijt werd ontdekt hebben wij met ons allen - alle acht medewerkers - elke dag weer, vanaf 5 uur ’s morgens tot 10 uur ’s avonds keihard gewerkt om de kazen en de vloeren weer schoon te krijgen. Op 2 augustus hebben wij de kazen verplaatst naar bunker 23 om verdere besmetting te voorkomen.
In de week van 5 augustus hebben wij de besmette kazen gevacumeerd om deze nog te redden.
In deze week hebben wij nog koelcontainers in bunker 20 en 21 geplaatst om de temperatuur alsnog te verlagen.
De schade is ontstaan in het weekend van 10 en 11 juli. Vanaf 12 juli hebben wij met man en macht gewerkt om de schade zoveel mogelijk te beperken. Dit is niet gelukt. Wij hebben slechts 10% van de kaas kunnen redden en de rest hebben wij in een andere bunker gedaan.
……”
2.8. In het voorlopig rapport van expertise d.d. 23 augustus 2010 heeft A-One Experts,
optredend namens China Taiping, voor zover hier relevant - aan [X]
bericht:
“……
Oorzaak/toedracht
Ten behoeve van rijping van de geproduceerde kaas heeft verzekerde, zoals gemeld, de beschikking
over een aantal, gehuurde, munitiedepots op het vliegveld Twente. De natuurlijke rijping die hier
plaatsvindt zou kunnen worden vergeleken met grotrijping die onder andere plaatsvindt in
Zwitserland en Frankrijk. In de munitiedepots, die zijn opgebouwd uit zware betonnen wanden en
afgedekt met een laag aarde, heeft men diverse bacterieculturen gekweekt die noodzakelijk zijn voor
de rijping van de kaas. Daarnaast heeft de bunker door zijn bouwwijze een redelijk stabiele
temperatuur. Gedurende avond en nachtelijke uren wordt gebruikelijk de bunker geventileerd
teneinde de door de bacteriecultuur geproduceerde ammoniak te reguleren.
Volgens opgave van verzekerde zou de temperatuur in de bunkers, die normaliter niet boven de 14,5
à 15 graden stijgt, ten gevolge van de langdurige hoge temperaturen overdag en met name het niet
teruglopen van deze temperaturen respectievelijk het niet voldoende teruglopen van deze
temperaturen gedurende de avond en nachtelijke uren, ertoe hebben geleid dat geleidelijk de
temperatuur binnen de bunkers is opgelopen tot circa 19 graden. Wanneer exact deze temperatuur is
opgelopen is niet bekend, doch volgens opgave van verzekerde zou dit al zeker gedurende een
periode van meerdere weken het geval zijn. De hogere temperatuur in de bunkers heeft er enerzijds
toe geleid dat met name de jongere kazen zijn gesmolten respectievelijk gedeformeerd (hetgeen
echter geen directe invloed heeft op de kwaliteit van de kaas respectievelijk de verkoopbaarheid
daarvan), doch anderzijds heeft dit tot gevolg gehad dat de normaliter in kaasopslagruimten
aanwezige kaasmijt zich zeer explosief heeft kunnen vermenigvuldigen.
Temperaturen tussen de 15,5 en 32 graden zijn ideaal voor de vermenigvuldiging van deze
geleedpotige dieren. Beheersing van deze kaasmijtexplosie kan pas na het terugdringen van
de temperatuur tot onder de kritieke grens van 15,5 graden, waarna een zure omgeving (met water
en azijn) kan worden gecreëerd teneinde het ongedierte definitief uit te schakelen.
Zoals gemeld is door het geleidelijk, gedurende een langere periode, oplopen van de temperatuur in
de bunkers een explosieve groei van kaasmijt ontstaan, die de in opslag liggende kaas aantast.
Normaliter wordt de kaas door de uit paraffine bestaande coating beschermd tegen aantasting door dit
ongedierte. In de onderhavige situatie is sprake van een natuurlijke rijping en wordt de beschermlaag
om de kaas geproduceerd door de in de opslagruimte aanwezige bacteriecultuur. Deze beschermlaag
biedt echter geen bescherming tegen ongedierte zoals kaasmijt, op grond waarvan de kaas door de
mijt wordt opgegeten.
Ten tijde van onze expertise bleek een gedeelte van de voorraad kazen te zijn aangetast. Thans
worden buiten de bunkers zogenaamde ‘reefers’ geplaatst, teneinde met behulp daarvan de
temperatuur in de bunkers terug te dringen tot onder de kritieke grens. Eerst dan kan definitief met de
kaasmijt worden afgerekend respectievelijk een schifting worden gemaakt tussen de gezonde en
aangetaste kaas.
