ECLI:NL:RBROT:2013:BZ2666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-10-409688 - HA ZA 12-856
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en aansprakelijkheid in goederenvervoer over zee

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een bevoegdheidsincident en de aansprakelijkheid van Guardian Glass España Central Vidriera S.L. in verband met een schadeclaim van Heenvliet c.s. De eiseressen, bestaande uit Beheersmaatschappij MS Heenvliet B.V., een commanditaire vennootschap en C.V. Shipping Company MV Heenvliet, stelden dat Guardian aansprakelijk was voor schade die zij hadden geleden tijdens de reis van het m.s. "Heenvliet". De rechtbank moest zich buigen over de vraag of zij bevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen, gezien de internationale context van de zaak, waarbij de eiseressen in Nederland gevestigd zijn en Guardian in Spanje.

De eiseressen baseerden hun vorderingen op een vervoerovereenkomst die zou zijn neergelegd in een 'recap' van 25/26 juni 2012, waarin ook een forumkeuze was opgenomen. Guardian betwistte echter de rechtsgeldigheid van deze forumkeuze en stelde dat er geen overeenkomst was gesloten. De rechtbank oordeelde dat de forumkeuze niet voldeed aan de vereisten van artikel 23 van de EEX-Verordening, omdat er geen schriftelijke overeenkomst was die de bevoegdheid van de rechtbank bevestigde. Hierdoor verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van de vorderingen kennis te nemen.

De rechtbank concludeerde dat de eiseressen in de proceskosten moesten worden veroordeeld, aangezien zij in het ongelijk waren gesteld. Dit vonnis werd uitgesproken op 13 februari 2013 door mr. P.C. Santema, waarbij de proceskosten aan de zijde van Guardian werden begroot op € 452,00. De zaak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en schriftelijke overeenkomsten in internationale handelsrelaties, vooral in het kader van goederenvervoer over zee.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/409688 / HA ZA 12-856
Vonnis in incidenten van 13 februari 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERSMAATSCHAPPIJ MS HEENVLIET B.V.,
gevestigd te Rhoon (gemeente Albrandswaard),
2. de commanditaire vennootschap
[eiseres 2],
gevestigd te Rhoon (gemeente Albrandswaard),
3. de commanditaire vennootschap
C.V. SHIPPING COMPANY MV HEENVLIET,
gevestigd te Rhoon (gemeente Albrandswaard),
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het bevoegdheidsincident,
verweersters in het vrijwaringincident,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GUARDIAN GLASS ESPANA CENTRAL VIDRIERA S.L.,
gevestigd te Llodio, Spanje,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
eiseres in het vrijwaringincident,
advocaat mr. T. van der Valk.
Eiseressen in de hoofdzaak zullen hierna gezamenlijk Heenvliet c.s. worden genoemd en afzonderlijk respectievelijk BMH, [eiseres 2] en SCH. Gedaagde in de hoofdzaak zal hierna Guardian genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 juli 2012;
- de akte houdende overlegging producties, tevens houdende nadere toelichting, van Heenvliet c.s., met 17 producties;
- de incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid tevens houdende de oproeping in vrijwaring, met vier producties;
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident tevens akte tot referte in het vrijwaringincident, met vijf producties (4a en 18-21);
- de conclusie van repliek in het bevoegdheidsincident, met acht producties;
- de conclusie van dupliek in het bevoegdheidsincident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het vrijwaringsincident en in het bevoegdheidsincident.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1. Heenvliet c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
(1) voor recht verklaart dat Guardian aansprakelijk is voor de door Heenvliet c.s. geleden en nog te lijden schade die verband houdt met de onderhavige reis van het m.s. “Heenvliet”, en
(2) Guardian veroordeelt om aan Heenvliet c.s. te betalen (met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend zal zijn jegens allen) een bedrag, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en
(3) voor recht verklaart dat Heenvliet c.s. niet aansprakelijk zijn voor de (eventuele) schade aan de lading of andere schade die Guardian in verband met de reis van de “Heenvliet” mocht stellen te hebben geleden
althans zodanige andere beslissing zal geven als de rechtbank juist acht nadat partijen hun definitieve standpunten hebben verwoord,
alles met veroordeling van Guardian in de kosten van de procedure.
