ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4085

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
368497 / HA ZA 10-3637
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van cognossementsvervoerder voor ladingschade en gevolgen van Turkse maritime lien

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vennootschap naar vreemd recht [X], gevestigd te Bergen, Noorwegen, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Normed International B.V., gevestigd te Rotterdam. De zaak betreft de aansprakelijkheid van Normed als cognossementsvervoerder voor ladingschade die is ontstaan tijdens het transport van stalen buizen van Turkije naar België in 2001. Het schip, oorspronkelijk genaamd 'Dutch Express', was in 2004 verkocht aan [X] door de vorige eigenaar, M.S. Dutch Harbour Express B.V. (DHE). In 2010 werd het schip in Turkije beslagen op basis van een 'maritime lien' die was vastgesteld in een Turks vonnis van 2005, waarin Allianz als gesubrogeerd ladingverzekeraar werd erkend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Normed niet op de hoogte was van de Turkse procedure tot 2 januari 2010, toen het beslag werd gelegd. De vordering van [X] tegen Normed was gebaseerd op onrechtmatige daad, waarbij [X] stelde dat Normed aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit het Turkse vonnis. De rechtbank oordeelde echter dat het Turkse vonnis geen veroordeling in personam tegen Normed bevatte, maar slechts een declaratoire uitspraak over de 'maritime lien'. Dit betekende dat Normed niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de schade die [X] had geleden.

De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van [X] moesten worden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat Normed onrechtmatig had gehandeld jegens [X]. De rechtbank benadrukte dat de aansprakelijkheid van Normed niet vaststond, aangezien de ladingschade mogelijk voor rekening van DHE kwam. Bovendien was het schip al bezwaard met de 'lien' op het moment van de verkoop aan [X], waardoor er geen sprake was van schade voor [X]. De rechtbank veroordeelde [X] tot betaling van de proceskosten aan Normed.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 368497 / HA ZA 10-3637
Vonnis van 13 februari 2013
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht [X],
gevestigd te Bergen, Noorwegen,
eiseres,
advocaat mr. L.H. van Houten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NORMED INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen.
Partijen zullen hierna [X] en Normed genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 april 2011, waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
- de akte na tussenvonnis ten behoeve van comparitie van partijen van [X],
- de reactie op de akte van eiseres na tussenvonnis ten behoeve van comparitie van partijen van Normed,
- het proces-verbaal van comparitie van 30 juni 2011,
- de conclusie van repliek van [X], met producties,
- de akte na de comparitie van partijen van Normed, met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In 2001 exploiteerde Normed als tijdbevrachter het m.s. “Wilson Cork”, toen genaamd “Dutch Express” (hierna: het schip), dat toentertijd toebehoorde aan M.S. Dutch Harbour Express B.V. (hierna: DHE).
2.2. In april 2001 is aan boord van het schip een zending stalen buizen vervoerd van Izmit in Turkije naar Antwerpen in België onder een schoon ordercognossement dat Normed als vervoerder vermeldde. Tijdens het vervoer is schade aan de lading ontstaan. Ter zake van deze ladingschade heeft de verzekeraar van ladingbelanghebbenden, [Y] (hierna: Allianz) op 1 mei 2002 een procedure aanhangig gemaakt voor de rechtbank te Istanbul tegen (onder meer) [Z] (hierna: [Z]), de agent van Normed.
2.3. Sinds 2004 is [X] eigenares van het schip.
2.4. Op 18 oktober 2005 heeft de Turkse rechtbank een vonnis gewezen waarin is vastgesteld dat Allianz een ‘maritime lien’ naar Turks recht heeft op het schip tot zekerheid van verhaal van haar ladingschadevordering (hierna: het Turkse vonnis).
2.5. Op 2 januari 2010 heeft Allianz uit hoofde van het Turkse vonnis in Turkije beslag doen leggen op het schip, dat inmiddels aan [X] toebehoorde. Om formele redenen is dit beslag na negen dagen opgeheven.