Globaal gezien adviseren wij u vooralsnog rekening te houden met een schade die kan oplopen tot
een bedrag van € 250.000,00.
……”
2.9. Per brief d.d. 29 september 2010 schrijft [B] namens China Taiping aan
[X] voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Betreft: Schade De Oorsprong, (…)
……
Op basis van het aan ons toegezonden voorlopig rapport van expertise d.d. 23-08-2010 van A.One
experts kunnen wij jou het volgende berichten:
Artikel 2 Omvang van de dekking
2.1 All Risks
Verzekerd wordt tegen plotseling ontstane materiële schade aan en/of verlies van de verzekerde
gevaarsobjecten, onverschillig door welke oorzaak ontstaan, indien en voorzover de schade het
gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering
onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel nog zou ontstaan.
In het onderhavige geval is sprake van een geleidelijjke inwerking, zie schade rapport. Dus aan de
EIS PLOTSELING ONTSTANE etc. is niet voldaan in dit geval.
4.2 Normale slijtage, oxidatie en andere geleidelijk werkende invloeden.
Van de verzekering is uitgesloten schade veroorzaakt door normale slijtage, oxidatie en andere
geleidelijke werkende (weer) invloeden. Deze uitsluiting geldt niet indien de schade het gevolg is
van brand, ontploffing etc……
Bovenstaande clausule spreekt voor zich.
4.3 Ongedierte
Van de verzekering is uitgesloten schade veroorzaakt door ongedierte.
Buiten kijf dat mijt ongedierte is.
Op grond van bovenstaande moeten wij jou meedelen dat wij vinden dat hier geen sprake is van een
gedekt evenement onder deze polis en wijzen deze schade derhalve dan ook af.
……”
2.10. Per brief d.d. 5 juli 2012 schrijft mevrouw [G], namens China Taiping, aan
[X], voor zover hier relevant, het volgende:
“……
RE : Kaasmakerij De Oorspong, loss of cheese
(…)
We have already clearly stated in our letter of November 1st 2010 we believe the event was not covered by the Insurance policy. We are of the same opinion still and believe there are several strong reasons for us to dismiss the claim.
We mention the most important reasons.
1. Coverage
The Insurance does not cover damage or loss, if and in sofar the loss is caused by an event that was not uncertain at the moment of concluding the Insurance agreement.
The rise in temperatures and the temperatures in the Netherlands in July 2010 were not so uncommon that they amount to a risk under the Insurance policy (article 2.1).
2. Sudden
Article 2.1 makes it clear that only loss that is caused by a “sudden” event is covered.
In this case the whole process from the temperature rise to the onset of damage must be regarded as a gradual process and not as a sudden event.
3. Art. 3.2
Article 3.2 of the general terms exclude damages caused by a “gradual working (weather) influence.”
4. Vermin
Loss caused by vermin is excluded in article 3.3.
It seems undisputed to us that mite can be regarded as vermin.
The fact that vermin can under certain conditions (low temperatures etc.) be of special use does not lead to the conclusion that it can not be regarded as vermin anymore.
4. Recklessness
Article 4.1 of the general terms excludes damage caused by willful intent or recklessness. The Kaasmakerij must have known, because they are the experts in respect to the use of mite for the production of cheese and its natural ripening, that temperatures below 15,5 degrees in the bunkers were of the essence.
Nevertheless no measures were taken to ensure that the temperatures would not rise above 15,5 degrees. As we understand there even were no instruments present to measure and/or monitor the temperature.
No one seems to have entered the bunkers between the 9th of July and the 25th or 26th of July 2010, although every in The Netherlands must have known it was a warm summer.
In our opinion this amounts to reckless behavior.
5. Duty to prevent and mitigate damage
According to article 7:957 BW (Dutch Civil Code) the insured party has the obligation to take reaonable measures to prevent and mitigate the onset of (more) damage as soon as the insured knows or should know that the risk of the onset of an insured event is imminent.
The Kaasmakerij was responsible for the ripening process in the bunkers. In our opinion the least the Kaasmakerij could have done was to check the weather forecast and inspect the temperatures in the bunkers and take adequate measures when the temperatures in the bunkers would rise to more than 15,5 degrees. I tapperars from our information that nothing of that kind has been done between July 9th 2010 and July 25th/26th 2010.
Moreover, as soon as it was discovered that there had been an explosion of mite, the first thing Kaasmakerij should have done was to take adequate measures to ensure that the batch of cheese would come in an environment of less than 15,5 degrees as soon as possible. The Kaasmakerij failed to do so.
In our opinion the Kaasmakerij violated the obligations as mentionede in article 7:957 BW.
Because of these arguments we dismiss the claim and shall not sign and return the Claims Loss Advice.