2.2. Aan deze vorderingen leggen Heenvliet c.s. de volgende stellingen ten grondslag - weergegeven voor zover relevant:
- BMH, [eiseres 2] en SCH zijn respectievelijk reder, tijdbevrachter en economisch eigenaar/vervoerder onder het hierna te noemen cognossement van het m.s. “Heenvliet”, dat op 28 juni 2012 is aangekomen in de Noord-Spaanse haven Bermeo om daar een lading in te gaan nemen van 2000/2200 mt glaspanelen op basis van een vervoerovereenkomst die is neergelegd in een ‘recap’ - een zgn. fixture recap - van 25/26 juni 2012 (prod. 1 van Heenvliet c.s.), welke overeenkomst is gesloten via makelaars tussen Guardian als afzender en [eiseres 2] als vervoerder;
- Na aankomst van de “Heenvliet” is de belading aangevangen op 29 juni 2012 en geëindigd op 4 juli 2012; de kapitein heeft op die datum een stuurmansreçu (mate’s receipt) afgegeven, dat door hem is getekend en waarop de stuwadoor heeft aangegeven de opmerkingen onder 1 en 4 niet te accepteren (prod. 3 van Heenvliet c.s.);
- Het schip is rond middernacht op dezelfde dag vertrokken naar de overeengekomen bestemmingshaven Taganrog in Rusland; kort na het vertrek is gebleken dat de lading niet deugdelijk was gestuwd en niet behoorlijk was verpakt, zodat vrijwel direct schade is ontstaan; het schip is uitgeweken naar El Ferrol in Spanje als noodhaven en vervolgens naar een geschiktere plaats gevaren om de lading alsnog deugdelijk te doen stuwen;
- De bovengenoemde ‘recap’ houdt, voor zover hier van belang, in dat de vrachtprijs is overeengekomen op basis “free in and out, lashed, secured and dunnaged”, wat inhoudt dat de belading en de lossing, evenzeer als het vastzetten van de lading, voor rekening en verantwoordelijkheid van de afzender zouden geschieden;
- In de ‘recap’ is vermeld, na een opsomming daarin van de essentialia van de overeenkomst: “conline b/n”, waarmee bedoeld moet zijn dat tussen partijen, naast daarin specifiek tot uitdrukking gebrachte voorwaarden, van toepassing zouden zijn de voorwaarden van de Conline booking note, zoals deze is opgesteld en gepubliceerd door BIMCO in 2000;
- Het cognossement is in verband met genoemde bijzondere omstandigheden pas op 20 juli 2012 afgegeven, zij het dat daarin vermeld is de dag waarop de lading aan boord was gebracht, 4 juli 2012, als gezegd; de in de dagvaarding genoemde opmerkingen uit genoemd stuurmansreçu zijn in het cognossement overgenomen en voorts is daarin vermeld: “ALL CARGO LOADED/DISCHARGED ON FIOS LSD TERMS (SEE RECAP DATED 25.06.2012”;
- De Conline booking note houdt onder andere de volgende clausule in:
“4. Law and jurisdiction. Disputes arising out of or in connection with this bill of lading shall be exclusively determined by the courts and in accordance with the law of the place where the carrier has his principal place of business, as stated on page 1, except as provided elsewhere herein”
de woorden “this bill of lading” zijn in zoverre begrijpelijk, dat de opzet van de Conline booking note is dat daarin de cognossementsvoorwaarden al zijn opgenomen;
- Wanneer partijen bij het sluiten van de vervoerovereenkomst naast een aantal specifieke elementen uitdrukkelijk verwijzen naar de Conline booking note, moeten zij geacht worden in ieder geval in die overeenkomst de genoemde jurisdictieclausule te hebben willen incorporeren; dat voor de booking note geen apart formulier is ingevuld, doet daaraan niets af;
- De vestigingsplaats, Rhoon, van zowel BMH als [eiseres 2] als SCH is bij Guardian bekend en is ook in het cognossement vermeld als “principal place of business” van SCH; hieruit volgt dat tussen partijen toepasselijkheid van Nederlands recht is overeengekomen;