2.6. [X] heeft Normed vergeefs verzocht om de vordering van Allianz te voldoen ter voorkoming van verdere beslaglegging ten laste van [X].
2.7. Op 30 november 2010 heeft [X] ter verzekering van haar vordering conservatoir derdenbeslag ten laste van Normed gelegd.
3. Het geschil
3.1. [X] vordert samengevat - veroordeling van Normed, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. tot betaling van € 106.935,71, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2010, alsmede van € 2.842,-- voor buitengerechtelijke kosten, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, en
2. om te voldoen aan de vorderingen, inclusief rente en bijkomende (buitengerechtelijke) kosten, die Allianz op Normed, althans [Z], heeft uit hoofde van het vonnis van de rechtbank te Istanbul d.d. 18 oktober 2005, binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 20.000,-- per dag of gedeelte daarvan, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, indien Normed in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 500.000,-- althans een in goede justitie te bepalen bedrag, en
3. in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2. Ter onderbouwing van deze vordering stelt [X], tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, samengevat het volgende.
Normed was cognossementsvervoerder van de lading waaraan tijdens het transport schade is ontstaan. Zij wist al in 2001 van deze schade, na aankomst van het schip in Antwerpen was een expert namens haar P&I Club aanwezig bij het opnemen van de schade. Zij is via [Z] betrokken in de Turkse procedure, en ook door [X] daarvan op de hoogte gebracht. Desondanks weigert Normed om haar uit het Turkse vonnis voortvloeiende betalingsverplichtingen jegens Allianz te voldoen of zekerheid te stellen. Door zich welbewust aan haar aansprakelijkheid te onttrekken handelt Normed toerekenbaar onrechtmatig jegens [X] nu haar schip onder Turks recht verhaalsaansprakelijk is voor de vordering van Allianz, als gesubrogeerd ladingverzekeraar, op Normed.
Het gelegde beslag en de dreiging van nieuwe beslaglegging beperken [X] in haar eigendomsrechten. De zorgvuldigheid die Normed in het maatschappelijk verkeer jegens [X] moet betrachten brengt met zich dat Normed maatregelen behoort te nemen om een einde te maken aan de situatie die een inbreuk maakt op de eigendom van [X] (vgl. HR 7 mei 1982, NJ 478).
[X] heeft als gevolg van het onrechtmatig handelen van Normed schade geleden. Door het door Allianz gelegde verhaalsbeslag is het schip negen dagen uit de vaart geweest. De reeds geleden schade beloopt € 106.935,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2010, op welke datum Normed in ieder geval in verzuim raakte. [X] heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt die conform het rapport Voor-Werk II € 2.842,-- belopen.
Zolang Normed niet de vordering van Allianz voldoet blijft het Turkse verhaalsrecht op het schip bestaan en blijft schade voor [X] als eigenaar van het schip dreigen. [X] heeft er dan ook belang bij dat Normed de vordering van Allianz voldoet opdat het verhaalsrecht vervalt. Normed dient daartoe op straffe van een dwangsom te worden veroordeeld.
3.3. Het verweer van Normed strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [X] althans tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [X] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van de proceskosten.
3.4. Normed voert hiertoe -verkort weergegeven- het volgende aan.
Kennelijk heeft DHE het schip in 2004 verkocht en geleverd aan [X]. Normed kent de bill of sale niet maar waarschijnlijk staan daarin afspraken over later opkomende aanspraken van derden op grond van de exploitatie van het schip door DHE. [X] dient deze over te leggen.
Onjuist is dat Normed in het Turkse vonnis tot voldoening van de ladingschadevordering aan Allianz is veroordeeld. Er is met het Turkse vonnis slechts een verhaalsrecht (‘lien’) naar Turks recht gevestigd. Niet Normed maar [Z] was partij in de Turkse procedure. Zij kunnen niet worden vereenzelvigd.
Normed vernam pas in januari 2010 na het beslag van Allianz over de Turkse procedure. [Z] had haar niet eerder geïnformeerd.
