ECLI:NL:RBROT:2013:BZ2096
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 februari 2013 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. P. de Bruin, de voorzieningenrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet onpartijdig was, omdat zij de zaak inhoudelijk wilde behandelen, terwijl de verzoeker van mening was dat de zaak in een bodemprocedure behandeld moest worden. De verzoeker voerde aan dat hij niet alle relevante stukken had ontvangen en dat de rechter de procedure misbruikte door de behandeling voort te zetten.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gang van zaken rondom de verzoekschriftprocedure niet vlekkeloos was verlopen, maar dat dit op zichzelf geen reden was om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid of schijn daarvan aan de zijde van de rechter. De rechtbank benadrukte dat de procedure bij de voorzieningenrechter de geëigende rechtsgang was en dat de rechter bevoegd was om de zaak inhoudelijk te behandelen. De verzoeker had geen zwaarwegende aanwijzingen aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten.
De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en wees het af. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak is gepubliceerd op rechtspraak.nl en is voorzien van een ECLI-nummer.