- Naar dit toepasselijke Nederlandse recht is de afzender verplicht de vervoerder omtrent de te vervoeren zaken en de behandeling daarvan alle opgaven te doen waarvan hij weet dat zij voor de vervoerder van belang zijn; daarnaast is de afzender verplicht de vervoerder de schade te vergoeden die de vervoerde zaken aan de vervoerder berokkenen; schending van deze verplichtingen levert een tekortkoming op die tot aansprakelijkheid van de afzender jegens de vervoerder leidt; daarnaast is de afzender jegens de eigenaar van het schip verplicht zich zorgvuldig te gedragen en aan zijn betalingsverplichtingen onder de vervoerovereenkomst te voldoen;
- De lading glazen platen is te zien als een bijzondere lading waaraan de afzender bijzondere aandacht behoort te besteden; de platen waren niet voorzien van de juiste verpakking om een reis van Spanje naar Rusland met een schip als de “Heenvliet” te doorstaan, althans niet bij een wijze van stuwage als in dit geval door de afzender was geregeld, verzorgd en betaald;
- Guardian is dan ook aansprakelijk voor de schade die Heenvliet c.s. hebben geleden (voorlopig € 220.706,55) en nog zullen lijden als gevolg van het voorval dat heeft geleid tot het aandoen van El Ferrol als noodhaven;
- De rechtbank is bevoegd op grond van de jurisdictieclausule in de Conline booking note en het daarmee (met inachtneming van de ‘recap’) gelijkluidende cognossement in het licht van artikel 23 van de zgn. EEX-Verordening; voor zover bij het sluiten van de overeenkomst [eiseres 2] geacht moet worden te hebben gehandeld namens BMH, is deze laatste partij bij de overeenkomst en dus ook gerechtigd op de jurisdictieclausule een beroep te doen, terwijl Guardian ook jegens SCH als vervoerder onder cognossement aan deze clausule gebonden is.
3. Het geschil in het bevoegdheidsincident
3.1. Guardian vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zich onbevoegd verklaart van de door Heenvliet c.s. ingestelde vordering kennis te nemen, kosten rechtens.
3.2. Aan deze vordering legt Guardian (onder meer) de volgende stellingen ten grondslag:
primair
- Guardian heeft nooit een (vervoer)overeenkomst gesloten met Heenvliet c.s.;
subsidiair
- Er is geen forumkeuze voor deze rechtbank tot stand gekomen die voldoet aan de geldigheidsvereisten van het toepasselijke artikel 23 EEX-Verordering (EEX-Vo);
- Aan het vormvereiste onder a) van artikel 23 lid 1 EEX-Vo is niet voldaan omdat de forumkeuze niet bij schriftelijke overeenkomst is overeengekomen en bovendien nooit door Guardian is aanvaard; ook is vanwege deze bepaling geen sprake van een geldige forumkeuze in algemene voorwaarden, omdat niet is gewaarborgd dat Guardian heeft ingestemd met zulk forumkeuzebeding; de enkele woorden “conline b/n” in de ‘recap’ vormen geen voldoende duidelijke verwijzing naar algemene voorwaarden; ook de tekst van de forumkeuze zélf is niet voldoende duidelijk; er wordt immers alleen verwezen naar de “principal place of business” van de vervoerder zonder dat in de “recap” is vermeld wie de contractuele wederpartij van Guardian is;
- Evenmin is voldaan aan het vormvereiste onder b) van artikel 23 lid 1 EEX-Vo; partijen in deze zaak hebben immers niet eerder met elkaar zaken gedaan;
- Ten slotte is ook niet voldaan aan het vormvereiste onder c) van artikel 23 lid 1 EEX-Vo; zo stellen Heenvliet c.s. zelfs niet eens dat sprake is van een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht worden genomen.
