ECLI:NL:RBROT:2013:BZ2576

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/11/100619 HA ZA 12-2254
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en bewijsopdracht in familierelatie met betrekking tot studiefinanciering en schulden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 februari 2013 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een eiser, de zoon, en een gedaagde, de moeder. De eiser beschuldigt zijn moeder ervan leningen op zijn naam te hebben aangevraagd en het geld voor zichzelf te hebben gebruikt. De moeder betwist deze beschuldigingen en stelt dat de eiser zelf verantwoordelijk is voor de schulden die zijn ontstaan. De eiser heeft aangifte gedaan tegen zijn moeder, waarin hij stelt dat zij zonder zijn toestemming een aanvullende studiebeurs en lening heeft aangevraagd. De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in overweging genomen, inclusief eerdere vonnissen en processtukken. De eiser vordert een schadevergoeding van in totaal € 24.767,22, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser zal worden toegelaten om bewijs te leveren dat de gedaagde buiten zijn medeweten een aanvullende beurs en lening heeft aangevraagd. Tevens moet de eiser bewijzen dat er een afspraak was over de betaling van zijn ziektekostenpremie en schoolgeld door de gedaagde. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar een rolzitting om de eiser in de gelegenheid te stellen bewijsstukken over te leggen en getuigen op te geven. De beslissing over de vorderingen is aangehouden, afhankelijk van het bewijs dat de eiser kan leveren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/11/100619 HA ZA 12-2254
Vonnis van 20 februari 2013
in de zaak van
[EISER],
wonende te Hellevoetsluis,
eiser,
advocaat mr. A. Maaskant,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te Hellevoetsluis,
gedaagde,
advocaat mr. L.M. Baltazar de Seixas.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 november 2012 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2013.
2. De feiten
2.1. [Eiser] is de zoon van [gedaagde]. [eiser] heeft tot eind 2009 bij [gedaagde] in huis gewoond.
2.2. Op naam van [eiser] zijn vóór eind 2009 diverse schulden ontstaan.
[eiser] heeft twee schulden bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO). Het betreft een schuld vanwege een lening en een aanvullende studiebeurs van
€ 15.318,77 in totaal. Voorts betreft het een schuld vanwege niet betaald schoolgeld, in totaal € 4.107,91.
2.3. [eiser] heeft ook een schuld bij het College voor Zorgverzekeringen en OWM Centrale Zorgverzekeraars groep ter zake van niet betaalde premies ziektekosten-verzekering, van in totaal € 5.340,54.
2.4. Op 11 maart 2011 heeft [eiser] aangifte bij de politie gedaan tegen [gedaagde].
In de aangifte wordt, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…) In december 2009 ben ik uit huis gegaan (…). Vanaf januari 2010 kreeg ik tot mijn verbazing brieven van deurwaarders en deurwaarders aan de deur. (…) Omdat het maar niet ophield (…) ben ik samen met mijn partner Guinevere heel veel telefoontjes en speurwerk gaan doen en weet ik nu hoe een en ander heeft kunnen gebeuren.