Normed heeft niet onrechtmatig jegens [X] gehandeld, niet naar Turks recht en evenmin naar Nederlands recht. Ook terzake van het gelegde beslag treft haar geen verwijt. Zij is niet aansprakelijk jegens [X]. Subsidiair, voor het geval onrechtmatig zou worden geacht dat zij het verhaalsrecht op het schip niet teniet laat gaan, dan komt dit verwijt pas aan de orde nadat Normed ten eerste bekend raakte met haar schending van een rechtsnorm en ten tweede in staat was maar naliet om dit te redresseren, en derhalve pas in januari 2010.
De gestelde schade(omvang) wordt betwist. [X] moet zich richten tot DHE.
4. De beoordeling
4.1. De rechtsmacht en bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van dit geschil zijn niet in geschil.
4.2. Ingevolge de door partijen ter comparitie gedane processuele rechtskeuze zal de rechtbank de vordering van [X] naar het recht van Turkije beoordelen.
4.3. De rechtbank stelt vast dat Normed tot 2 januari 2010 feitelijk geen kennis had van de Turkse procedure.
Nadat [X] stelde dat Normed van de procedure in Turkije op de hoogte was, heeft Normed aangevoerd dat zij niet betrokken was bij de door haar agent [Z] in Istanbul gevoerde procedure, en dat zij daarvan eerst vernam na de beslaglegging op 2 januari 2010. [X] heeft in reactie daarop aangevoerd dat zij wel aannemelijk acht dat Normed wist van de procedure in Turkije, maar dat zij geen concrete aanwijzingen heeft dat zij dit feitelijk wist. Bij deze stand van zaken heeft [X] haar stelling onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd en de feitelijke stelling van Normed onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.4. Aan partijen is na de comparitie de gelegenheid geboden om meer duidelijkheid te bieden over de precieze betekenis en strekking van het Turkse vonnis, onder meer door overlegging van een volledig afschrift van het Turkse vonnis en een beëdigde vertaling daarvan, en door overlegging van adviezen van hun correspondenten in Turkije naar aanleiding van een aantal door de rechtbank geformuleerde vragen. Vervolgens heeft [X] een conclusie van repliek genomen en Normed een akte na de comparitie van partijen, beide met producties.
4.5. In haar conclusie van repliek concludeert [X] (onder meer) dat het Turkse vonnis declaratoir van aard is, dat het dictum slechts ziet op erkenning van de ‘maritime lien’, dat de daartoe strekkende vordering was gericht tegen het schip, dat het vonnis geen veroordeling tot betaling behelst, dat [Z] noch Normed persoonlijk door het vonnis is gebonden, en dat het vonnis niet tegen Normed ten uitvoer kan worden gelegd. Normed trekt -op deze punten- gelijke conclusies.
Aldus laat [X] haar stelling varen dat uit het Turkse vonnis voor Normed een betalingsverplichting voortvloeit. Hiermee ontvalt de grondslag aan het onder 2 gevorderde, zoals aangehaald onder 3.1 hierboven. Uit de aangepaste stellingen van [X] zelf volgt immers dat geen sprake is van “vorderingen (...) die Allianz op Normed, althans [Z], heeft uit hoofde van het vonnis van de rechtbank te Istanbul d.d. 18 oktober 2005”.
4.6. [X] betoogt echter bij repliek dat de rechtbank te Istanbul blijkens haar overwegingen Normed aansprakelijk acht voor de ladingschade en dat het vonnis op dit punt wel bewijs oplevert. Volgens [X] is Normed naar Turks recht de primair aansprakelijk vervoerder. Zij verbindt daaraan de conclusie dat Normed, wanneer zij als vervoerder onder cognossement haar verplichting tot betaling of zekerheidsstelling niet nakomt, onrechtmatig handelt jegens [X] als nieuwe eigenaar van het schip omdat zo begrijpt de rechtbank [X]- Normed dan een op haar rustende rechtsplicht schendt om alles te doen of na te laten om beslaglegging op het schip, teneinde zekerheid te verkrijgen, door de ladingbelanghebbenden te voorkomen.
Normed bestrijdt zowel de argumenten als de conclusie van [X].
