vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/417766 / KG ZA 13-118
Vonnis in kort geding van 11 februari 2013
1. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
STICHTING KLINIEK RIJNMOND HOLYSTAETE,
2. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
STICHTING KLINIEK RIJNMOND HOLYSTAETE HEELKUNDE,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COSMETISCH INSTITUUT RIJNMOND B.V.,
alle gevestigd en kantoorhoudende te Vlaardingen,
eiseressen,
advocaat mr. M. Bonarius te Rotterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ANESTHESIA AND INTENSIVE CARE SERVICES B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam,
kantoorhoudende te Berkel en Rodenrijs,
gedaagde,
advocaat mr. N. Köse-Albayrak te Rotterdam.
Eiseressen zullen hierna tezamen - in vrouwelijk enkelvoud - worden aangeduid als Kliniek Rijnmond c.s. en afzonderlijk als Kliniek Rijnmond Holystaete, Kliniek Rijnmond Holystaete Heelkunde respectievelijk Cosmetisch Instituut Rijnmond. Gedaagde zal hierna worden aangeduid als AIC B.V.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de concept dagvaarding
- de vrijwillige verschijning van AIC B.V.
- producties van Kliniek Rijnmond c.s.
- producties van AIC B.V.
- de mondelinge behandeling op 5 februari 2013
- de pleitnota van AIC B.V.
1.2. Gelet op de spoedeisendheid van de zaak is vonnis bepaald op 11 februari 2013 aan het eind van de middag.
2. De feiten
2.1. AIC B.V. is gespecialiseerd in het verzorgen van medisch specialistische expertise en zorg op het gebied van anesthesiologie en intensive care. Aan AIC B.V. is (indirect) verbonden de heer [A] (hierna: [A]).
2.2. AIC B.V. en de stichting Stichting Moshe Yemin Kliniek Holystaete Nederland (hierna: Kliniek Moshe Yemin) hebben op 17 februari 2012 een samenwerkingsovereenkomst getekend (hierna: de samenwerkingsovereenkomst), waarin de tussen deze vennootschappen reeds bestaande samenwerking is vastgelegd.
Het doel van de samenwerkingsovereenkomst was dat AIC B.V. met ingang van 1 oktober 2011 voor de duur van veertien maanden anesthesie zou verlenen aan patiënten binnen Kliniek Moshe Yemin. Dit zou feitelijk gestalte krijgen door middel van het inzetten van anesthesiologen die op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaam zijn ten behoeve van AIC B.V. in de door Kliniek Moshe Yemin geëxploiteerde kliniek.
2.3. Aan Kliniek Moshe Yemin - een kliniek voor plastische en cosmetische chirurgie die verzekerde zorg verleende te Vlaardingen - was in het verleden verbonden de plastisch chirurg dr. [B] (hierna: [B]).
In verband met financieel wanbeleid en een daaropvolgende strafrechtelijke veroordeling in oktober 2010 heeft [B] de hulp van de heer [C] (hierna: [C]) ingeroepen om Kliniek Moshe Yemin weer op de (financiële) rails te krijgen. [C] is daarop, in januari 2011, (als met andere bestuurders gezamenlijk bevoegde bestuurder) in de functie van penningmeester toegetreden tot het bestuur van Kliniek Moshe Yemin. Hij heeft onderhandelingen gevoerd met schuldeisers, de eigenaar van het pand waarin de kliniek haar activiteiten exploiteerde en de artsen die opereerden.
In november 2011 overleed [B]. Activiteiten in andere, direct dan wel indirect, door [B] geëxploiteerde vennootschappen die (tevens niet-verzekerde) zorg verleenden, werden gestaakt. Enkel Kliniek Moshe Yemin bleef als kliniek voor plastische en cosmetische chirurgie activiteiten ontplooien.