Mijn moeder heeft steeds voor mij studiefinanciering aangevraagd. Dit heeft ze gedaan met mijn medeweten en toestemming. Hierbij werd het formulier ingevuld door haar en door mij ondertekend. (…) ik ben dyslectisch en als ik zelf iets moet opschrijven ziet het er niet uit, dus ik vond het goed dat mijn moeder dit deed. Het ging om een aanvraag voor de basisbeurs. Hierna heeft mijn moeder de vakjes 10 en 11 zonder mijn medeweten en toestemming alsnog ingevuld en ondertekend, waarbij zij zichzelf gemachtigde maakte. Zij heeft hierdoor het formulier vervalst, want als ik had geweten dat zij dat zou doen had ik het niet getekend. (…)
Vervolgens heeft mijn moeder een DigiD aangevraagd op mijn naam en heeft zij deze gelinkt aan haar mobiele nummer (…) en heeft zij kennelijk daarna een aanvullende lening aangevraagd op mijn naam zonder mijn medeweten en toestemming. (…)
Dit heeft zij gedaan vanaf 2006 t/m 2009, dus tot ik klaar was met mijn studie. (…)
Inmiddels weet ik dat zij hiervoor een studentenrekening heeft laten aanmaken op mijn naam. (…) Dat die rekening er was wist ik, maar ik kreeg hier nooit iets van te zien. Mijn moeder had met mij afgesproken dat zij mijn ziektekostenverzekering zou betalen van mijn basisbeurs (…)
Nu weet ik dat op deze rekening behalve mijn basisbeurs de aanvullende lening binnen kwam. Mijn ziektekostenverzekering is nooit betaald door mijn moeder en mijn moeder heeft het geld gebruikt op deze rekening voor haarzelf. (…)
Mijn moeder heeft zich wederrechtelijk bevoordeeld door het aannemen van (…) mijn hoedanigheid en hierdoor zijn er diverse gelden aan haar overgemaakt die zijn voor zichzelf gebruikt heeft en ben ik een grote schuld aangegaan zonder mijn toestemming waarvan ik geen idee heb hoe ik die moet gaan betalen. (…)”
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 24.767,22 te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten en de proceskosten alsmede wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet binnen een week na de datum van het vonnis zijn voldaan.
[eiser] stelt daartoe het volgende. [gedaagde] heeft buiten medeweten van [eiser] een aanvullende studiebeurs en een lening op naam van [eiser] aangevraagd en zij heeft zich de ontvangen geldbedragen (€ 15.318,77 in totaal) toegeëigend. Verwezen wordt naar de geciteerde aangifte onder 2.4. Het handelen van [gedaagde] is onrechtmatig jegens [eiser] en [eiser] lijdt schade omdat de DUO betaling van de geleende geldsommen vordert.
Daarnaast heeft [gedaagde] in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraak geen premie ziektekostenverzekering en geen schoolgeld betaald voor de Ruijter. Partijen hadden afgesproken dat de basisbeurs van [eiser] zou worden gestort op een rekening van ABN-AMRO, op naam van [eiser]. [gedaagde] zou ervoor zorgdragen dat de te betalen ziektekostenpremie en het schoolgeld (in termijnen) van deze rekening zou worden afgeschreven. In totaal is [eiser] een bedrag van € 5.340,54 aan premie ziektekostenverzekering verschuldigd en een bedrag van € 4.107,91 aan schoolgeld.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
[gedaagde] heeft [eiser] regelmatig geholpen met het regelen van studiefinancierings-zaken. [gedaagde] heeft het aanvraagformulier voor de studiefinanciering voor [eiser] ingevuld. Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] gemachtigd werd om de studiefinancieringszaken van [eiser] te regelen. Pas nadat de machtiging was ingevuld heeft [eiser] het formulier ondertekend. De DigiD code heeft [gedaagde] samen met [eiser] per computer aangevraagd. Daarbij is het mobiele nummer van [gedaagde] opgegeven omdat [eiser] vaak van nummer veranderde. [gedaagde] betwist dat zij een aanvullende studiebeurs en/of lening heeft aangevraagd voor haar zoon. Dat heeft [eiser] zelf gedaan. De ontvangen geldbedragen zijn gestort op de ABN-AMRO rekening op naam van [eiser]. [gedaagde] heeft zich geen geld van [eiser] toegeëigend. Wanneer geld van deze rekening is aangewend voor [gedaagde], is dat altijd met toestemming van [eiser] gebeurd en is het geld daarna teruggestort door de partner van [gedaagde]. [gedaagde] betwist dat zij met [eiser] heeft afgesproken dat zij zou zorgdragen voor betaling van de ziektekostenpremie en het schoolgeld van [eiser]. [eiser] is zelf verantwoordelijk voor die betalingen.
4. De beoordeling
Onrechtmatig handelen?
4.1. Op grond van artikel 6:162 BW is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. [eiser] stelt dat [gedaagde] buiten zijn medeweten een aanvullende beurs en lening op zijn naam heeft aangevraagd. [gedaagde] heeft de stelling van [eiser] gemotiveerd betwist. Met inachtneming van artikel 150 Rv zal [eiser] worden toegelaten te bewijzen dat [gedaagde] buiten zijn medeweten een aanvullende beurs en een lening heeft aangevraagd op naam van [eiser].