……”
2.11. Een akte van taxatie aangaande de partij aan de Oorsprong toebehorende
beschadigde kaas opgesteld door A One Experts als expert voor China Taiping en
[Y] als expert voor de Oorsprong van mei 2012 luidt, voor zover
hier relevant, als volgt:
“ ......
Schade kaas, 28.755 kg à € 12,50, exclusief BTW EUR 359.437,50
Bereddingskosten, exclusief BTW EUR 9.675,00
Opruimingskosten, exclusief BTW EUR 21.500,00
Totaal, exclusief BTW EUR 390.612,50
Bij de vaststelling van de schadebedragen is geen rekening gehouden met een eventueel van
toepassing zijnd eigen risico.
Voorts wordt verklaard dat:
- de BTW fiscaal verrekend kan worden;
- geen andere polis met onderhavige schade kan worden belast;
- een en ander is geschied onder uitdrukkelijk voorbehoud voor wat betreft de aansprakelijkheid
van de betrokken verzekeraars.
......”
2.12. Op 17 oktober 2010 hebben de heer [H] en de heer [D], namens
de Oorsprong een Overeenkomst van geldlening gesloten. In deze Overeenkomst, waar-
-binnen [H] aangeduid met Schuldeiser en de Oorsprong wordt aangeduid met Schuldenaar, staat - voor zover hier relevant - het volgende:
“ ......
In aanmerking nemende dat:
• Schuldenaar een kaasmakerij exploiteert en de geproduceerde kazen laat rijpen in de bunkers van het munitieterrein op voormalig vliegveld Twente.
• Shculdenaar aan Schuldeiser gevraagd heeft een lening te verschaffen omdat in de zomer van 2010 een grote hoeveelheid kazen verloren is gegaan vanwege de extreme warmte in de maand juli. De kazen zijn all risk verzekerd maar de verzekering weigert vooralsnog de schade te betalen.
• Schuldeiser bereid is om een lening te verstrekken teneinde de bedrijfsvoering van Schuldenaar te kunnen voortzetten.
• Komen onder de volgende voorwaarden een lening overeen:
1. Lening
1.1. Schuldeiser stelt aan Schuldenaar een lening ter beschikking van maximaal
€ 300.000,- waarvan bij ondertekening van deze overeenkomst reeds een bedrag
van € 180.000,- aan Schuldenaar ter beschikking is gesteld.
(...)
1.3. De lening heeft uitsluitend als doel om de liquiditeit van Schuldenaar op peil te
houden zolang de verzekeringsmaatschappij de uitkering van de schade niet betaalt.
2. Rente
(...)
2.4. Op het moment dat de verzekeraar de schade uitkeert wordt de lening afgelost,
inclusief de tot dan toe in rekening te brengen rente.
(...)
3. Aflossing
3.1. De lening heeft een looptijd van maximaal 24 maanden en de uiterste aflossing van de
lening en betaling van de rente is derhalve op 15 oktober 2012.
......
6. Zekerheden
6.1. Als zekerheid zal Schuldeiser worden opgenomen als uitkeringsgerechtigde van de
verzekeringspolis op de opgeslagen kazen en Schuldenaar zal ervoor zorgen dat
Schuldeiser wordt opgenomen op de polis van de verzekering.
6.2. Ter meerdere zekerheid zal Schuldenaar de uitkering van de verzekering verpanden
aan Schuldeiser. De akte van cessie is bijlage bij deze overeenkomst.
......”
2.13. In de tussen de heer [H] en de Oorsprong (aangeduid met: de Kaasmakerij), analoog aan hetgeen onder 6.2 van de Overeenkomst van geldlening (zie 2.12) overeen-gekomen Overeenkomst van verpanding d.d. 29 oktober 2010 staat, voor zover hier relevant, het volgende:
“ ......
IN AANMERKING NEMENDE:
a. Dat [H] opeisbare vorderingen heeft op de Kaasmakerij inzake uitstaande
Leningen voor de aanschaf van kaas, melk en apparatuur, welke vorderingen
groot zijn als volgt:
b. Dat de Kaasmakerij een vordering heeft (…) ten gevolge van een schade op 12 juli 2010 door de expert van de verzekeringsmaatschappij A-ONE begroot op minimaal € 250.000,-;
c. Dat de Kaasmakerij haar vordering op de verzekeringsmaatschappij wenst te verpanden aan [H], die bereid is deze te aanvaarden;
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1. De Kaasmakerij verpandt bij deze haar hierboven in de considerans omschreven
Vordering op de verzekeringsmaatschappij aan [H] tot een bedrag van maximaal
€ 300.000,- welke verpanding [H] bij deze aanvaardt, een en ander op grond van de in de considerans omschreven schuld aan Kaasmakerij aan [H].