3.3. Heenvliet c.s. concluderen tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van Guardian in de proceskosten van dit incident bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.4. Op het door Heenvliet c.s. gevoerde verweer zal, voor zover dat relevant is, worden ingegaan bij de beoordeling in dit incident.
4. Het geschil in het vrijwaringincident
4.1. Subsidiair, namelijk met het oog op het geval dat de rechtbank zich niet onbevoegd verklaart, vordert Guardian dat de rechtbank haar toestaat de vennootschap naar buitenlands recht Maritima Transoceánica S.A. in vrijwaring op te roepen, kosten rechtens.
4.2. Heenvliet c.s. hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5. De beoordeling in het bevoegdheidsincident
5.1. Er is sprake van een internationaal kader, nu Heenvliet c.s. woonplaats hebben in Nederland en Guardian woonplaats heeft in Spanje, beide EU-lidstaten. Aangezien de onderhavige zaak een burgerlijke- of handelszaak is en Guardian, de gedaagde, woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, is de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) materieel respectievelijk formeel van toepassing. Daarnaast is de EEX-Vo ook temporeel van toepassing, aangezien de rechtsvorderingen van Heenvliet c.s. zijn ingesteld na de inwerkingtreding van de EEX-Vo.
5.2. Nu Guardian geen woonplaats heeft in Nederland, kan de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet volgen uit de in artikel 2 neergelegde rechtsmacht-hoofdregel van de EEX-Vo. Voor zover geen rechtsgeldige forumkeuze is uitgebracht voor deze rechtbank, althans voor de Nederlandse rechter, kan de rechtsmacht van deze rechtbank evenmin volgen uit andere bevoegdheidsregels van de EEX-Vo. De gestelde dan wel gebleken feiten en omstandigheden geven immers, even daargelaten het geschil over een forumkeuze, geen aanleiding om bevoegdheid aan te nemen op grond van de (materieel en formeel toepasselijke) bevoegdheidsregels van de artikelen 5-31 EEX-Vo.
5.3. Samengevat houdt partijen verdeeld de vraag of, zoals Heenvliet c.s. op onderbouwde wijze hebben gesteld en Guardian gemotiveerd heeft betwist, deze rechtbank bevoegd is op grond van een forumkeuze. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast van deze stelling op Heenvliet c.s.
5.4. De vraag of de door Heenvliet c.s. ingeroepen forumkeuze voor Guardian bindend is, dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 23 EEX-Vo. Het eerste lid van dat artikel bepaalt voor zover in dit geval van belang:
“Wanneer de partijen [..] een gerecht [..] van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking [..] zullen ontstaan, is dit gerecht [..] van die lidstaat bevoegd. [..] Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.”
Artikel 23 EEX-Vo verlangt als basis van een geldige forumkeuze een overeenkomst tussen partijen die voldoet aan een van de vormvoorschriften die zijn genoemd in het eerste lid onder a), b) en c). Dat artikel 23 EEX-Vo een overeenkomst verlangt, betekent volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU dat de aangezochte rechter verplicht is in de eerste plaats te onderzoeken of de clausule die hem bevoegd verklaart inderdaad het voorwerp heeft uitgemaakt van een wilsovereenstemming tussen partijen. Genoemde vormvoorschriften hebben tot doel te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen daadwerkelijk vaststaat. Zie onder meer HvJEG 14 december 1976, zk 24/76, NJ 1977, 446 (RUWA/Colzani).
