ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
98027 / HA ZA 12-2117
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en afgifte raceauto in civiele procedure tussen BvV en [gedaagde]

In deze civiele procedure vordert BvV, een maatschap naar burgerlijk recht, schadevergoeding en de afgifte van een raceauto van de gedaagde, die onder de namen [Y] MOTORSPORT PERFORMANCE en [Y] CAR SERVICE handelt. De zaak betreft een geschil over de eigendom van een raceauto, die door de gedaagde is omgebouwd naar een GTR-uitvoering. BvV stelt dat zij eigenaresse is van de raceauto en dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, wat heeft geleid tot schade. De gedaagde vordert op zijn beurt betaling van openstaande facturen voor verrichte werkzaamheden aan de raceauto.

De rechtbank heeft vastgesteld dat BvV de raceauto met toebehoren in eigendom heeft en dat de gedaagde verplicht is deze aan BvV af te geven. Daarnaast is geoordeeld dat de gedaagde een aantal facturen niet heeft voldaan, die verband houden met juridische werkzaamheden en de ombouw van de raceauto. De rechtbank heeft de vorderingen van BvV gedeeltelijk toegewezen, waaronder de verklaring voor recht dat BvV eigenaresse is van de raceauto en de toebehoren. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.615,44 aan BvV voor juridische werkzaamheden, terwijl andere vorderingen van BvV zijn afgewezen.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op betaling van de facturen die hij heeft ingediend, en dat BvV niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de meerkosten die de gedaagde heeft gemaakt. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere bewijslevering en beoordeling van de openstaande vorderingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Afdeling Privaatrecht
Team handel
zaaknummer / rolnummer: 98027 / HA ZA 12-2117
Vonnis van 6 maart 2013
in de zaak van
maatschap naar burgerlijk recht
BVV [X] ADVOCATEN,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.M. van Heest
tegen
[GEDAAGDE], handelend onder de namen [Y] MOTORSPORT PERFORMANCE en [Y] CAR SERVICE
zaakdoende te Gorinchem,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.F. Vogel
Partijen zullen hierna BvV en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juli 2012 en de daarin genoemde processtukken,
- conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering van eis in conventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2012 en het daarin genoemde processtuk.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 BvV is eigenaresse van de raceauto, merk BMW, type 120d in “GTR-uitvoering” (hierna: de raceauto).
2.2 Op 6 maart 2011 heeft BvV [gedaagde] opdracht gegeven de raceauto om te bouwen naar een GTR-uitvoering. Op diezelfde dag heeft [belanghebbende 1] (werkzaam bij BvV, verder te noemen [belanghebbende 1]) een sms-bericht verzonden aan [gedaagde], met de volgende inhoud (productie 1 bij cva in conventie):
‘Kerel, nogmaals complimenten voor het goede werk! Ik heb meer vertrouwen in jouw ontwerp van de 1 serie dan van [z] en zo. Maak hem maar zoals je denkt dat het goed is. Groet, [belanghebbende 1]’
2.3 In juli 2011 heeft ten kantore van BvV een bespreking plaatsgevonden over de kosten van de ombouw van de raceauto.
2.4 Op 24 augustus 2011 heeft BvV met de raceauto deelgenomen aan de testdag voor de 6-uursrace te Zolder, welke is stilgelegd als gevolg van overschrijding van de geluidsnormen.
2.5 BvV heeft van 31 augustus tot en met 4 september 2011 met de raceauto deelgenomen aan de 6-uursrace te Zolder.
2.6 Tijdens de 24 uurs race van Barcelona, die is gehouden van 23 tot 25 september 2011, is de auto gecrasht, als gevolg waarvan schade is ontstaan. [gedaagde] heeft ten behoeve van de uitkering van de verzekering aan BvV een schaderapport opgesteld. De schade werd begroot op een bedrag van € 25.577,51. Partijen zijn nadien een prijs van € 12.500,--, exclusief BTW overeengekomen voor uitvoering van herstelwerkzaamheden door [gedaagde]. Ter uitvoering van deze overeenkomst heeft [gedaagde] onder meer de bumper en de zijpanelen gerepareerd en deze met een spuitbus bijgewerkt.
2.7 Op 21 december 2011 heeft [gedaagde] om 12:30 uur een e-mail verzonden aan BvV met, voor zover thans van belang, de volgende inhoud (productie 14 cva in conventie):
[belanghebbende 1], we hebben het schade rapport gemaakt en dit is wat het moet zijn. Ik hoop dat het netjes is gedaan. Ook zal er na de reparatie alles worden ingezet om het probleem in de BMW te verhelpen. En dat probleem gaat gevonden worden.’
2.8 Op 21 december 2011 heeft [belanghebbende 1] om 15:59 uur een e-mail verzonden aan [gedaagde] met, voor zover van belang, de volgende inhoud (productie 14 cva in conventie):
‘[gedaagde],
Naar aanleiding van ons telefoongesprek van daarnet bevestig hetgeen wij besproken hebben:
We laten het bodypakket nu voor wat het is. Geen nieuwe dus. Dat bespaart eur. 4.000,--
Dan komen we op het afgesproken bedrag van eur. 12.500,-- ex BTW.