......”
2.14 Per brief d.d. 15 september 2012 schrijft de heer [H] aan de heer
[D], directeur van de Oorsprong, voor zover hier relevant, het volgende:
“ ......
Over een maand loopt de leenovereenkomst af die we twee jaar geleden hebben gesloten. Ik zou graag van je horen wat de stand van zaken is ten aanzien van de uitbetaling van de verzekeringsmaatschappij.
De hoogte van de lening aan de Kaasmakerij bedraagt € 260.000,- Aan rente (overeengekomen is 6% per jaar) heb ik het niet precies uitgerekend, maar komt het op twee jaar op minimaal € 31.200,-. Met samengestelde interest is het nog meer.
Ik zou het zeer op prijs stellen als je op 15 oktober een bedrag van € 291.200,- aan mij kunt overmaken. We kunnen dan de precieze rente alsnog vaststellen.
......”
3.1. De Oorsprong vordert dat het de voorzieningenrechter moge behagen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, China Taiping te veroordelen bij wege van voor schot onder algemene titel tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van € 291.200,= (zegge: tweehonderd eenennegentig duizend tweehonderd euro) op rekeningnummer 1700856 ten name van de heer [H] te Schalkhaar, alsmede aan de Oorsprong te betalen de somma van € 10.000,= (zegge: tienduizend euro),
met veroordeling van China Taiping in de kosten van het geding.
3.2. China Taiping voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De Oorsprong heeft bezwaar gemaakt tegen het late tijdstip - op de voorlaatste werkdag vóór de mondelinge behandeling om 17:00 uur - waarop China Taiping haar producties in het geding heeft gebracht.
4.2. De voorzieningenrechter honoreert voornoemd bezwaar van de Oorsprong niet en overweegt dienaangaande het volgende. Volgens artikel 6.2 van het procesreglement dienen de stukken uiterlijk één werkdag voor de terechtzitting te worden ingediend. De stukken moeten derhalve op vrijdag 11 januari 2013 voor 10:30 uur bij de Oorsprong in het bezit zijn gesteld. Nu de Oorsprong heeft aangegeven de stukken op donderdag 10 januari 2013 om 17:00 uur te hebben ontvangen is dit tijdig in de zin van het procesregelement.
Gelet hierop en gelet op het door de Oorsprong ter zitting gevoerde verweer kan de Oorsprong voorshands niet worden geacht in haar procesbelangen te zijn geschaad.
Daar komt bij dat een partij er in een kort gedingprocedure op voorbereid dient te zijn, dat argumenten worden gebruikt die zijn gebaseerd op vlak voor de zitting in de procedure nieuw ingebrachte stukken. De stukken liggen voorts geheel in het verlengde van het eerder tussen partijen gevoerde debat; ook meer inhoudelijk (verzekeringsrechtelijk) acht de voorzieningenrechter deze late toezending toelaatbaar.
4.3. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van (een voorschot op) een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.4. Voldoende gebleken is dat de Oorsprong een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, nu zij heeft gesteld en met stukken onderbouwd dat het door haar van de heer
[H] in oktober 2010 geleende voorschot ten behoeve van de voortzetting van het bedrijf per 15 oktober 2012 door de heer [H] is teruggevorderd (zie 2.12 tot en met 2.14). Daaraan doet niet af dat de bewoordingen die [H] gebruikt beleefd zijn; de overeenkomst verplicht immers zonder meer tot een terugbetaling. Evenmin doet daaraan af dat de Oorsprong, naar China Taiping terecht heeft gesteld, in de afgelopen twee jaar ook een bodemprocedure had kunnen beginnen, nu blijkt (zie bijvoor-beeld 2.10 en 2.11) dat het debat over het voorval in de afgelopen twee jaren steeds - zij het niet erg voortvarend - is voorgezet en de definitieve afwijzing van juli 2012 (wellicht zelfs gelet op het contact tussen de raadslieden van na 25 september 2012) dateert.
4.5. Tussen partijen is in geschil of China Taiping op grond van de verzekering gehouden is tot vergoeding van (een voorschot op) de door de Oorsprong gevorderde schade als gevolg van verlies van kazen in juli 2010 (hierna: de kazen).
4.6. Bij de beoordeling van het geschil dient voorop gesteld te worden dat de uitleg van de polisvoorwaarden dient plaats te vinden volgens het “Haviltex”-criterium (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635). Het komt derhalve neer op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de polisvoorwaarde(n) mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij is
de tekst van de polisvoorwaarde(n) natuurlijk van groot belang, maar niet doorslaggevend. Het gaat om zin en strekking, waarbij van belang is wat partijen met de voorwaarde hebben beoogd. In dit geval gaat het om een makelaarspolis. Er is dus geen reden om bij onduide-lijkheid de polis zondermeer in het nadeel van verzekeraar uit te leggen.