2.4. In verband met een door toedoen van [B] in het verleden door Kliniek Moshe Yemin afgegeven borgstelling voor een geldlening zijn op 12 juli 2012 ten laste van de zich al in zwaar financieel weer verkerende Kliniek Moshe Yemin beslagen gelegd onder de bank en zorgverzekeraars van deze kliniek. Kliniek Moshe Yemin was daardoor niet langer in staat haar bestaande schuldeisers te voldoen. Het resultaat was dat Kliniek Moshe Yemin (op vordering van de fiscus) in januari 2013 failliet is verklaard.
2.5. In een namens het bestuur van Kliniek Moshe Yemin verzonden e-mail van 30 augustus 2012 te 16:17:38 uur aan [A] staat het volgende vermeld:
“(…)
Namens het bestuur:
Wegens beslaglegging door Heerenveen en belastingdienst op stichting Moshe Yemin Kliniek Holystaete Nederland, worden alle activiteiten hierin stopgezet. De stichting heeft en ontvangt hierdoor ook geen inkomsten meer.
Bij deze komen alle dagen die ingepland zijn met anesthesie, te vervallen.
(…)”.
2.6. Tot behoud van de kliniek voor plastische en cosmetische chirurgie is besloten een nieuwe stichting met de exploitatie van de onderneming van Kliniek Moshe Yemin te belasten. Met ingang van 1 september 2012 zijn de activiteiten van Kliniek Moshe Yemin feitelijk gestaakt. De kliniek werd vanaf dat moment geëxploiteerd door de op 23 maart 2012 opgerichte Kliniek Rijnmond Holystaete. Op 8 augustus 2012 zijn de statuten van Kliniek Rijnmond Holystaete gewijzigd.
2.7. [C] is sinds 23 maart 2012 bestuurder van Kliniek Rijnmond Holystaete. Kliniek Rijnmond Holystaete houdt haar adres op hetzelfde adres als waar Kliniek Moshe Yemin voor de beëindiging van haar activiteiten onderneming voerde, te weten aan [adres] (hierna: het bedrijfspand).
2.8. Bij verzoekschrift van 11 januari 2013 heeft AIC B.V. aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst tot zekerheid van verhaal voor haar beweerdelijke vorderingen tot betaling van openstaande facturen over de maanden april tot en met augustus 2012 van in totaal groot € 36.075,00, een bedrag aan geleden schade van in totaal groot € 28.860,00 en verbeurde boetes van in totaal groot
€ 152.000,00, ten laste van acht vennootschappen, waaronder Kliniek Rijnmond c.s., onder meerdere zorgverzekeraars, de factureringsmaatschappij DFA Medipark B.V., gevestigd te Hilversum, de ABN Amro Bank N.V. en op inventaris en goederen, met uitzondering van de handelsvoorraad, die zich bevinden in het bedrijfspand, beslag te mogen leggen.
Na verzoek van de voorzieningenrechter heeft AIC B.V. de voorzieningenrechter bij brief d.d. 15 januari 2013 aanvullend geïnformeerd over de relatie tussen de bij het verzoekschrift betrokken partijen, de proportionaliteit van het beslag en het repeterend karakter van het gevraagde beslag.
Na van de aanvullende informatie te hebben kennisgenomen heeft de voorzieningenrechter op 16 januari 2013 aan AIC B.V. verlof verleend voor het leggen van beslag voor een bedrag begroot op € 249.475,25, met inbegrip van rente en kosten. Het verlof is verleend onder de bepaling dat de eis in de hoofdzaak ingesteld wordt binnen veertien dagen na eerste beslaglegging uit hoofde van dat verlof en met dien verstande dat het aantal malen dat het beslag onder de zorgverzekeraars, de factureringsmaatschappij en de bank mag worden herhaald is beperkt tot vier maal en de termijn waarbinnen dat mag gebeuren is ingesteld tot drie maanden na het eerst gelegde beslag.