4.2. [gedaagde] betwist dat [eiser] schade heeft geleden. Zij voert aan dat zij zich geen geld van [eiser] heeft toegeëigend. Ter onderbouwing van hun standpunt verwijzen partijen beiden naar overgelegde bankafschriften van de ABN-AMRO rekening die op naam van [eiser] staat. [eiser] stelt dat [gedaagde] zijn bankpas sedert 2005 in haar bezit heeft; hij heeft die destijds aan [gedaagde] gegeven omdat hij voor haar een roodstand had aangevraagd in verband met haar huurachterstand. [eiser] stelt dat hij de pas daarna nooit meer heeft teruggekregen. Volgens [gedaagde] gebruikte zij de pas af en toe, op verzoek van [eiser]. [eiser] zal worden toegelaten te bewijzen dat [gedaagde] de bankpas van [eiser] vanaf 1 januari 2006 tot en met eind 2009 onafgebroken in haar bezit heeft gehad.
4.3. Voor het geval [eiser] slaagt in de onder 4.1. en 4.2. vermelde bewijsopdrachten, wordt reeds het volgende overwogen. Het handelen van [gedaagde] is aan te merken als een onrechtmatige daad die haar kan worden toegerekend. Vanwege het onafgebroken bezit van de bankpas wordt ervan uitgegaan dat [gedaagde] de ontvangen geldsommen voor zichzelf heeft aangewend, althans wordt geoordeeld dat de door [eiser] geleden schade in haar risicosfeer ligt. De rechtbank acht voorshands bewezen dat de schade die [eiser] ten gevolge van het onrechtmatig handelen door [gedaagde] heeft geleden, € 15.318,77 bedraagt. [gedaagde] zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs met betrekking tot het vermoeden dat de schade € 15.318,77 bedraagt.
Tekortkoming?
4.4. [eiser] stelt dat hij met [gedaagde] heeft afgesproken dat zij zou zorgdragen voor betaling van zijn schoolgeld en premie ziektekostenverzekering. [eiser] vordert schade die hij lijdt doordat [gedaagde] niet aan haar verplichting heeft voldaan. [gedaagde] heeft de gestelde afspraak gemotiveerd betwist. Met inachtneming van artikel 150 Rv zal [eiser] worden toegelaten te bewijzen dat hij met [gedaagde] heeft afgesproken dat zij zou zorgdragen voor betaling van het schoolgeld en premie ziektekostenverzekering van [eiser].
4.5. Indien [eiser] slaagt in de bewijsopdracht zullen de vorderingen ter hoogte van € 5.340,54 (premie ziektekostenverzekering) en € 4.107,91 (schoolgeld) worden toegewezen nu de hoogte van de schade niet is betwist.
4.6. Indien [eiser] niet slaagt in het te leveren bewijs, zullen de vorderingen met betrekking tot de gestelde tekortkoming worden afgewezen.
4.7. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
draagt [eiser] op te bewijzen, desgewenst door middel van getuigen,
- dat [gedaagde] buiten medeweten van [eiser] een aanvullende studiebeurs en lening op zijn naam heeft aangevraagd;
- dat [gedaagde] de bankpas van [eiser] vanaf 1 januari 2006 tot en met eind 2009 onafgebroken in haar bezit heeft gehad;
- dat [eiser] met [gedaagde] heeft afgesproken dat [gedaagde] zou zorgdragen voor het betalen van de premie ziektekosten en het schoolgeld van [eiser];
verwijst de zaak naar de rolzitting van 20 maart 2013 om [eiser] in de gelegenheid te stellen alsdan bij akte bewijsstukken over te leggen
en/of
de namen en woonplaatsen van de voor te brengen getuigen op te geven en de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de daaropvolgende vier maanden mede te delen;
bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. D. van Dooren, die daartoe zal overgaan op een nader te bepalen datum en tijdstip in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Dooren en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.?