4.7. De Oorsprong stelt dat de schade aan de kazen onder de dekking van de verzekering valt nu het hier een all risk verzekering betreft, de schade aan de kazen plotseling is ontstaan en de schade het gevolg is van een gebeurtenis welke ten tijde van het sluiten van de overeenkomst onzeker was.
De schade aan de kazen is plotseling als gevolg van een onverwachte explosie van kaasmijt in de kazen - in het weekend van 10 en 11 juli 2010 - ontstaan, aldus de Oorsprong. Een dergelijke gebeurtenis heeft zich noch bij de Oorsprong noch bij andere vergelijkbare kaasproducenten in Europa eerder voorgedaan. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst de Oorsprong naar de inhoud van de schriftelijk afgelegde verklaringen van de heren [C], [E] en [F] en het voorlopig rapport van expertise van A-One Experts (zie onder 2.5 tot en met 2.8).
Nu daarnaast de schade aan de kazen het gevolg is van een gebeurtenis welke ten tijde van het sluiten van de overeenkomst onzeker was, is China Taiping, ongeacht de oorzaak, gehouden de vermogensschade van de Oorsprong onder de voorwaarden van de polis te vergoeden.
4.8. China Taiping betwist dat de schade onder de dekking van artikel 2.1 van de polis-voorwaarden valt, nu de schade aan de kazen - in de visie van China Taiping - niet plotseling is ontstaan. China Taiping verwijst naar het door haar overgelegde deskundigen-rapport d.d. 9 januari 2013 van de entomoloog [H], waaruit (ondermeer) blijkt dat de ontwikkeling van de schadelijke populatie mijten al geruime tijd voor het weekend van 10 en 11 juli 2012 aan de gang moet zijn geweest. Hierbij dient mede in ogenschouw te worden genomen dat de weersomstandigheden in het weekend van 10 en 11 juli 2012 niet als uiterst extreem vallen te kwalificeren.
Tot slot stelt China Taiping dat door de Oorsprong nog niet voldoende duidelijkheid is verschaft welke mijten, bacteriën en/of schimmels precies verantwoordelijk zijn voor de ontstane schade aan de kazen.
4.9. De voorzieningenrechter neemt tot uitgangspunt dat sprake is van een onzeker voorval en materiële schade. China Taiping heeft echter betwist dat sprake is van “plotseling ontstane” materiële schade. In een bodemgeschil zal de Oorsprong dit hebben te bewijzen, nu op haar de bewijslast rust dat het hier een gedekt evenement betreft.
De voorzieningenrechter acht voorshands de kans groot dat de Oorsprong in dat bewijs zal slagen. Op grond van de overgelegde producties en het verhandelde ter zitting is binnen dit kort geding voldoende aannemelijk geworden dat de kazen zijn aangetast door een kaasmijtexplosie die in het weekend van 10 en 11 juli 2010 heeft plaatsgevonden. De onder 2.5 tot en met 2.7 geciteerde verklaringen van respectievelijk de heren [C], [E] en [F] spreken eenduidig over de situatie dat er op vrijdag 9 juli 2010 er niets aan de hand was en dat na het weekend, op maandag 12 juli 2010, bleek dat de kazen waren aangetast door kaasmijt. De heer [B] schrijft in zijn voorlopig rapport van expertise d.d. 23 augustus 2010 ook dat de oorzaak van de schade is toe te rekenen aan een explosie van kaasmijt in het weekend van 10 en 11 juli 2010 in de kazen. Feitelijke informatie, op basis van de situatie ter plekke, in andere zin ontbreekt.
“Plotseling” in de onderhavige allrisk dekking heeft betrekking op het in zeer korte tijd ontstaan van de schade en ziet - anders dan China Taiping heeft betoogd - niet op de oorzaak van de ontstane schade. Dit brengt met zich mee dat de al langer heersende afwijkende weersomstandigheden in de zomer van 2010, die mogelijk (mede) de oorzaak waren van de kaasmijtexplosie, niet doorslaggevend zijn voor de vraag of de schade plotseling is ontstaan. Het komt er op aan dat de materiële beschadiging (en daarmee de schade zelf), het aangevreten zijn van de kaas, plotseling is ontstaan. Dat acht de voorzieningenrechter aannemelijk.
In beginsel is er dus, daargelaten het restitutierisico, waarop hierna wordt ingegaan, voorshands sprake van een verzekerd evenement, ter zake waarvan de schade door experts aan beide zijden op een hoger bedrag dan het thans gevorderde voorschot wordt getaxeerd, zodat ruimte bestaat voor toewijzing.