Wij begrijpen dat alle onderdelen nu voorhanden zijn om de auto af te maken. Je gaf aan dat jij er zorg voor draagt dat de storing eruit gaat.
Je stuurt een creditnota of een nieuwe factuur zodat we op eur. 12.500,-- ex BTW uitkomen. De auto wordt gereed om te racen afgeleverd.
Groet,
[belanghebbende 1]
2.9 In de periode van 5 december 2011 tot en met 2 januari 2012 heeft BvV [gedaagde] bijgestaan in een strafrechtelijke procedure. BvV heeft [gedaagde] hiervoor 3 facturen verzonden, met een totaalbedrag van € 3.870,34, welk bedrag [gedaagde] niet heeft voldaan.
2.10 Op 16 april 2012 heeft de voorzieningenrechter in Dordrecht aan BvV verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte van de raceauto met benoeming van Woermeijer Car Center B.V. te Schiedam (hierna: WCC) als gerechtelijk bewaarder en met bevel tot afgifte van de raceauto en toebehoren aan de gerechtelijk bewaarder.
2.11 Op 17 april 2012 heeft de deurwaarder conservatoir beslag tot afgifte gelegd op de raceauto met toebehoren.
2.12 [gedaagde] heeft de raceauto en toebehoren na een daartoe veroordelend vonnis in kort geding d.d. 10 mei 2012 in bewaring gegeven bij WCC.
3 De vordering in conventie
3.1 BvV vordert – na vermeerdering van eis-, dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet dit toelaat:
1. voor recht wordt verklaard dat BvV eigenaresse is van de raceauto, merk BMW, type 120d in “GTR-uitvoering”, met toebehoren, zoals omschreven in de dagvaarding;
2. voor recht wordt verklaard dat BvV terecht conservatoir beslag tot afgifte met aanstelling van een gerechtelijk bewaarder heeft doen leggen op de raceauto, merk BMW, type 120d in “GTR-uitvoering”, met toebehoren, zoals omschreven in deze dagvaarding en voorts dat [gedaagde] dient te gehengen en te gedogen dat deze zaken aan BvV worden afgegeven;
3. [gedaagde] wordt veroordeeld om aan BvV, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen de somma van € 3.909,98, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf 27 april 2012 en berekend over de hoofdsom van € 3.870,34 tot aan de dag der algehele voldoening;
4. [gedaagde] wordt veroordeeld om aan BvV te betalen een bedrag van € 25.300,--;
5. [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van dit geding, de kosten van het conservatoir beslag tot afgifte en de kosten van de gerechtelijke bewaring daaronder mede begrepen.
3.2 BvV legt de volgende stellingen aan zijn vorderingen ten grondslag:
1 en 2) De raceauto met toebehoren is eigendom van BvV, zodat [gedaagde] deze aan haar dient af te geven.
3) BvV heeft in de periode van 5 december 2011 tot en met 2 januari 2012 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] juridische werkzaamheden verricht. [gedaagde] is gehouden de daarop betrekking hebbende facturen (ter hoogte van € 3.909,98, incl. wettelijke rente) te voldoen.
4a) [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichting de raceauto tijdig getest te hebben voor de 24-uurs race in Barcelona, waardoor BvV schade heeft, bestaande uit het mislopen van een rijdersbijdrage ter hoogte van € 11.000,--.
4b) [gedaagde] heeft onjuiste mededelingen gedaan op grond waarvan BvV is overgegaan tot aanschaf van de éénmoersvelgen ter waarde van € 10.300,--. Daarmee heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens BvV gehandeld, dan wel is [gedaagde] tekort geschoten in de nakoming van zijn verbintenis, zodat hij gehouden is de kosten voor de aanschaf van de velgen te vergoeden.
4c) De overeenkomst tot herstel van de schade opgelopen tijdens de race in Barcelona van 21 december 2011 is [gedaagde] is niet nagekomen ten aanzien van het spuitwerk, waardoor BvV € 4.000,-- schade heeft geleden.
3.3 [gedaagde] voert verweer. Zo nodig wordt hieronder per onderdeel op zijn standpunt ingegaan.
4. De vordering in reconventie
4.1 [gedaagde] vordert dat BvV, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld aan [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 99.779,56, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van BvV in de proceskosten.
4.2 [gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat hij in opdracht van BvV werkzaamheden heeft verricht aan de raceauto, betrekking hebbend op de ombouw naar een GTR-uitvoering, herstel van de schade opgelopen tijdens de 24-uursrace in Barcelona en ten behoeve van de races in Zolder, zodat BvV is gehouden de facturen daarvoor te voldoen, subsidiair dat het billijk is dat BvV de facturen voldoet. Het betreft de volgende facturen:
2012002: € 65.063,25
2012005: € 11.864,30
2012006: € 10.372,77
2012007: € 7.034,65
20110184: € 3.101,14
20110181: € 1.344,35
20110196: € 999,60
Totaal € 99.779,56
4.3 BvV voert verweer. Per factuur zal zo nodig op haar standpunt worden ingegaan.
5. De beoordeling
In conventie en in reconventie
5.1 Facturen juridische werkzaamheden
5.1.1 Het verweer van [gedaagde] dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren, omdat de Raad van Toezicht op grond van artikel 23 Wtbz bij uitsluiting bevoegd is te oordelen over de hoogte van declaraties, zal worden gepasseerd. Vast staat dat de juridische werkzaamheden uitgevoerd door BvV, betrekking hadden op een strafzaak. De bijzondere rechtsgang van de artikelen 32-40 Wtbz geldt alleen voor zaken die vallen onder de werking van deze wet, namelijk burgerlijke zaken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van het geschil.