2.9. Op verzoek van AIC B.V. is vervolgens op 23 januari 2013 daadwerkelijk onder meerdere zorgverzekeraars, de factureringsmaatschappij DFA Medipark B.V., de ABN Amro Bank N.V. en op de inventaris en goederen die zich bevinden in het bedrijfspand (m.u.v. de handelsvoorraad) ten laste van (o.a.) Kliniek Rijnmond c.s. conservatoir beslag gelegd (hierna: de beslagen).
2.10. De dagvaarding in de bodemprocedure heeft AIC B.V. jegens de gerekwestreerden in het beslagrekest (tijdig) uitgebracht.
3.1. Kliniek Rijnmond c.s. vordert (zakelijk weergegeven) bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
1. AIC B.V. te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag die AIC B.V. in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
2. AIC B.V. te verbieden ten laste van Kliniek Rijnmond c.s. beslagen te leggen met gebruikmaking van het reeds verleende verlof, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod;
3. AIC B.V. te veroordelen in de werkelijke kosten van dit geding door Kliniek Rijnmond c.s. begroot op
€ 3.000,00 aan salaris vermeerderd met de verschotten, althans AIC B.V. te veroordelen in de kosten van dit geding,
kosten dezes.
3.2. AIC B.V. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Vooropgesteld zij dat artikel 705 lid 1 Rv de beslagschuldenaar, die in beginsel niet wordt gehoord en die tegen een verleend verlof geen rechtsmiddel kan aanwenden, de mogelijkheid biedt in kort geding opheffing van het beslag te vorderen. Een spoedeisend belang daarbij wordt door de genoemde wetsbepaling niet vereist. In zoverre is zij een lex specialis ten opzichte van artikel 254 Rv.
4.2. Met de stelling van Kliniek Rijnmond c.s. dat zij als gevolg van de beslagen onder de zorgverzekeraars en haar factureringsmaatschappij haar personeel en de artsen niet kan betalen - in feite is sprake van een soort loonbeslag, aldus Kliniek Rijnmond c.s. -, waardoor de continuïteit van de onderneming van Kliniek Rijnmond Holystaete in gevaar komt, en dat als gevolg van het beslag onder de ABN Amro Bank het functioneren van elk van Kliniek Rijnmond c.s. wordt belemmerd, heeft Kliniek Rijnmond c.s., anders dan AIC B.V. meent, op het eerste gezicht bovendien in voldoende mate het spoedeisend belang bij de gevorderde opheffing van de beslagen aannemelijk gemaakt.
4.3. Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.4. Vooropgesteld zij dat tussen partijen niet in geschil is dat AIC B.V. de beslagen heeft doen leggen op basis van louter de contractuele rechtsverhouding voortvloeiende uit de samenwerkingsovereenkomst (als bedoeld in 2.2). Die overeenkomst gold tot 1 december 2012; in de visie van AIC B.V. tot 1 januari 2013.
4.5. Vaststaat dat de samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen AIC B.V. en Kliniek Moshe Yemin en niet met (één van) Kliniek Rijnmond c.s. (Één van) Kliniek Rijnmond c.s. heeft de samenwerkingsovereenkomst ook niet overgenomen of zich daarvoor garant gesteld o.i.d.
De beslagen kunnen derhalve in beginsel enkel deugdelijk en nodig ten laste van (één van) Kliniek Rijnmond c.s. zijn gelegd indien en voor zover sprake zou zijn van vereenzelviging tussen (één van) Kliniek Rijnmond c.s. en Kliniek Moshe Yemin.
4.6. Alvorens toe te komen aan de beantwoording van de vraag of in de rechtsverhouding tussen Kliniek Rijnmond c.s. en Kliniek Moshe Yemin sprake is van vereenzelviging zij opgemerkt dat onvoldoende betwist en daarmee aannemelijk geworden is dat Kliniek Rijnmond Holystaete Heelkunde geen onderneming exploiteert (zij is slapend, in afwachting van een vergunningverlening en de vaststelling van het budget) en dat de activiteiten van Cosmetisch Instituut Rijnmond zich beperken tot verhuur van (een deel van) de inventaris van de kliniek aan exploitant(en) dan wel Kliniek Rijnmond Holystaete.