China Taiping heeft zich echter vooralsnog op een aantal uitsluitingen beroepen, waarvan zij in een bodemprocedure de bewijslast zal hebben.
4.10. China Taiping heeft in dat kader ten eerste aangevoerd dat de door de Oorsprong geleden vermogensschade aan de kazen niet voor vergoeding in aanmerking komt nu de schade is veroorzaakt door geleidelijk werkende (weers-)invloeden en dergelijke schade onder artikel 4.2 van de polis is uitgesloten.
4.11. Met de Oorsprong is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze uitsluiting niet van toepassing is. Het is immers niet de uitzonderlijk warme zomer van 2010 (een geleidelijk werkende (weers)invloed in de zin van artikel 4.2), die de schade heeft veroorzaakt, maar de mijt. Een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van deze polisvoorwaarde brengt met zich mee dat deze ziet op de directe oorzaak van de schade, niet op één van de indirecte oorzaken. Het betreft hier immers een all risk dekking; uitsluitingen dienen voorts altijd, gelet op hun aard, volgens vaste jurisprudentie beperkt te worden uitgelegd.
4.12. Ten tweede beroept China Taiping zich op de uitsluiting van 4.3 van de polis-voorwaarden. Partijen gaan ieder uit van een andere uitleg van ongedierte in de zin van artikel 4.3 van de polisvoorwaarden. China Taiping stelt zich op het standpunt dat ongedierte ziet op schadelijk gedierte en stelt dat mijten onder die definitie vallen. De Oorsprong stelt zich op het standpunt dat partijen bij van de verzekering uitgesloten schade veroorzaakt door ongedierte niet het oog hebben gehad op (kaas)mijt, die een onderdeel vormt van de affinage van de kazen en een belangrijke rol speelt bij het rijpingsproces en de smaak van de kaas. Partijen hebben met ongedierte binnen artikel 4.3 van de polisvoorwaarden het oog gehad op muizen en ratten.
4.13. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt een redelijke uitleg van
ongedierte in artikel 4.3 van de polisvoorwaarden met zich mee dat - mede gelet op de aard
en strekking van de verzekering - hieronder niet moet worden verstaan de op de kaas
aanwezige kaasmijt, die onderdeel is van het rijpingsproces van de kazen en van invloed
op de specifieke smaak van de kaas. Indien China Taiping dit ten tijde van het sluiten
van de verzekeringsovereenkomst anders zag, dan had het op haar weg gelegen om dit
expliciet aan de Oorsprong kenbaar te maken. Het eventueel niet inspecteren van de bunkers blijft voor haar eigen risico en doet ook overigens niet ter zake, nu vast staat dat China Taiping in elk geval in grote lijnen op de hoogte was van het procedé (zie bijvoorbeeld 2.2); daargelaten of het gaat om plantaardige- of dierlijke toevoegingen, schimmels of mijten.
De mijt is geen ongedierte, doordat deze onderdeel van het beoogde proces is.
Als zou komen vast te staan dat de mijt die de schade heeft veroorzaakt andere mijt is dan de beoogde soort zou dat (waarschijnlijk) anders zijn, maar daarvoor ontbreekt tot dusver elk aanknopingspunt. Dat China Taiping dat te zijner tijd zal kunnen bewijzen lijkt onwaarschijnlijk.
4.14. Ten derde heeft China Taiping betoogd dat zij niet gehouden is enige uitkering krachtens de verzekeringsovereenkomst te doen omdat sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 4.1 van de polisvoorwaarden zijdens de Oorsprong en deze polisvoorwaarde vermeldt dat van de verzekering is uitgesloten schade veroorzaakt door opzet en/of roekeloosheid van de verzekerde. Deze situatie doet zich hier - in de visie van China Taiping - voor, nu de mijten niet tijdig en adequaat zijn aangepakt door de Oorsprong, waardoor zij uiteindelijk in de loop der tijd de kazen hebben aangetast. Op basis van de - productie 13 bij dagvaarding overgelegde - dagrapportages blijkt dat de Oorsprong al vanaf 18 juni 2010 ervan op de hoogte was dat de temperatuur in de bunkers hoger was dan de maximaal toegestane 14 graden en de luchtvochtigheid fors hoger was dan de maximaal toegestane 90%. Dat de Oorsprong hierin roekeloos heeft gehandeld wordt ondersteund door de als bijlage 1 door China Taiping overgelegde deskundigenrapportage van de heer [I], die (ondermeer) rapporteert dat een effectief monitoringsprogramma van de mijten en een noodzakelijke effectieve rem op de populatiegroei in de vorm van beheers- of bestrijdingsmaatregelen ontbraken.