5.1.2 BvV stelt dat [gedaagde] zijn recht om de hoogte van de facturen te betwisten heeft verwerkt, omdat hij niet binnen 14 dagen heeft geklaagd over de verschuldigdheid van de facturen, zoals opgenomen in de overeengekomen Algemene Voorwaarden.
BvV heeft onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat deze voorwaarden zijn overeengekomen. BvV volstaat met de verwijzen naar haar algemene voorwaarden onder een email van 28 november 2011. Dit was na het aangaan van de overeenkomst.
De klachttermijn in de wet (art 6:89 BW) ziet niet op klachten over facturen. Dit verweer
slaagt dus niet.
5.1.3 Vast staat dat BvV in de periode van 5 december 2011 tot en met 2 januari 2012 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] juridische werkzaamheden heeft verricht, bestaande uit bijstand in een strafrechtelijke procedure. [gedaagde] is op grond van artikel 7:405 lid 2 BW hiervoor het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd.
5.1.4 BvV heeft een urenspecificatie bij haar facturen overgelegd (prod. 7 bij dagvaarding). [gedaagde] betwist niet dat het uurtarief van € 295,-- redelijk is voor de werkzaamheden van een advocaat, maar hij maakt bezwaar tegen de in rekening gebrachte reistijd en de aan studie bestede tijd.
5.1.5 Vast staat dat er twee zittingen hebben plaatsgevonden: de behandeling van het klaagschrift en de politierechterzitting. Daarnaast berekent BvV het advocaattarief en reistijd om het klaagschrift in te leveren. Ten onrechte stelt BvV zich op het standpunt, dat een klaagschrift persoonlijk door de advocaat moet worden ingeleverd. Een Dordtse collega had dit voor BvV kunnen doen tegen een uurtarief van € 150,--.
Het in rekening gebrachte bedrag van € 295,-- terzake reistijd in de specificatie bij de factuur van 2 december 2011 wordt in redelijkheid begroot op € 50,--.
De factuur van 2 december 2011 moet dus worden aangepast in die zin, dat voor het totaal aan declarabele werkzaamheden in redelijkheid € 917,-- (in plaats van het in de specificatie genoemde € 1.062,00) in rekening gebracht kan worden. De totale declaratie van 2 december 2011 (ad € 1.400,69) wordt herberekend op € 1.145,79:
declarabele werkzaamheden € 917,--
5% kantoorkosten € 45,85 +
€ 962,85
19% BTW € 182,94 +
€ 1.145,79
5.1.6 [gedaagde] betwist dat het aantal aan studie bestede uren redelijk is. Uit de bij de facturen gevoegde specificaties blijkt dat aan deze strafzaak (kortweg: rijden onder invloed van alcohol met ingevorderd rijbewijs), terzake overleg, reistijd en twee zittingen in totaal 990 minuten (16,5 uren) uren is besteed. Aan studie (inclusief opstellen van processtukken) is in totaal 204 minuten opgegeven (3,4 uren). Het had op de weg van [gedaagde] gelegen uit te leggen dat deze -op het oog niet erg hoge- opgave van studie onredelijk is. De in rekening gebrachte facturen moeten worden voldaan, met in achtneming van hetgeen onder 5.5 is overwogen. In totaal is dus toewijsbaar: € 1.145,79 + € 1.363,84 + € 1.105,81 = € 3.615,44.
5.2 Verklaring voor recht eigendom auto en toebehoren
5.2.1 BvV vordert een verklaring voor recht dat de raceauto met toebehoren eigendom is van BvV en stelt daarbij belang te hebben, omdat de bewaarder moet weten aan wie hij de raceauto moet afgeven (artikel 861 lid 2 Rv). [gedaagde] betwist niet dat BvV eigenaresse is van de raceauto, maar wel betwist hij de eigendom van een aantal onderdelen. Gelet hierop heeft BvV voldoende belang bij deze verklaring voor recht.
5.2.2 Tussen partijen is niet in geschil dat de volgende onderdelen bij de raceauto horen (zie dagvaarding onder 1)
a) plaatwerkdelen, waaronder een motorkap, voorspatborden en een bumper,
b) de contactsleutel,
c) 16 velgen metaalbanden,
e) race-/homologatiecertificaat,
f) communicatieapparatuur, waaronder één hoofdtelefoon en één walkietalkie en oplaadapparatuur,
g) reservemotor met toebehoren,
h) complete set voorremmen met schijven.