4.7. Aan de orde is dan de vraag of sprake is van vereenzelviging tussen Kliniek Rijnmond c.s. en Kliniek Moshe Yemin.
Vereenzelviging is een methode van rechtsvinding, waarbij wordt voorbijgegaan aan het identiteitsverschil tussen twee rechtssubjecten. Vereenzelviging kan leiden tot een vorm van doorbraak van aansprakelijkheid, maar de Hoge Raad is zeer terughoudend in de toepassing ervan. De kwestie van vereenzelviging doet zich in het algemeen voor wanneer men zich bij de toepassing van een rechtsregel afvraagt of mag worden voorbijgegaan aan het identiteitsverschil tussen een bij het geval betrokken rechtspersoon en een of meer andere bij die rechtspersoon betrokken (rechts)personen in dier voege dat handelen of nalaten van de een aan de ander als eigen handelen of nalaten mag worden toegerekend.
4.8. De stelling van AIC B.V. dat voorbij moet worden gegaan aan het identiteitsverschil als bedoeld onder 4.7, omdat aangenomen mag worden dat Kliniek Rijnmond c.s. onderling en met Kliniek Moshe Yemin in een groep verkeert (artikel 2:24b BW) nu zij (indirect) dezelfde bestuurders hebben en Kliniek Rijnmond c.s. zich presenteert als één entiteit, is door Kliniek Rijnmond c.s. gemotiveerd betwist.
De voorzieningenrechter acht de stelling van AIC B.V., in de gegeven omstandigheden en mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Kliniek Rijnmond c.s., voorshands niet aannemelijk geworden, waartoe het volgende wordt overwogen.
4.8.1. Vooropgesteld wordt dat de enkele omstandigheid dat rechtspersonen tot een groep in de zin van artikel 2:24b BW behoren nog niet meebrengt dat zij vereenzelvigd kunnen worden.
AIC B.V. stelt dat nu de vennootschappen van Kliniek Rijnmond c.s. en Kliniek Moshe Yemin dezelfde bestuurders en/of personeelsleden hebben/hadden ([C], de heer [D] en de heer [E], zie punten 11, 12 en 16 van de pleitnota van AIC B.V.) daaruit blijkt dat sprake is van nauwe betrokkenheid tussen deze vennootschappen die tot een doorbraak van aansprakelijkheid zou moeten leiden. Daartoe heeft AIC B.V. gesteld dat, in de periode dat Kliniek Moshe Yemin nog niet failliet was, in haar jaarrekening - en derhalve met toestemming van haar bestuur - een rekening-courant verhouding met haar bestuurder Yitzisrah Holding B.V. was opgenomen en dat er rentekosten zijn betaald aan Kliniek Rijnmond Holystaete, eveneens wegens een rekening-courant verhouding. Hoewel dit opmerkelijk te noemen is, is dit te weinig om thans tot de conclusie te komen dat sprake is van een zodanig nauwe band dat voorbij dient te worden gegaan aan het op het eerste gezicht bestaande identiteitsverschil tussen de vennootschappen.