4.15. De voorzieningenrechter acht, gelet op de gemotiveerde betwisting van de Oorsprong en de overgelegde producties, voorshands niet aannemelijk dat roekeloosheid - in de zin van artikel 7:952 BW en artikel 4.1 van de polisvoorwaarden - aan de zijde van de Oorsprong er de oorzaak van was dat er een kaasmijtexplosie in de bunker in het weekend van 10 en 11 juli 2010 heeft kunnen plaatsvinden. Roekeloos moet hier worden begrepen als een aan opzet grenzende mate van schuld. Weliswaar behoeft deze, zoals China Taiping terecht stelt, niet bewust te zijn, maar vereist is wel dat zodanig verwijtbaar is gehandeld (of nagelaten) dat de Oorsprong heeft geweten of had behoren te beseffen dat daardoor een aanmerkelijke kans bestond op schade als hier aan de orde.
De stukken wijzen in de richting van het ontbreken van een probleem op vrijdag 9 juli 2010. Voorts lijkt sprake van een praktijk van serieuze schoonmaak; in elk geval blijkt, dat de Oorsprong zich bewust was van de noodzaak om de ruimten schoon te houden, terwijl er voor het weekend geen duidelijk teken van toename van het aantal mijten zichtbaar was. Mede gelet op het - onweersproken - gegeven dat een dergelijke explosie zich ook in het buitenland niet eerder heeft voorgedaan behoefde in die situatie, naar voorshands oordeel, bij de Oorsprong niet voormeld besef van een groot risico te bestaan. Uit de door China Taiping overgelegde producties blijkt, dat grote toename van de mijtpopulatie exteem snel kan plaatsvinden onder omstandigheden als destijds aanwezig.
4.16. Overigens lijkt, zoals China Taiping stelt, niet ondenkbaar dat achteraf bezien op vrijdag meer mijt aanwezig was dan op het oog het geval leek. Het zou, in die weersomstandigheden, wellicht verstandig zijn geweest grondiger onderzoek naar de hoeveelheid mijt te doen en/of alvast betere maatregelen (koeling) te nemen.
Dat de Oorsprong mogelijk een verwijt treft in die zin dat zij niet alle adequate maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs mogelijk waren geweest om een kaasmijtexplosie te voorkomen (zie artikel 7:957 BW) valt echter niet onder artikel 4.1 van de polisvoorwaarden en schade ten gevolge van dergelijk verwijtbaar handelen - (lichte) schuld - is ook overigens binnen de verzekeringsovereenkomst tussen partijen niet van de dekking uitgesloten.
4.17. China Taiping heeft ten vierde aangevoerd - op de hiervoor onder 4.15 genoemde gronden - dat de Oorsprong tekort is geschoten in haar bereddingsplicht.
De Oorsprong betwist dat zij tekort is geschoten in haar bereddingsplicht en stelt zich op het standpunt dat zij al het mogelijke heeft gedaan om de schade aan de kazen te beperken. Het betreft hier - gelet op artikel 7:957 lid 1 BW - een inspanningsverplichting.
4.18. Ter zake van de bereddingsplicht bepaalt artikel 7:957 lid 1 BW dat de verzekeringnemer verplicht is om, zodra hij van de verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan op de hoogte is, binnen redelijke grenzen alle maatregelen te nemen die tot voorkoming of vermindering van de schade kunnen leiden. Hierbij dient als maatstaf te worden gehanteerd de behoorlijke en redelijk handelende verzekeringnemer of verzekerde, terwijl voorts met alle omstandigheden van het geval rekening moet worden gehouden. De verzekerde mag bij de beoordeling van het ophanden zijnde risico in beginsel afgaan op het advies van deskundigen, tenzij de verzekerde wist of behoorde te weten dat dit advies niet op deugdelijke gronden berustte. In lid 3 van voornoemd wetsartikel wordt bepaald dat indien de verzekerde deze bereddingsplicht niet is nagekomen, de verzekeraar de uitkering kan verminderen met de schade die hij daardoor lijdt.
4.19. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Ook hier gaat het om een aspect waarvan China Taiping aannemelijk moet maken dat het aan de orde is.