De vordering voor recht te verklaren dat deze onderdelen als toebehoren van de raceauto eigendom zijn van BvV zal worden toegewezen.
5.2.3 [gedaagde] heeft onbetwist aangevoerd dat hij alleen een certificaat van de rolkooi, één hoofdtelefoon en één walkie talkie in zijn bezit heeft. Hij betwist niet dat deze zaken aan BvV toebehoren. In zoverre zal de verklaring voor recht worden toegewezen.
[gedaagde] betwist dat de kar met onderdelen aan BvV toebehoort. BvV heeft ter zitting verklaard dat zij niet kan beoordelen dat de kar aan haar toebehoort, zodat niet kan worden vastgesteld dat BvV eigenaresse is. De vordering tot verklaring voor recht dat ‘diverse losse onderdelen’ (h) als toebehoren bij de raceauto eigendom zijn van BvV zal eveneens worden afgewezen, omdat deze niet nader zijn omschreven, zodat dit onderdeel van de vordering onvoldoende bepaald is. Ten aanzien van deze onderdelen zal de verklaring voor recht worden afgewezen.
5.3 Verklaring voor recht ten aanzien van het gelegde beslag en afgifte van onder 5.2 bedoelde zaken
5.3.1 De zaken die eigendom zijn van BvV dient [gedaagde] in beginsel af te geven. [gedaagde] beroept zich echter op een retentierecht. Hij voert daartoe aan dat BvV facturen terzake van de ombouw van de raceauto, raceondersteuning en herstel van schade aan de raceauto onbetaald heeft gelaten en in reconventie vordert hij nakoming daarvan.
5.3.2 In hoeverre [gedaagde] nog iets te vorderen heeft van BvV kan pas worden beoordeeld als alle over alle vorderingen over en weer een eindoordeel kan worden gegeven. Partijen wordt in overweging gegeven in dit kader een praktische deeloplossing te kiezen, gelet op de kosten en de dalende waarde van de auto aangezien de waarde van de auto waarschijnlijk zal dalen.
5.4 Facturen met betrekking tot de ombouw van de raceauto
factuur 20110184 (€ 3.101,14)
5.4.1 Met deze factuur van 19 september 2011wordt een race turbo 120D in rekening gebracht. Vast staat deze turbo was bedoeld ter vervanging van een eerder door [gedaagde] geplaatste en door BvV betaalde (€ 1.425,--) turbo, die niet naar behoren werkte (zie proces-verbaal comparitie).
[gedaagde] heeft onder deze omstandigheden heeft onvoldoende onderbouwd op grond waarvan BvV voor de turbo (aanvullend) zou moeten betalen. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
factuur 2012002 (€ 65.063,25)
5.4.2 Met deze factuur van 1 april 2012 brengt [gedaagde] arbeidsuren in rekening over de periode van februari 2011 tot en met september 2011 verminderd met de 31 arbeidsuren die reeds met factuur 20110185 in rekening zijn gebracht. Hij stelt dat de SMS van 6 maart 2011 (zie hiervoor 2.2) de enige afspraak over de ombouw was.
5.4.2.1 BvV betwist dat het opgegeven aantal uren is gewerkt en voert subsidiair het volgende aan. Aanvankelijk is voor het ombouwen van de auto (GTR bodypakket, grotere remschuiven en grotere turbo) een richtprijs van € 15.000,-- tot € 18.000,-- excl. BTW overeengekomen (antwoord reconventie 18), waarbij voor arbeid € 10.000,-- was begroot. Later is een maximumbedrag van € 30.000,-- inclusief arbeid overeengekomen (antwoord reconventie 80).
5.4.2.2 Hoofdregel bij een overeenkomst tot aanneming van werk als de onderhavige is dat de opdrachtnemer een redelijk prijs in rekening mag brengen. [gedaagde] vordert nakoming op basis van deze regel. BvV betwist op zichzelf niet de redelijkheid van het in rekening gebrachte uurtarief, maar zij betwist dat de in rekening gebracht uren daadwerkelijk zijn gewerkt.
5.4.2.3 BvV beroept zich (uiteindelijk) op een maximumprijs van € 30.000,--, welke afspraak [gedaagde] betwist. Omdat BvV zich op de uitzondering op de hoofdregel beroept, rust op haar de bewijslast van deze afspraak.
5.4.2.4 Indien BvV slaagt in het haar opgedragen bewijs kan [gedaagde] voor het ombouwen van de auto maximum € 30.000,-- exclusief BTW in rekening brengen. [gedaagde] heeft als prod. 4 bij eis in reconventie facturen overgelegd die BvV reeds heeft betaald. Dit bedrag is hoger dan € 30.000,--. Dit brengt mee, dat dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen indien BvV slaagt in het haar opgedragen bewijs.
5.4.2.5 Indien BvV er niet in slaagt de door haar gestelde afspraak te bewijzen, dient [gedaagde] te bewijzen dat hij het opgegeven aantal uren heeft gewerkt aan de ombouw van de auto. Uit oogpunt van proceseconomie zal hem reeds gelijk met BvV bewijs worden opgedragen. [gedaagde] wordt verzocht bij akte de specificaties over te leggen die hij in zijn factuur (20120002) noemt.