5.5. Afgezien van de vraag of de gestelde forumkeuze voldoet aan (een van) de vormvereisten van artikel 23 lid 1 EEX-Vo verschillen Heenvliet c.s. en Guardian van opvatting over de vraag of tussen hen een (vervoer)overeenkomst is gesloten, zoals Heenvliet c.s. op onderbouwde wijze hebben gesteld en Guardian gemotiveerd heeft betwist, dan wel tussen andere partijen. In geschil is dus tevens het bestaan van een rechtsbetrekking in de zin van de aanhef van het eerste lid van artikel 23 EEX-Vo waarop de forumkeuze van toepassing kan zijn. Bij de beoordeling van eerstgenoemde vraag of de gestelde forumkeuze voldoet aan (een van) de vormvereisten van artikel 23 lid 1 Vo zal de rechtbank er in dit incident veronderstellenderwijs van uitgaan dat tussen Heenvliet c.s., althans één of meer eiseressen, en Guardian een (vervoer)overeenkomst is gesloten en niet tussen andere partijen. De rechtbank heeft er uiteraard kennis van genomen dat Guardian stelt dat zij een vervoerovereenkomst heeft gesloten met Matransa en dat Matransa op eigen naam een bevrachtingsovereenkomst heeft gesloten met Nircargo, die BMH vertegenwoordigde (par. 3 en 7 van de incidentele conclusie van repliek).
5.6. Heenvliet c.s. stellen zich in dit bevoegdheidsincident op het standpunt dat:
(i) de met Guardian gesloten vervoerovereenkomst waarop zij hun vorderingen in de hoofdzaak baseren neergelegd is in de ‘recap’ van 25/26 juni 2012 (prod. 1 van Heenvliet c.s.),
(ii) er een forumkeuze in deze ‘recap’ is neergelegd,
(iii) deze forumkeuze schriftelijk is overeengekomen, omdat het beding in de ‘recap’ is neergelegd en de inhoud van deze ‘recap’ schriftelijk door beide partijen is bevestigd,
(iv) terwijl deze wilsovereenstemming ook nog is bekrachtigd vanwege de afgifte en aanname van het cognossement dat de jurisdictieclausule bevat en tevens een duidelijke aanduiding heeft van de “principal place of business” van de reder (“the Carrier”).
De ‘recap’ van 25/26 juni 2012 die volgens Heenvliet c.s de vervoerovereenkomst tussen (sommige van) hen (via Hartel Chartering B.V. als makelaar voor de reder) en Guardian (vertegenwoordigd door haar eigen broker Nicargo Shipping S.L.) belichaamt maakt deel uit van het volgende e-mailbericht dat zij als productie 1 in het geding hebben gebracht - aangehaald voor zover relevant:
“ +++++++++++++++++++++++++++++++++++
Doc-No. 4078960 25/JUN/2012 15:52 (UTC +0200) [X]
Dear [Y]/[X],
Ref: Bermeo / Taganrog
Please find herewith the recap with c/p date 25.06.2012.