4.8.2. Niet relevant voor vereenzelviging is voorts welke natuurlijke persoon de samenwerkingsovereenkomst heeft getekend en evenmin ten behoeve van wie AIC B.V. de werkzaamheden op basis van de samenwerkingsovereenkomst heeft verricht. Zoals eerder overwogen, vaststaat dat de contractspartij van AIC B.V. bij de samenwerkingsovereenkomst Kliniek Moshe Yemin was, op wier naam ook de facturen stonden (zie productie 17 bij beslagrekest) en door wie deze ook zijn betaald (behoudens de onbetaald gebleven facturen waarvoor deels beslag). Kliniek Moshe Yemin exploiteerde ook - onder de naam Kliniek Rijnmond Vlaardingen - de kliniek aan wie AIC B.V. haar diensten verleende. Gebleken is dat Kliniek Moshe Yemin inmiddels failliet is gegaan. Kliniek Rijnmond Holystaete is op 23 maart 2012 opgericht. Kliniek Moshe Yemin en Kliniek Rijnmond Holystaete hebben tot aan het faillissement van Kliniek Moshe Yemin in januari 2013 naast elkaar bestaan. Gebleken is dat enkel de activiteiten van Kliniek Moshe Yemin per 1 september 2012 door Kliniek Rijnmond Holystaete zijn overgenomen. Van rechtsopvolging in algemene zin is dus geen sprake geweest. Aannemelijk is dat het hier gaat om (een vorm van) doorstart, anticiperend op een faillissement. Dat zulks is geschied teneinde de schuldeisers in het faillissement van Kliniek Moshe Yemin - onder wie AIC B.V. - te benadelen, is onvoldoende uit de verf gekomen; niet gebleken is ook dat de curator van Kliniek Moshe Yemin tegen de gang van zaken heeft geprotesteerd.
4.8.3. Voorts, de niet betwiste omstandigheid dat Kliniek Rijnmond Holystaete en Kliniek Moshe Yemin op hetzelfde adres gevestigd zijn geweest, contracten met dezelfde zorgverzekeraars onderhielden en dezelfde factureringsmaatschappij hadden, maakt nog niet dat aangenomen mag worden dat zij in groepsverband als bedoeld in artikel 2:24b BW functioneren of hebben gefunctioneerd en zeker niet dat zij vereenzelvigd kunnen worden. De door AIC B.V. gestelde en door Kliniek Rijnmond c.s. gemotiveerd betwiste omstandigheid dat Kliniek Rijnmond Holystaete en Kliniek Moshe Yemin eenzelfde bankrekening hielden, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk, nu deze niet nader is onderbouwd en niet gebleken is van in die situatie te verwachten bezwaren van de curator in het faillissement van Kliniek Moshe Yemin of de bank.
In het licht van de aannemelijk geworden beperkte activiteiten van Kliniek Rijnmond Holystaete Heelkunde respectievelijk Cosmetisch Instituut Rijnmond is verder niet opmerkelijk dat op de website van Kliniek Rijnmond Holystaete enkel de activiteiten van deze laatste worden benoemd. Dit kan niet aangemerkt worden als de presentatie van Kliniek Rijnmond c.s. als één organisatorisch verband en één economische eenheid. Dat op de website wordt geadverteerd met heelkunde en cosmetische chirurgie heeft Kliniek Rijnmond c.s. verklaard met de stelling dat zij, zoals ook gebruikelijk was bij Kliniek Moshe Yemin, operatiekamers etc. verhuurt aan artsen die zich toeleggen op het betreffende medisch deelgebied.
De stelling van AIC B.V. dat, nu op de website van Kliniek Rijnmond Holystaete nog staat vermeld ‘Anesthesia & Intensive Care Service’, bewijst dat Kliniek Rijnmond c.s. zich wel degelijk heeft verbonden aan de samenwerkingsovereenkomst, gaat niet op. Immers, de toevoeging B.V. ontbreekt en onder de aanduiding ‘Anesthesia & Intensive Care Service’, een aanduiding die lijkt op de naam van AIC B.V., maar op de keper beschouwd louter feitelijk de werkzaamheden aangeeft, staat vermeld dr. [F], Anesthesiologie, die - daarover zijn partijen het eens - op dit moment niet verbonden is aan AIC B.V.
4.9. Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een zodanige verbondenheid tussen Kliniek Moshe Yemin en (één van) Kliniek Rijnmond c.s. dat grond bestaat voor vereenzelviging dienen de beslagen te worden opgeheven. Summierlijk is daarmee immers gebleken van de ondeugdelijkheid van het door AIC B.V. ten laste van Kliniek Rijnmond c.s. ingeroepen recht.
