ECLI:NL:RBROT:2013:BZ1972

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/10/415696 / KG ZA 13-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van huurwoning na huurachterstand

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de voorzieningenrechter op 10 januari 2013 uitspraak gedaan in een executiegeschil tussen [eiser] en de stichting Woonstad Rotterdam. [eiser] huurt al ongeveer 25 jaar een woning van Woonstad, maar heeft een huurachterstand opgebouwd van € 2.006,91. Op 7 december 2012 heeft de kantonrechter Woonstad in het gelijk gesteld en [eiser] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, met de waarschuwing dat bij niet-betaling de huurovereenkomst zou worden ontbonden en ontruiming zou volgen. Ondanks een voorstel van [eiser] om de achterstand in termijnen te betalen, ging Woonstad hier niet mee akkoord. De ontruiming was aangekondigd voor 10 januari 2013, en [eiser] heeft in kort geding gevorderd dat de ontruiming zou worden geschorst.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen juridische of feitelijke misslagen zijn die de ontruiming zouden kunnen tegenhouden. De persoonlijke omstandigheden van [eiser], waaronder zijn omgang met zijn minderjarige kinderen, zijn niet voldoende om de ontruiming te schorsen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ontruiming kan doorgaan, omdat er geen uitzicht is op betaling van de huurachterstand en Woonstad geen misbruik maakt van haar bevoegdheid om tot executie over te gaan. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten van Woonstad, die zijn begroot op € 1.405,00.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/415696 / KG ZA 13-14
Vonnis in kort geding van 10 januari 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. drs. M.J.G. Schroeder te Voorburg,
tegen
de stichting
STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Verbeeke te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Woonstad genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 7 januari 2013, met producties 1 tot en met 10
- producties 1 en 2 van Woonstad
- de mondelinge behandeling op 9 januari 2013
- de aanvraag toevoeging civiel van [eiser]
- de pleitnota van Woonstad.
1.2. Gelet op de spoedeisendheid van de zaak is vonnis bepaald op 10 januari 2013 te (uiterlijk) 11:00 uur.
2. De feiten
2.1. [eiser] huurt reeds gedurende een periode van (ongeveer) 25 jaar van Woonstad, gelijk Woonstad aan [eiser] verhuurt, de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2. De kantonrechter van deze rechtbank heeft tussen Woonstad als eiseres en [eiser] als gedaagde op 7 december 2012 vonnis gewezen (zaaknummer 1383505 \ CV EXPL 12-47897).
[eiser] is in het vonnis van 7 december 2012 (o.a.) veroordeeld tot betaling van de huurachterstand tot en met de maand september 2012 ten bedrage van € 1.216,76, te vermeerderen met rente en kosten. Voorts heeft de kantonrechter beslist dat, indien [eiser] niet binnen een termijn van één maand na de uitspraak van dat vonnis alsnog de schuld aan Woonstad met rente en kosten zou voldoen, de huurovereenkomst wordt ontbonden en [eiser] tot ontruiming van de woning moet overgaan.
Het vonnis van 7 december 2012 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen het vonnis van 7 december 2012 is (nog) geen hoger beroep ingesteld.
2.3. Gemelde procedure voor de kantonrechter is ingeleid met een dagvaarding d.d. 18 september 2012 van Woonstad. Namens [eiser] heeft zijn toenmalige gemachtigde, mr. G.A.S. Maduro, bij conclusie van antwoord d.d. 6 november 2012, zulks onder erkenning van de verschuldigdheid van de huurachterstand, verweer gevoerd. Een comparitie van partijen heeft niet plaatsgevonden.
2.4. Het vonnis van 7 december 2012 is bij exploot van 19 december 2012 aan [eiser] betekend. Tevens is in dat exploot, bij niet voldoening aan het vonnis van 7 december 2012, de ontruiming van de woning aangezegd tegen donderdag 10 januari 2013 vanaf 09:00 uur.
2.5. [eiser] heeft op de veroordelingen in het vonnis van 7 december 2012 nog niets betaald.
2.6. [eiser] heeft bij brief d.d. 19 december 2012 doen voorstellen dat hij - naast de betaling van de reguliere huurtermijnen - een bedrag van € 50,00 per maand op de betalingsachterstand zal inlossen, met welk voorstel Woonstad niet akkoord is gegaan. Blijkens een brief d.d. 24 december 2012 van de deurwaarder bestond bij Woonstad de bereidheid de ontruiming te stoppen, indien en voor zover [eiser] een bedrag gelijk aan 75% van de betalingsachterstand ineens zou voldoen en het restant in maximaal vier termijnen, uiterlijk op 9 januari 2013 te 16:00 uur. Hiertoe is [eiser] niet overgegaan. [eiser] is op 27 december 2012 tot de betaling van de huur over de maand december 2012 overgegaan, de huur over de maand januari 2013 is (nog) niet voldaan.