mv “Heenvliet” - abt 3400 DWCC - 185000 CBFT - TWEEN/BOXTYPE -
[…]
188 TEU - imo fitted - GT/NT 2549/1460 - imo 9536076 - bow thruster - P&I: NNPC - Dutch flag - class LR - Callsign PBFT all dets given in good Faith and without guarantee
For:
-actt Guardian Spain
-2000/2200 mtn in OO of glass in pannels of 3.39 x 0.18 x 2.36 m - 2.000 kgs each -cargo to be shipped as partcargo / under deck shipment -cgo to be stowed by means of forklift -bermeo/taganrog - 1 gsb aaaa bends -laycan 25/27.06.2012 -load/disch 48/48 shex uu iuatutc - friday 1800 / Monday 0800 -delays for chrtrs purposes (bimco) cls to apply -isps voy (bimco) cls to apply -EU advance cargo declaration clause for voyage charter parties to apply -freight eur 55,- pmt int fios l/s/d -freight 100pct payable less comm only w/i 3 bd after s/r bs/l directly into owners nominated bank account, bankcosts always for chrtrs/chrtrs broker account -freight deemed earned on shipment discountless and non returnable vessel and or cargo lost or not lost -dem eur 3450,- pdpr/fd bends -chrtrs agent at Bermeo - Nircargo -owners agent at Taganrog - tbn -ex ins, if any due to age/flag/ownership to be for chrts acct -dock dues, if any, to be for chrts acct -any, isps dues to be for chrts acct bends - any taxes/dues on cargo/frt chrts acct, on vsl/flag/ownership ows acct bends
- conline b/n 4.- pct ttl comm incl add
end
Please confirm and let us have the signed and stamped recap by return.
With kind regards,
[X]
Hartel Chartering B.V. Oostvoorne
As brokers only
[..]
……………………….
WWW.HARTEL.NL
HARTEL SHIPPING & CHARTERING BV. OOSTVOORNE, THE NETHERLANDS
PH. [..] FAX [..] E-MAIL [..]
WWW.HARTELSHIPPING.NL
………………………. “.
In antwoord op dit e-mailbericht wordt van de zijde van Nircargo dezelfde dag bij e-mailbericht (prod. 18 van Heenvliet c.s.) als volgt - aangehaald voor zover relevant - gereageerd:
“TO: [X]@hartel.nl
[X] / [Y]
Your offer duly noted and charterers confirm the same.
[…]”.
5.7. Onder een ‘forumkeuze’ in de zin van artikel 23 EEX-Vo dient te worden verstaan een ‘overeenkomst tot de aanwijzing van een bevoegd gerecht’. Zie de aanhef van het eerste lid van artikel 23 EEX-Vo. Van de tekst van genoemde ‘recap’ maken echter geen woorden deel uit die de aanwijzing van een bevoegd gerecht inhouden. Waar Heenvliet c.s. zich op het standpunt stellen dat in de ‘recap’ een forumkeuze is neergelegd (vanwege de verwijzing “conline b/n [4]”), kan de rechtbank hen daarin dan ook niet volgen.
Uit de hierboven in rov. 6.4 genoemde rechtspraak en uit HvJEG 14 december 1976, zk 25/76, NJ 1977, 447 (Segoura/Bonakdarian) blijkt voorts dat, wil een in algemene voorwaarden opgenomen forumkeuze rechtsgeldig zijn, niet alleen een uitdrukkelijke verwijzing naar die algemene voorwaarden is vereist, maar ook dat die algemene voorwaarden vooraf, al dan niet in het kader van lopende handelsbetrekkingen, aan de wederpartij ter beschikking zijn gesteld. Gesteld noch gebleken is evenwel dat voorafgaande aan het sluiten van de gestelde vervoerovereenkomst tussen Heenvliet c.s. en Guardian algemene voorwaarden aan Guardian ter beschikking zijn gesteld, bijvoorbeeld de (algemene) voorwaarden van de ‘Conline booking note’, die Heenvliet c.s. als productie 2 bij dagvaarding in het geding hebben gebracht en waarvan deel uitmaakt een bepaling waarin als bevoegd zijn aangewezen de gerechten (“courts”) van de “principal place of business” van de reder (“the Carrier”).
Ter onderbouwing van hun stelling dat sprake is van een rechtsgeldige forumkeuzeovereenkomst voor deze rechtbank beroepen Heenvliet c.s. zich voorts op een cognossement (prod. 4a van Heenvliet c.s.) dat Guardian in ontvangst zou hebben genomen en dat - kort samengevat - op pagina 1 een verwijzing bevat naar de voorwaarden op pagina 2. Dit cognossement kan Heenvliet c.s. echter niet baten, zoals Guardian met recht betoogt. Immers, dit cognossement is pas (ongeveer) een maand na de totstandkoming van de gestelde vervoerovereenkomst afgegeven en Guardian heeft dit cognossement bovendien slechts onder protest in ontvangst genomen, zo is komen vast te staan in dit incident.