5.4.2.6 BvV voert nog aan dat [gedaagde] het recht heeft verwerkt alsnog arbeid in rekening te brengen (antwoord in reconventie onder 88). Dit standpunt is onvoldoende onderbouwd. BvV stelt slechts dat er pas een jaar na afloop van de werkzaamheden een factuur is gestuurd. Het enkel tijdsverloop doet rechten echter niet teniet gaan. Door de arbeidsuren later te declareren heeft [gedaagde] evenmin bij BvV het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij deze uren in de overige facturen waren verwerkt. In dit verband is nog van belang dat BvV zelf ter zitting heeft verklaard dat er op 180 uren werk werd gerekend. Als er geen vaste prijs is overeengekomen, diende BvV er dus in ieder geval op te rekenen dat de 41 uur arbeid die in rekening gebracht was, niet alle gewerkte uren betrof.
factuur 2012005 (€ 11.864,30)
5.4.3 Met deze factuur van 1 april 2012 brengt [gedaagde] airjacks en éénmoers-aansluiting in rekening. [gedaagde] stelt in zijn conclusie van eis niet met zo veel woorden dat voor deze voorzieningen opdracht is gegeven; hij acht het redelijk dat hij hiervoor betaald krijgt nu hij de auto niet langer begeleidt. Ter zitting stelt expliciet hij dat een en ander met [belanghebbende 1] heeft afgesproken.
BvV betwist gemotiveerd dat de gestelde afspraken zijn gemaakt. In dit verband voert zij aan dat [gedaagde] deze voorzieningen ongevraagd heeft aangebracht om zichzelf te profileren.
5.4.3.1 Op [gedaagde] rust de bewijslast van de gestelde opdracht. Indien hij slaagt in zijn bewijsopdracht, zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen aangezien BvV de hoogte van de factuur op zichzelf niet betwist.
5.4.3.2 Indien [gedaagde] de opdrachten niet bewijst, zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen. Het enkele feit dat BvV gebaat zou zijn met de voorzieningen maakt nog niet dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Evenmin stelt [gedaagde] genoeg om een recht op betaling te gronden op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. [gedaagde] is een professionele partij van wie verwacht mag worden dat hij begrijpt dat voor ongevraagd uitgevoerde werkzaamheden in beginsel geen betaling zal volgen.
factuur 2012006 (€ 10.372,77)
5.4.4 Met deze factuur van 1 april 2012 brengt [gedaagde] onderdelen in rekening die hij voor BvV in voorraad heeft moeten houden. [gedaagde] stelt in haar conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie op pag 17. dat BvV geen opdracht heeft gegeven de betreffende onderdelen op voorraad te houden of aan BvV te leveren. [gedaagde] zou het ‘netjes’ vinden als deze onderdelen zouden worden betaald.
5.4.4.1 [gedaagde] heeft geen rechtsgrond gesteld, zodat de vordering moet worden afgewezen. Als betaling alleen ‘netjes’ zou zijn, is sprake van een niet in rechte afdwingbare natuurlijke verbintenis. Van een dergelijke verbintenis is overigens evenmin sprake. Als een professionele partij als [gedaagde] bepaalde onderdelen in voorraad moet houden om zijn werk goed te doen, is het risico daarvan in beginsel geheel voor hem. Hij heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel leiden.
Bovendien staat vast dat hij een reservemotor in rekening heeft gebracht, die eigendom is van BvV.
Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
5.5 Facturen raceondersteuning 20110196 (€ 999,60) en 20110181 (€ 1.344,45)
5.5.1 Met de factuur 20110196 van 12 oktober 2011 brengt [gedaagde] reiskosten, gebruik van materiaal, laden en lossen in rekening ter zake ondersteuning in Barcelona. Vast staat dat partijen niets zijn overeengekomen ten aanzien van het afzonderlijk factureren van laden en lossen en het gebruik van materieel. [gedaagde] heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan BvV gehouden zou zijn de daarvoor gefactureerde bedragen te voldoen. [gedaagde] stelt slechts dat de tarieven niet verschillend zijn ten opzichte van alle voorgaande evenementenondersteuning en dat inladen wel vaker werd gerekend en betaald. [gedaagde] heeft ter onderbouwing daarvan verwezen naar facturen, die niet zijn overgelegd. BvV betwist gemotiveerd dat [gedaagde] deze posten wel vaker afzonderlijk factureerde en verwijst daarbij naar de facturen 18 en 19 bij antwoord in reconventie, waaruit blijkt dat geen afzonderlijke kosten voor laden en lossen en materiaal in rekening zijn gebracht. Gelet hierop heeft [gedaagde] zijn stellingen onvoldoende onderbouwd zodat de vordering van [gedaagde] inzake factuur 20110196 zal worden afgewezen.
5.5.2 Met factuur 20110181 van 19 september 2011 brengt [gedaagde] vijf dagen (5 units) race ondersteuning voor de 6-uurs race te Zolder en laden en lossen in rekening. Van het factuurbedrag van € 4.298,28 is € 1.344,35 onbetaald gebleven.