4.7. Niet in geschil is dat de ‘maritime lien’ naar Turks recht aan Allianz het recht geeft om haar vordering tot vergoeding van de onder 2.2 hierboven bedoelde ladingschade op het schip te verhalen.
Niet in geschil is dat Allianz -als gesubrogeerd verzekeraar- rechten onder het cognossement kon uitoefenen, zoals ook de Turkse correspondent van [X] overweegt. Ter comparitie is komen vast te staan dat Normed als vervoerder onder cognossement van deze lading kan worden beschouwd. Uit de stukken en stellingen komt naar voren dat geen andere vordering dan die tot vergoeding van voornoemde ladingschade ten grondslag is gelegd aan de vordering tot het vaststellen van de ‘lien’.
Onder deze omstandigheden is denkbaar dat de Turkse rechtbank ervan is uitgegaan dat Normed als vervoerder onder cognossement voor de schade aan voornoemde lading aansprakelijk is. Met zoveel woorden staat dit echter niet in het vonnis. In tegendeel, blijkens de -in antwoord op de in het proces-verbaal van comparitie als 6 genummerde vraag van deze rechtbank- door de wederzijdse Turkse correspondenten gegeven vertalingen van het vonnis overweegt de Turkse rechtbank in de betreffende passage dat de reder van het schip voor deze ladingschade aansprakelijk is.
[X] voert aan dat de Turkse rechtbank bij dit oordeel verwijst naar artikel 1061 van het Turks Burgerlijk Wetboek (hierna: TCC), en dat deze bepaling niet op de reder maar op de vervoerder betrekking heeft. Zij concludeert dat de Turkse rechtbank de aansprakelijkheid van Normed voor ogen heeft gehad.
Normed voert aan dat zowel contractueel vervoerder Normed als feitelijk vervoerder DHE (de toenmalige reder) onder artikel 1061 TCC konden worden aangesproken. Zij wijst er ook op dat in het Turkse vonnis een verwijt wordt gemaakt jegens de kapitein en bemanning, die te kort zijn geschoten in hun verplichting om de lading na doorstaan zwaar weer te controleren en (opnieuw) vast te zetten. Indien Normed als cognossementsvervoerder aansprakelijk was gehouden, dan had zij wegens de fouten van kapitein en bemanning regres kunnen nemen op de rederij, aldus Normed.
4.8. Voor zover [X] beoogt een beroep te doen op erkenning in Nederland van het Turkse vonnis, overweegt de rechtbank als volgt.
Wat de precieze bedoelingen van de Turkse rechtbank zijn geweest, laat zich niet door lezing van het vonnis vaststellen. Dit vraagpunt is -naar inmiddels tussen partijen vaststaat- evenmin opgehelderd in het doorlopen hoger beroep, waarin het vonnis is bekrachtigd. Het voert te ver om in Nederland rechtskracht toe te kennen aan het Turkse vonnis, voor zover het niet gaat om de daarin expliciet tot uitdrukking gebrachte oordelen maar om beredeneerde -maar betwiste- vermoedens omtrent onuitgesproken achterliggende overwegingen.
4.9. Over de bewijskracht die overigens aan het vonnis toekomt overweegt de rechtbank als volgt.
[X] veronderstelt dat in de overwegingen van het Turkse vonnis het oordeel besloten ligt dat Normed als vervoerder onder cognossement voor de ladingschade (in personam) aansprakelijk is, terwijl -zoals de Turkse correspondent van [X] antwoordt op vraag 12 in het proces-verbaal van comparitie in het dictum uitsluitend is beslist op de actio in rem tegen het schip.