Gelet op het bovenstaande volgt uit de stellingen van Heenvliet c.s. dan ook niet dat sprake is van een schriftelijke overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht in de zin van het bepaalde onder a) van het eerste lid van artikel 23 EEX-Vo. Voorts is gesteld noch gebleken dat partijen aanvankelijk slechts mondeling afspraken hebben gemaakt over de rechterlijke bevoegdheid en eerst later een dergelijke mondelinge afspraak schriftelijk hebben bevestigd in de zin van het eerste lid van artikel 23 EEX-Vo.
Een en ander betekent dat geen forumkeuze is komen vast te staan die voldoet aan de vormvoorschriften van het eerste lid onder a) van artikel 23 EEX-Vo.
5.8. Gesteld noch gebleken is verder dat de forumkeuze waarop Heenvliet c.s. zich beroepen geldig is op grond van het vormvereiste van artikel 23 lid 1 onder b) EEX-Vo (een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden).
5.9. Over de vraag of de forumkeuze voldoet aan het vormvereiste van artikel
23 lid 1 onder c) EEX-Vo overweegt de rechtbank als volgt.
Nergens in hun processtukken betogen Heenvliet c.s. dat sprake is van een forumkeuze die voldoet aan deze bepaling. Heenvliet c.s. stellen immers slechts, na eerst opgemerkt te hebben dat het forumkeuzebeding schriftelijk is overeengekomen omdat het is neergelegd in de fixture recap waarvan de inhoud is bevestigd door beide partijen, dat iedereen die werkzaam is in de branche van het internationaal goederenvervoer over zee weet dat met het in de ‘recap’ van 25/26 juni 2012 genoemde woord “Conline” een standaardformulier van de Bimco wordt bedoeld en een dergelijke recapitulatie van de gesloten overeenkomst in overeenstemming is met de gewoonte in de betreffende branche van het internationaal handelsverkeer (par. 35 van de incidentele conclusie van antwoord).
Voor zover Heenvliet c.s. niettemin wilden betogen dat de forumkeuze waarop zij zich beroepen voldoet aan genoemd vormvereiste, faalt dat betoog, aangezien Guardian, in tegenstelling tot Heenvliet c.s., niet werkzaam is in de branche van internationaal goederenvervoer maar als producent van glaspanelen.
5.10. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is geen sprake van een forumkeuze voor deze rechtbank die voldoet aan de geldigheidsvereisten van het toepasselijke artikel 23 EEX-Vo en ontbreekt derhalve iedere grond voor de bevoegdheid van deze rechtbank.
5.11. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Heenvliet c.s. in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Guardian worden begroot op:
- salaris advocaat € 452,00 (1 punt × tarief € 452,00)
- Totaal € 452,00.
6. De beoordeling in het vrijwaringincident
6.1. Deze incidentele vordering is, als gezegd, ingesteld onder voorwaarde dat de rechtbank zich niet onbevoegd verklaart.
6.2. Nu de rechtbank zich naar aanleiding van de incidentele eis van Guardian in het bevoegdheidsincident onbevoegd heeft verklaard, is de voorwaarde waaronder de vordering in dit vrijwaringincident is ingesteld niet in vervulling gegaan en behoeft laatstgenoemde vordering dus geen verdere beoordeling.
7. De beslissing
De rechtbank
in het bevoegdheidsincident
verklaart zich onbevoegd van de door Heenvliet c.s. ingestelde vorderingen kennis te nemen;
veroordeelt Heenvliet c.s. in de proceskosten, die aan de zijde van Guardian worden begroot op € 452,00 aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2013.
901/32