BvV heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat [gedaagde] (zelf) vijf dagen aanwezig is geweest. Zij weet niet zeker hoe lang de race geduurd heeft. Van BvV mocht worden verwacht dat zij dit wel wist, te meer nu de data op de factuur zijn weergegeven.
Per dag brengt [gedaagde] € 490, -- minus 25% = € 367,50 in rekening. BvV Meent dat per unit € 360,-- in rekening gebracht mag worden. En dat deze bedragen inclusief laden en lossen en gebruik materieel zijn.
[gedaagde] heeft per dag vrijwel hetzelfde bedrag berekend als BvV redelijk acht, zodat de in rekening gebrachte race ondersteuning betaald moet worden.
Een vergoeding voor laden, lossen en gebruik van materiaal is, gelet op hetgeen hiervoor onder 5.5.1 is overwogen, niet verschuldigd. De posten laden/lossen Arkel € 224,-- + gebruik materieel/pit equipment € 225,-- zijn dus niet verschuldigd (samen € 449,--).
BvV is met betrekking tot factuur 20110181 in beginsel een bedrag van € 895,45 verschuldigd (het openstaande bedrag € 1.344,45- minus € 449,--).
5.5.3 BvV voert als verweer aan dat de overeenkomst ter zake het onbetaald gebleven factuurbedrag ontbonden dient ter worden omdat [gedaagde] tekort is gekomen op de volgende punten: de auto was niet getest, de auto was onbestuurbaar door overgedimensioneerde remmen achter en overschrijding van de geluidsnorm (conclusie van antwoord in reconventie sub 34). Kennelijk bedoelt BvV hiermee aan te voren dat de race ondersteuning niet voldeed aan de overeenkomst. Daarvoor heeft BvV echter onvoldoende gesteld. Van BvV mocht verwacht worden dat zij niet alleen wat klachten stelt, maar nauwkeurig stelt wat er is overeengekomen, in hoeverre [gedaagde] in gebreke was. Op deze vage stellingen kan [gedaagde] nauwelijks reageren. Dit verweer slaagt dan ook niet.
Ten overvloede wordt nog overwogen, dat ontbinding ook ongedaanmaking meebrengt van de wederzijdse prestaties. Zeker nu vast staat dat de race ondersteuning vijf dagen heeft geduurd lijkt het moeilijk voorstelbaar dat het werk van [gedaagde] geheel waardeloos is geweest.
5.6 Facturen met betrekking tot de schade Barcelona 2012007 (€ 7.034,65)
5.6.1 Met deze factuur van 1 april 2012 brengt [gedaagde] het verhelpen van motorstoringen die zijn opgetreden na de reparatie van de in Barcelona opgelopen schade. BvV betwist niet dat deze storingen zijn verholpen, maar voert aan dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] alle schade zou repareren voor een vaste prijs van € 12.500.
5.6.2 Tussen partijen staat vast dat aan de overeenkomst op 21 december 2011 een door [gedaagde] opgesteld schaderapport ten grondslag lag (prod. 1 bij dagvaarding). Vast staat dat het verhelpen van de motorstoring niet is vermeld in het schaderapport. Omdat het schadeherstel zo goedkoop mogelijk moest worden uitgevoerd, zijn partijen daarna een prijs van € 12.500,-- overeengekomen voor de door [gedaagde] te verrichten werkzaamheden. Onder die omstandigheden mocht BvV op grond van de opmerkingen over het verhelpen van de motorstoring in de op 21 december 2011 gewisselde e-mail (zie r.o. 2.10 en 2.11) niet verwachten dat de kosten van het verhelpen van de motorstoring in het bedrag van € 12.500,-- was inbegrepen. Voor zover BvV heeft bedoeld te stellen dat het verhelpen van de motorstoring reeds onder de overeenkomst tot het ombouwen van de raceauto naar een GTR-uitvoering viel, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd. Niet ter discussie staat immers dat de oorzaak van de motorstoringen zich in de computer van de auto bevond en niet gesteld is dat die computer onderdeel uitmaakte van de in het kader van de ombouw aan [gedaagde] opgedragen werkzaamheden.
5.6.3 Tussen partijen staat vast dat BvV opdracht heeft gegeven voor het verhelpen van de motorstoring. Partijen zijn geen prijs overeengekomen, zodat BvV in beginsel gehouden is een redelijke prijs te voldoen voor het verhelpen van de motorstoring. BvV betwist echter de noodzaak en de hoogte van het gefactureerde bedrag, voor zover het de inspectiekosten in maart 2012 betreft en de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden. Volgens BvV zien de inspectiekosten in maart 2012 op het testen van de oude regeleenheid. Het lag op de weg van BvV toe te lichten waaruit dat volgt. BvV heeft dat echter nagelaten, zodat zij de noodzaak van de inspectiekosten onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden en daaraan dient te worden voorbijgegaan. Voorts betwist BvV dat [gedaagde] zelf werkzaamheden heeft verricht aan het verhelpen van de storing, nu deze werkzaamheden blijkens de aan deze factuur ten grondslag liggende facturen zijn uitbesteed en aan BvV zijn doorbelast. [gedaagde] heeft, in het licht van de gemotiveerde betwisting door BvV, zijn stelling onvoldoende nader onderbouwd, zodat de vordering voor dit gedeelte zal worden afgewezen (€ 2.200,-- exclusief BTW), zodat een bedrag van € 4.834,65 (€ 7.034,65 –/- € 2.200,--) toegewezen zal worden.