Uit het -op de navolgende punten door Normed niet bestreden- advies van de Turkse correspondent van [X] blijkt, dat het in Turkije mogelijk en gebruikelijk is dat de partij die ladingschade heeft geleden de vaststelling van een ‘maritime lien’ vordert jegens “shipowners/carriers/disponent owners of a vessel” zonder zich te (hoeven) bekommeren om een precieze benoeming van de daarmee bedoelde partijen. Ook blijkt uit voornoemd advies dat in Turkije scherpe kritiek is geuit op het kunnen laten vaststellen van een ‘maritime lien’ zonder dat eerst het bestaan, de aard en de omvang van de gepretendeerde vordering is vastgesteld. Voorts wordt uit het advies duidelijk dat Allianz de dagvaarding kon uitbrengen aan het adres van [Z] als “the agent in Turkey” zonder dat Allianz de namen van de vervoerder of de reder hoefde te kennen.
Dit betekent dat uit het vaststellen van de ‘lien’ niet noodzakelijkerwijs volgt dat de rechtbank concreet de aansprakelijkheid van Normed als vervoerder onder cognossement dan wel van de rederij heeft beoordeeld en vastgesteld. Zij kon ook zonder oordeelsvorming op dit punt tot het dictum komen.
Om deze redenen kan het standpunt van [X] dat de rechtbank te Istanbul blijkens haar overwegingen Normed aansprakelijk acht voor de ladingschade en dat het vonnis op dit punt bewijs oplevert, niet zonder -hier ontbrekende- feitelijke onderbouwing voor juist worden gehouden.
4.10. Zelfs indien wel zou komen vast te staan dat Normed als vervoerder onder cognossement aansprakelijk is jegens (de verzekerde van) Allianz, dan nog staat aan toewijzing van de vorderingen van [X] het volgende in de weg.
4.10.1. Reders en zeevervoerders mogen ermee bekend worden verondersteld dat bij de exploitatie van zeeschepen het risico bestaat dat een schip wordt beslagen teneinde op het schip verhaal te nemen voor (bijvoorbeeld) ladingschadevorderingen. Dit gold ook in 2001, toen Normed het schip van DHE in tijdbevrachting had, voor Normed en DHE. Aannemelijk is dat met deze wetenschap in de tijdbevrachtingsovereenkomst rekening is gehouden.
Scheepsbeslag of andere verhaalsmaatregelen tegen het schip treffen in eerste instantie het vermogen van de reder, en niet van de tijdbevrachter/cognossementsvervoerder. Of de reder zijn dientengevolge geleden schade kan verhalen op zijn bevrachter, hangt onder meer af van de feitelijke toedracht van het schadevoorval en van de inhoud van de bevrachtingsovereenkomst. Reeds hierom is het -in ieder geval naar Nederlands recht- niet in alle gevallen onrechtmatig als de tijdbevrachter/cognossementsvervoerder nalaat om een ladingschadevordering te voldoen die de reder blootstelt aan dreigend verhaal op het schip. Indien immers in hun onderlinge verhouding de schuld slechts de reder aangaat, ligt niet voor de hand dat de tijdbevrachter/cognossementsvervoerder eerst de ladingschade moet voldoen ten laste van zijn eigen vermogen en daarna regres kan nemen op de reder.
4.10.2. Ook in het onderhavige geval valt niet uit te sluiten dat in de relatie tussen Normed en DHE de ladingschade voor rekening van DHE dient te blijven. Normed heeft dit ook gesteld, onder verwijzing naar het Turkse vonnis, waarin is overwogen dat door de in dienst van DHE zijnde- kapitein en bemanning fouten zijn gemaakt. Zonder zekerheid op dit punt staat dan ook niet vast dat de ladingschade die aanleiding vormde voor het ontstaan van de ‘lien’ en het beslag in de relatie tussen DHE en Normed voor rekening van Normed komt. Zonder zodanige zekerheid kan niet worden aangenomen dat Normed jegens DHE enige rechtsplicht heeft geschonden door niet de ladingschadevordering van Allianz te voldoen.
4.10.3. Ten gevolge van de verkoop van het schip aan [X] in 2004 is echter op 2 januari 2010 niet een vermogensbestanddeel van DHE maar van [X] beslagen. Dat tussen [X] en Normed geen rechtsverhouding bestaat, betekent echter niet dat hetgeen jegens DHE niet per definitie onrechtmatig was, jegens de nieuwe reder [X] wel steeds onrechtmatig zou zijn. Ware dat wel juist, dan zou de enkele overdracht van het schip de rechtspositie van Normed doen verslechteren, terwijl feiten en omstandigheden die deze verslechtering kunnen rechtvaardigen niet zijn gesteld of gebleken. Normed staat immers buiten de verkooptransactie.