Bovendien, het deel van de vordering waarvoor de beslagen zijn gelegd dat ziet op door specialisten gewerkte uren bedraagt in totaal slechts € 36.075,00. Het overgrote deel van de vordering waarvoor beslag betreft het verkrijgen van zekerheid van verhaal voor beweerdelijk geleden schade en de voldoening van dwangsommen uit hoofde van een in de samenwerkingsovereenkomst opgenomen exclusiviteitsbeding. In de rede ligt dat AIC B.V. die gepretendeerde en op het eerste gezicht thans minder nijpende rechten te gelde maakt jegens de contractuele wederpartij en niet een beweerdelijke groepsgenoot. Dat het faillissement daaraan thans vermoedelijk in de weg staat is geen reden om daarover anders te denken.
Verder geldt dat de beslagen tevens zijn gelegd ten laste van vijf andere vennootschappen die in dit kort geding niet om opheffing vragen. Volstrekt onduidelijk gebleven is hoe de verhouding van AIC B.V. ten opzichte van die vennootschappen ligt. In elk geval resteert haar mogelijk alternatieve verhaalszekerheid. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat AIC B.V. haar vordering waarvoor thans beslag ook ter verificatie heeft ingediend bij de curator.
4.10. Onder die omstandigheden en gelet op het aannemelijke bedrijfsbelang van Kliniek Rijnmond c.s., althans Kliniek Rijnmond Holystaete, dient een belangenafweging tussen partijen ook niet tot een ander oordeel te leiden. Daarbij heeft de voorzieningenrechter nog meegewogen dat door AIC B.V. niet gemotiveerd is betwist en daarmee voorshands aannemelijk is geworden dat tussen [C], voor en namens Kliniek Rijnmond Holystaete, en [A], voor en namens AIC B.V., na 1 september 2012 nog overleg is gevoerd teneinde een voortzetting van de samenwerkingsovereenkomst tussen Kliniek Rijnmond Holystaete en AIC B.V. te bewerkstelligen. Gebleken is dat dit overleg om plausibele commerciële redenen geen vruchtbaar resultaat heeft gehad.
Verbod opnieuw beslag leggen
4.11. Gelet op het voorgaande is ook aanleiding voor een verbod om opnieuw beslag te leggen op basis van het thans verkregen verlof. Weliswaar is niet op voorhand aannemelijk dat AIC B.V., indien zij weer beslag zou leggen, alsdan misbruik van recht maakt, maar zij dient dan wel opnieuw een rekest in te dienen zodat de voorzieningenrechter zich een oordeel kan vormen naar de dan bestaande situatie.
4.12. De gevorderde dwangsommen zullen daarbij worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
4.13. AIC B.V. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding AIC B.V. te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte kosten, zoals is gevorderd door Kliniek Rijnmond c.s., nu de zeer uitzonderlijke omstandigheden die daarvoor nodig zijn zich in dit geval niet voordoen. Het gebruikelijke liquidatietarief zal worden gehanteerd.
De kosten aan de zijde van Kliniek Rijnmond c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 0,00
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.405,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt AIC B.V. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de door haar op 23 januari 2013 ten laste van Kliniek Rijnmond c.s. gelegde beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een aan Kliniek Rijnmond c.s. te betalen dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat AIC B.V. niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.2. verbiedt AIC B.V. om op basis van het verlof, door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verleend op 16 januari 2013, nieuwe beslagen te leggen, op straffe van verbeurte van een aan Kliniek Rijnmond c.s. te betalen dwangsom van € 2.500,00 voor iedere overtreding van dit verbod, tot een maximum van € 250.000,00 is bereikt,
5.3. veroordeelt AIC B.V. in de proceskosten, aan de zijde van Kliniek Rijnmond c.s. tot op heden begroot op
€ 1.405,00,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.C.M. van Rheeden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2013.
1734/106