5.6.4 BvV vordert daarnaast partiële ontbinding van de overeenkomst van 21 december 2011 tot herstel van de schade opgelopen tijdens de race in Barcelona, voor zover dit het spuitwerk betreft. Onder 5.10.2 is overwogen dat van een tekortkoming geen sprake is, zodat geen grond voor ontbinding bestaat.
5.7 Vast staat dat [gedaagde] € 4.834,65 en € 895,45 van BvV te vorderen heeft. Voorts staat vast dat BvV een vordering van € 3.615,44 heeft op [gedaagde]. Als de overige vorderingen vast staan, kan worden beoordeeld in hoeverre [gedaagde] nog een retentierecht heeft.
5.8 Schadevergoeding mislopen rijdersbijdrage
5.8.1 BvV vordert € 11.000,--. Zij stelt het volgende.
Omdat [gedaagde] van zijn verplichting om de raceauto voor Barcelona raceklaar en getest te hebben niet is nagekomen, kon BvV haar verplichting jegens Lisette Braams (verder Braams) om een startklare raceauto aan te bieden niet nakomen. Braams was bereid € 11.000,-- rijdersbijdrage te betalen (‘een stoeltje’) en dat bedrag loopt BvV nu mis. Ter onderbouwing van haar stelling wijst BvV op een e-mail van de echtgenoot van Luc Braams, de echtgenoot van Braams, van 6 september 2012 (productie 21 cva in rec.). Deze mail houdt, voor zover thans van belang, het volgende in:
[belanghebbende 1] vraagt de echtgenoot van Braams:
“Zou jij met een enkel woord kunnen bevestigen dat wij voor Lisette voor de 24h van Barcelona 2011 een stoeltje hebben afgesproken voor eur. 11.000 ex BTW en dat wij niet konden nakomen omdat wij niet konden beloven dan onze BMW 120D op tijd klaar was en we sowieso niet hebben kunnen testen en niet trainen?”
De echtegenoot van Braams heeft daarop geantwoord:
“Geen probleem, hierbij bevestigd”
5.8.2 [gedaagde] betwist gemotiveerd dat er geen testritten gereden konden worden en dat Braams om die reden heeft afgezien van het stoeltje. Hij stelt over een emailbericht te beschikken waaruit blijkt dat Braams om een andere reden geen gebruik wenste te maken van het ‘stoeltje’. Als dat juist is, is geen causaal verband tussen een eventuele tekortkoming en het derven van deze inkomsten voor BvV en zal de vordering in beginsel worden afgewezen. De zaak zal naar de rol worden verwezen om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen deze email over te leggen met de daarbij behorende toelichting.
BvV zal daarop mogen reageren.
5.9 Eénmoersvelgen
5.9.1 BvV vordert € 10.320,--. Zij stelt het volgende.
[gedaagde] heeft een éénmoersaansluiting geadviseerd en aangebracht, hetgeen volgens [gedaagde] niet tot meerkosten zou leiden (conclusie BvV september 2012 onder 38). Door het aanbrengen van deze voorziening was BvV volgens [gedaagde] genoodzaakt 16 velgen van € 795,-- aan te schaffen, terwijl standaardvelgen (5moers velgen, die niet pasten op het door [gedaagde] aangebrachte systeem) slechts € 150,-- per stuk kosten. Achteraf blijkt deze informatie van [gedaagde] verkeerd, want er kunnen wel 5moers velgen op dit systeem worden gemonteerd. Het verschil (€ 12.720,-- -/- 2.400,-- = € 10.320) is schade die [gedaagde] dient te vergoeden.
5.9.2 [gedaagde] betwist dat op het door hem aangebrachte systeem geen standaardvelgen passen; hij voert in dit verband aan dat BvV zelf deze duurdere velgen wenste.
5.9.3 Indien wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen van BvV (die door de Jong worden betwist) geldt het volgende. Vast staat dat op het door [gedaagde] aangebrachte éénmoerssysteem ook standaardvelgen konden worden gemonteerd. Voor BvV is de race- auto weliswaar geen kernactiviteit, maar, gelet op de verklaring ter zitting, had zij een sponsor voor velgen en zij had zelf contact met de fabrikant van de velgen. BvV nam haar eigen beslissingen en zij heeft besloten deze duurdere velgen te bestellen. BvV kan zich als semi professionele eigenaresse van een race auto niet uitsluiten verlaten op het advies van [gedaagde]. Van BvV had verwacht mogen worden dat zij zich bij haar sponsor en de fabriek deugdelijk had geïnformeerd naar de noodzaak van het monteren van deze duurdere velgen. Reeds hierom kan BvV [gedaagde] niet voor de meerkosten aansprakelijk houden.