4.10.4. [X] betoogt echter dat het evenmin te rechtvaardigen is dat haar eigendomsrechten worden beperkt of haar vermogen wordt verminderd in verband met een schade waaraan zij part noch deel heeft. De vraag is echter of [X] zich met deze klacht richt tot de juiste partij.
Uit de over en weer overgelegde adviezen naar Turks recht volgt immers dat het schip ex lege met de Turkse ‘maritime lien’ was belast, en dat de Turkse rechtbank dit bij declaratoir vonnis heeft vastgesteld. Hieruit volgt dat de ‘lien’ al vanaf het schadevoorval in 2001 bestond, met als consequentie dat [X] van DHE een met deze ‘lien’ bezwaard schip geleverd heeft gekregen.
Ondanks aandringen van Normed heeft [X] geen inzicht gegeven in hetgeen zij met DHE is overeengekomen. Uit het standpunt van [X] vloeit voort dat zij op grond van de overeenkomst met DHE niet behoefde te rekenen op levering van een schip dat met een Turkse ‘maritime lien’ was belast. Dit geding leent zich niet voor een oordeel over de vraag of DHE jegens [X] is tekort geschoten.
4.10.5. Van belang is dat [X] het schip nimmer in onbezwaarde eigendom heeft gehad. Voor zover [X] zich beklaagt over het bezwaard zijn van het schip met de ‘lien’ op zichzelf, met alle belemmeringen van dien, vormt dit voor haar geen (dreigende) vermogensvermindering, of tot een inperking van haar eigendomsrechten. In die zin is van schade geen sprake. Sterker nog, indien Normed aan Allianz de ladingschade zou vergoeden, dan zou het vermogen van [X] toenemen, omdat het schip dan niet langer is bezwaard met de ‘lien’ waarmee zij het van DHE geleverd heeft gekregen.
Dat het in 2001 opgekomen verhaalsrecht tot aan de beslaglegging in 2010 voor [X] verborgen is gebleven, maakt dit niet anders.
Ook hierop stuit de in 3.1 onder (2) aangehaalde vordering tot voldoening van Allianz ter lossing van de ‘lien’- af.
4.10.6. Gelet op al hetgeen hierboven reeds is overwogen en geoordeeld, is voor toewijzing van de in 3.1 onder (1) aangehaalde vordering tot vergoeding van reeds geleden beslagschade slechts nog plaats, indien naar Turks recht onrechtmatig kan worden geacht dat Normed niet aan Allianz betaalde, hoewel zij tot 2 januari 2010 niet afwist van de Turkse procedure en het Turkse vonnis, en hoewel het Turkse vonnis geen veroordeling van Normed tot betaling inhoudt.
Toen het debat over de betekenis van het Turkse vonnis en over de wetenschap van Normed zich uitkristalliseerde, lag het op het weg van [X] om nader uit te werken waarom het aan Normed verweten nalaten ook onder die omstandigheden onrechtmatig was. Dit heeft zij nagelaten. Evenmin heeft zij andere gronden aangevoerd waarom Normed de geleden beslagschade zou moeten vergoeden.
4.11. Uit al het voorgaande volgt dat de vorderingen van [X] moeten worden afgewezen. De inhoud van het Turkse recht inzake onrechtmatige daad behoeft geen verdere toelichting.
4.12. [X] zal als in de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Normed. Deze worden begroot op € 8.463,50 (€ 3.490,-- voor vast recht en € 4.973,50 voor salaris van de advocaat (3,5 punt x € 1.421,-- per punt)). De akte na de comparitie van partijen wordt gewaardeerd als een conclusie, nu deze in feite een conclusie van dupliek behelst en aansluit op de conclusie van repliek van [X].
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van Normed tot op heden begroot op € 8.463,50,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2013.
1885/32