Voorshands is niet aannemelijk geworden dat de Oorsprong niet, binnen redelijke grenzen, alle maatregelen heeft genomen die tot voorkoming dan wel vermindering van de schade kunnen leiden. De Oorsprong stelt dat zij - na de ontdekking van de schade - al het mogelijke, wat van haar verlangd kon worden, heeft gedaan om de schade aan de kazen te beperken. Ter zitting heeft de Oorsprong verklaard alles gelijk te hebben schoongemaakt met azijnwater, dat zij heeft getracht de temperatuur in de bunkers omlaag te krijgen met reefers (koelcontainers) en - toen dat niet lukte - de hele voorraad kaas heeft verplaatst, waarna de Oorsprong is overgegaan tot het vacumeren van de kazen. Dat dit alles gebeurd is heeft China Taiping niet weersproken. Toen bleek dat de kazen niet meer waren te redden is de heer [B], vertegenwoordiger van China Taiping, hiervan 20 juli 2010 telefonisch op de hoogte gesteld, aldus de Oorsprong. Nadat de heer [B] bij een inspectie van de kazen heeft geconcludeerd dat de gehele partij totall loss was en dat verder handelen zinloos was, is het beredderen van de kazen door de Oorsprong gestaakt.
De voorzieningenrechter acht, gelet op het thans beschikbare materiaal, niet ondenkbaar dat verdere beperking van de schade mogelijk was geweest (zie 4.16); het is echter zeer de vraag of de Oorsprong dat toen redelijkerwijs had kunnen (laat staan moeten) weten.
4.20. China Taiping heeft tenslotte nog- voor het eerst bij pleitnotities - naar voren gebracht dat zij niet gehouden is om de schade te vergoeden op grond van het feit dat de Oorsprong verzuimd heeft om China Taiping tijdig van de schade aan de kazen op de hoogte te brengen. De door de mijt veroorzaakte schade is immers omstreeks 12 juli 2010 door de Oorsprong ontdekt en pas op 12 augustus 2010 aan China Taiping gemeld. Door deze handelswijze van de Oorsprong is een volledige maand, waarbinnen partijen in gezamenlijk overleg handelend hadden kunnen optreden, verloren gegaan, aldus China Taiping.
4.21. De Oorsprong betwist dit en stelt dat zij China Taiping de heer [B] al op 20 juli 2010 telefonisch op de hoogte heeft gesteld. Dat laatste acht de voorzieningenrechter op dit moment onvoldoende duidelijk.
4.22. Indien, na nadere bewijslevering door China Taiping, moet worden geconcludeerd dat de Oorsprong China Taiping te laat heeft ingelicht waardoor schade had kunnen worden voorkomen (dan wel dat de Oorsprong haar bereddingsplicht niet naar behoren heeft uitgevoerd) kan China Taiping daaraan in het algemeen slechts rechten ontlenen als en voorzover zij daardoor concreet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad. Dat daarvan sprake is is niet geconcretiseerd, hoewel het niet valt uit te sluiten. De voorzieningenrechter acht echter uitermate onwaarschijnlijk dat de schade tot nihil gereduceerd had kunnen worden.
Nu de schade aan de kazen thans is begroot op € 390.612,50 (zie 2.11) resteert, na aftrek van het eigen risico en toekenning van het voorschot, bijna € 100.000,= aan niet vergoede vermogensschade; dat laat, naar voorlopig oordeel, voldoende ruimte.
4.23. Al het voorgaande brengt naar voorlopig oordeel met zich mee dat in een bodemprocedure vermoedelijk zal worden geoordeeld dat China Taiping gehouden is om (het grootste deel van) de door de Oorsprong opgelopen vermogensschade aan de kazen onder de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst te vergoeden. Hiermee ligt het gedeelte van de vordering dat ziet op betaling van € 291.200,= voor toewijzing gereed. Gelet op 2.13 en 2.14 alsmede het ontbreken van gericht verweer op dit punt zal dat bedrag aan de heer [H] uitgekeerd dienen te worden. De gevorderde
€ 10.000,= aan de Oorsprong als vergoeding voor door haar gemaakte kosten zal, als zijnde zowel ten aanzien van het spoed-eisend belang als de dekking onder de polis onvoldoende onderbouwd, worden afgewezen.
4.24. Gelet op de aannemelijkheid van de vordering is er een aanvaardbaar restitutie-risico, zeker nu kennelijk de Oorsprong weer betere bedrijfsresultaten boekt.
Er is, in het kader van de belangenafweging, geen reden nu niet tot toewijzing te komen.
4.25. China Taiping zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Oorsprong worden begroot op:
- dagvaarding € 76,17
- griffierecht 3.715,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 4.607,17
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt China Taiping om aan de Oorsprong te betalen een bedrag van
€ 291.200,00 (tweehonderdeenennegentig duizend tweehonderd euro) en bepaalt dat deze
€ 291.200,00 op rekeningnummer 1700856 ten name van de heer [H] te Schalkhaar wordt bijgeschreven;
5.2. veroordeelt China Taiping in de proceskosten, aan de zijde van de Oorsprong tot op heden begroot op
€ 4.607,17;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten in tegenwoordigheid van
mr. H.C. Fraaij, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2013.
1862/106