De totale huurachterstand bedraagt thans € 2.006,91. De totale betalingsachterstand bedraagt thans € 2.990,45.
2.7. De maandelijkse, bij vooruitbetaling verschuldigde, huur van de woning bedraagt - zo ook ten tijde van de kantongerechtprocedure - € 342,95. [eiser] ontvangt huurtoeslag.
2.8. Blijkens een brief van 25 juli 2012 van de gemeente Rotterdam, College van Burgemeester en Wethouders, is bij besluit van 10 mei 2012 het recht op bijstand van [eiser] in zijn geheel ingetrokken vanaf datum toekenning per 6 september 2010. [eiser] heeft als gevolg daarvan een schuld van € 19.594,60. [eiser] heeft tegen dit besluit bezwaar ingesteld dat ongegrond is verklaard. Thans loopt bij deze rechtbank, afdeling publiek, bestuursrecht, een beroepprocedure.
2.9. Blijkens een brief d.d. 30 november 2012 van de gemeente Rotterdam (SoZaWe/Werkplein) is aan [eiser] vanaf 22 oktober 2012 een tijdelijke (verlaagde) WWB-uitkering toegekend.
2.10. [eiser] heeft twee minderjarige kinderen. Blijkens de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking d.d. 9 juni 2008 van de rechtbank Breda, team familierecht, gewezen onder zaaknummer 169355 FA RK 06-5812 tussen de moeder van de kinderen en [eiser], heeft [eiser] recht op omgang met zijn kinderen eenmaal per twee weken op zaterdag van 10:00 uur tot 18:00 uur, waarbij de moeder van de kinderen voor een groot deel aanwezig is en de kinderen ten minste gedurende twee uur alleen met [eiser] zijn.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
a. primair: Woonstad te bevelen geen gebruik te maken van de executoriale titel dan wel te verbieden tot ontruiming over te gaan;
b. subsidiair: de ontruiming te schorsen;
c. kosten rechtens.
3.2. Woonstad voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De ontruiming is aangezegd tegen 10 januari 2013 vanaf 09:00 uur. Ter zitting is gebleken dat de ontruiming om 13:00 uur zal plaatsvinden. Daarmee is het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vordering (in alle onderdelen) gegeven.
4.2. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3. Vooropgesteld zij dat gesteld noch gebleken is dat sprake is van een feitelijke misslag. Voor zover [eiser] bedoeld heeft te stellen dat daarvan wel sprake is door erop te wijzen dat in het vonnis van 7 december 2012 niet is meegenomen dat hij twee minderjarige kinderen heeft waarmee hij eenmaal per twee weken op zaterdag omgang heeft, overweegt de voorzieningenrechter dat het voor rekening en risico van [eiser] komt dat in de namens hem door zijn advocaat genomen conclusie van antwoord geen melding wordt gemaakt van die omgangsregeling. Omdat deze regeling op het moment van de kantonprocedure al vier jaar gold, is (ook) geen sprake van na het vonnis aan het licht gekomen (nieuwe) feiten.
4.4. Ook de vraag of sprake is van een juridische misslag of dat onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis een noodtoestand aan de zijde van [eiser] zal doen ontstaan wordt ontkennend beantwoord. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
Gelet op het onder 4.2 genoemde toetsingskader dient de voorzieningenrechter zich te onthouden van het geven van een inhoudelijk oordeel over de juistheid van het te executeren vonnis dan wel van het geven van een prognose van de uitkomst van een mogelijk op het te executeren vonnis volgende hoger beroep. De ratio van deze regel is dat voorkomen wordt dat een executiegeschil gaat werken als een verkapt appel, doordat de voorzieningenrechter opnieuw moet oordelen over het in de te executeren titel reeds besliste geschil.