Bovendien heeft BvV ter zitting gesteld dat zij op aandringen van de fabrikant nog twee sets heeft besteld. Deze meerkosten zijn in geen geval door [gedaagde] veroorzaakt.
5.10 Schade afronding werkzaamheden race auto
5.10.1 BvV vordert € 4.000,-- excl. BTW. Zij stelt in dit verband het volgende. De overeenkomst om de raceauto te herstellen en race klaar te maken voor € 12.500,-- hield onder meer in dat de zijpanelen en de bumper overgespoten zouden worden. Dat spuitwerk heeft [gedaagde], na in gebreke te zijn gesteld, niet conform de overeenkomst uitgevoerd, zodat dit alsnog door een derde is uitgevoerd voor € 4.000,--.
5.10.2 Vast staat dat de zijpanelen en de bumper door de Jong zijn gerepareerd en overgespoten met een spuitbus. Voldoet dit werk aan de overeenkomst?
De vraag wat partijen ter zake het spuitwerk zijn overeengekomen kan niet worden beantwoord enkel op grond van een (zuiver) taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Steeds komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Uit de e-mails waarin de opdracht tot herstel en raceklaar maken wordt besproken wordt niets over het spuitwerk vermeld. Wel hebben partijen overleg gehad over de werkzaamheden en de daarvoor begrote bedragen naar aanleiding van het door [gedaagde] voor de verzekering opgestelde schaderapport (antwoord in conventie/eis in reconventie pag 18). Er is sterk bezuinigd en uiteindelijk een veel lager bedrag afgesproken
(€ 12.500,-- ) dan het begrote bedrag (€ 25.577,51) voor een aantal werkzaamheden.
Bovendien maakt BvV in de correspondentie over het uitgevoerde werk steeds melding van storingen die verholpen moeten worden om de auto race klaar te maken en niet over onjuist uitgevoerd spuitwerk. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, kan niet worden afgeleid, dat BvV méér mocht verwachten dan spuitwerk dat met een spuitbus was uitgevoerd. Dat het uitgevoerde spuitwerk aan het gebruik (race klaar maken) in de weg heeft gestaan blijkt nergens uit. Van een gebrek op grond waarvan schadevergoeding gevorderd kan worden is dan ook geen sprake. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
5.11 Hiervoor zijn de volgende beslissingen genomen:
in conventie:
- gevorderde verklaring voor recht eigendom auto en toebehoren: deze vordering zal gedeeltelijk worden toegewezen en gedeeltelijk worden afgewezen (zie r.o. 5.2);
- verklaring voor recht terecht beslag gelegd plus vordering tot afgifte: eerst alle vorderingen over en weer beoordelen voor over afgifte kan worden geoordeeld (zie r.o. 5.3.2.);
- facturen m.b.t. juridische werkzaamheden: [gedaagde] zal worden veroordeeld om € 3.615,44 aan BvV te betalen (zie r.o. 5.1.6);
- rijdersbijdrage Braams € 11.000,--: [gedaagde] dient email over te leggen (zie r.o. 5.8.2);
- aanschaf éénmoersvelgen € 10.320,--: deze vordering zal worden afgewezen (zie r.o. 5.9.3);
- schadevergoeding alsnog uitgevoerd spuitwerk € 4.000,--: deze vordering zal worden afgewezen (zie r.o. 5.10.2)
in reconventie:
facturen m.b.t ombouw van de raceauto:
- 20110184: dit onderdeel zal worden afgewezen (zie r.o. 5.4.1)
- 2012002: BvV bewijst prijsafspraak; [gedaagde] bewijst gewerkte uren (zie r.o. 5.4.2 ev);
- 2012005: [gedaagde] bewijst opdracht (zie r.o. 5.4.3.1);
- 2012006: dit onderdeel zal worden afgewezen (zie r.o. 5.4.4.1);
facturen m.b.t raceondersteuning:
- 20110181: toegewezen zal worden een bedrag van € 895,45 en voor het overige wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen (zie r.o. 5.5.2);
- 20110196: dit onderdeel zal worden afgewezen (zie r.o. 5.5.1):
factuur m.b.t schade Barcelona:
- 2012007: toegewezen zal worden een bedrag van € 4.834,65 en voor het overige wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen (zie r.o. 5.6.3)
5.12 Alvorens bewijs op te dragen, zal [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld zijn email in het geding brengen (zie r.o. 5.8.2). Tevens wordt van [gedaagde] verwacht dat hij de specificatie bij factuur 20120002 (zie 5.4.2. ev) bij deze akte overlegt.
BvV zal daarop mogen reageren.
De discussie over reeds besliste onderwerpen zal niet worden heropend.
Vervolgens zal opnieuw vonnis worden gewezen. In dat vonnis zal nader worden beslist over het op te dragen bewijs.
6. De beslissing
in conventie en in reconventie
verwijst de zaak naar de rolzitting van 3 april 2013 om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen over te leggen:
- de email als bedoeld in r.o. 5.8.2;
- de specificaties behorend bij factuur 20120002;
verstaat dat BvV daar op zal mogen reageren;
houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2013.?
350