4.5. Voor het aannemen van een (evidente) juridische misslag is noodzakelijk dat geen redelijk denkend jurist kan twijfelen aan de onjuistheid van de beoordeling op de door [eiser] in dat kader aangevoerde bezwaren. Vooropgesteld zij dat de kantonrechter haar beslissing voldoende heeft gemotiveerd. Dat [eiser] die motivering onvoldoende acht en stelt dat de kantonrechter heeft nagelaten zijn persoonlijke omstandigheden bij haar oordeel te betrekken, en aldus heeft nagelaten de beslissing te motiveren, berust naar voorlopig oordeel op een onjuiste lezing van het vonnis. Immers, in de eerste alinea van de beoordeling wordt ingegaan op de aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Voor zover de persoonlijke omstandigheden niet zijn aangevoerd, is hiervoor al overwogen dat dit voor rekening en risico van [eiser] komt. Het niet meewegen van niet aangevoerde persoonlijke omstandigheden levert bovendien geen juridische misslag op. Dat in de kantonprocedure geen comparitie van partijen heeft plaatsgevonden kan op het eerste gezicht ook niet als een (juridische) misslag worden aangemerkt, voor zover [eiser] dit bedoeld heeft te stellen. [eiser] heeft immers in die procedure verweer gevoerd o.a. inhoudende een erkenning van de betalingsachterstand en onder aanvoering van die persoonlijke omstandigheden die hij op dat moment kennelijk van belang achtte (teneinde een betalingsregeling te verkrijgen), terwijl hij was voorzien van professionele rechtsbijstand.
4.6. Ter beoordeling resteert dan nog de vraag of sprake is van een noodtoestand aan de zijde van [eiser] (als hiervoor onder 4.2 bedoeld) c.q. de belangenafweging.
In dit kader wordt vooropgesteld dat de omgangsregeling van [eiser] met zijn minderjarige kinderen door de ontruiming niet (zonder meer) onmogelijk wordt. De omgangsregeling behelst geen overnachting, doch slechts een achttal uren overdag op een zaterdag eenmaal in de twee weken, en dient bovendien grotendeels in aanwezigheid van de moeder van de kinderen plaats te vinden. Dat betekent dat (desnoods tijdelijk) ook omgang in de omgeving van de moeder zou kunnen plaatsvinden. Van een rechtsgeldige wijziging in de zin van artikel 1:377e BW van deze bij beschikking van 9 juni 2008 vastgestelde omgangsregeling is niet gebleken. Hierin wordt dan ook geen noodtoestand aangenomen.
Ten slotte is van belang dat [eiser] na het aanhangig maken van de zaak bij de kantonrechter de huurachterstand verder heeft laten oplopen en niet(s) (of nauwelijks) heeft ingelost op de betalingsachterstanden. De stelling van [eiser] dat hij de huurbetalingen heeft hervat terwijl uit de door Woonstad als producties 1 en 2 overgelegde en door [eiser] niet betwiste betalingsoverzichten blijkt dat, behoudens een huurbetaling op 31 augustus 2012, slechts één maand huur c.q. gebruiksvergoeding (over december 2012) (te laat) betaald is, gaat te ver, temeer nu de huur c.q. gebruiksvergoeding over de maand januari 2013 ook nog niet voldaan is. [eiser] heeft ook geen concreet aanbod gedaan om tot betaling van - een in het licht van de hoogte van de achterstand - redelijk bedrag (ineens) over te gaan. De namens [eiser] gestelde omstandigheid dat er na de aangekondigde ontruiming bij hem niets of minder te halen valt, omdat hij dan op zijn uitkering gekort zal worden en de huurtoeslag stop gezet zal worden, en Woonstad dan dus minder verhaalsmogelijkheden heeft, dient voor rekening en risico van [eiser] te blijven. Evenwel is daarmee en reeds gelet op de thans bekende schuldpositie van [eiser] voldoende aannemelijk geworden dat er niet of nauwelijks uitzicht op betaling voor Woonstad is.
Gelet op het vorenstaande maakt Woonstad geen misbruik van haar bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 7 december 2012 over te gaan. Sprake is van een situatie van ernstige wanprestatie aan de zijde van [eiser], in welke situatie een woningcorporatie als Woonstad is [eiser] niet langer als huurder behoeft te accepteren. De omstandigheid dat [eiser] al 25 jaar in de woning woont en dit pas de eerste keer is dat sprake is van betalingsachterstanden doet, in het licht van de geschetste omstandigheden en gelet op de hoogte van de betalingsachterstand en de schuld aan de Sociale Dienst (waarvan beroep), aan het voorgaande niet af.
4.7. De vordering van [eiser] zal mitsdien (in alle onderdelen) worden afgewezen. Gelet op het hiervoor overwogene acht de voorzieningenrechter (ook) geen termen aanwezig om de executie op te schorten om [eiser] gelegenheid te geven hoger beroep in te stellen tegen het vonnis om daar schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad te vragen of spoedappel tegen de onderhavige afwijzing van de vordering in te stellen. De op 10 januari 2013 te 13:00 uur geplande ontruiming kan mitsdien doorgang vinden.
4.8. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woonstad worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.405,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Woonstad tot op heden begroot op € 1.405,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.C.M. van Rheeden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2013.
1734/2009