ECLI:NL:RBROT:2013:BZ4904

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/11/99495 / HA ZA 12-2196
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over conifeer in tuin leidt tot afwijzing vordering tot verwijdering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een burengeschil tussen eiser, wonende te Dordrecht, en gedaagden, wonende te Breda en Dordrecht. Eiser vorderde de verwijdering van een conifeer die in de tuin van gedaagden stond, omdat deze volgens hem onrechtmatige hinder veroorzaakte. De rechtbank heeft ter plaatse geconstateerd dat de boom enig ongemak opleverde, maar niet zodanig dat er sprake was van onrechtmatige hinder. De rechtbank oordeelde dat eiser, die de woning in 1999 had gekocht, op de hoogte was van de aanwezigheid van de conifeer en dat hij een zekere mate van ongemak moest dulden. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af, omdat de gestelde hinder niet als onrechtmatig werd aangemerkt. Eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die op € 1.171,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak vond plaats op 13 maart 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/11/99495 / HA ZA 12-2196
vonnis van 13 maart 2013
in de zaak van
[EISER],
wonende te Dordrecht,
eiser,
advocaat mr. A. Barth,
tegen
1. [GEDAAGDE 1],
wonende te Breda,
2. [GEDAAGDE 2],
wonende te Dordrecht,
gedaagden,
advocaat mr. J.C. Meijroos.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 oktober 2012;
- de akte van [gedaagden] van 10 januari 2013 met productie;
- het proces-verbaal van descente van 22 januari 2013;
- brieven van beide advocaten naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3 Nadat vonnis was bepaald hebben partijen de gelegenheid gekregen op de inhoud van het (buiten hun aanwezigheid opgemaakte) proces-verbaal te reageren. [eiser] heeft niet alleen gereageerd, maar ook een akte wijziging van eis genomen. Deze akte is geweigerd, omdat [gedaagden] daarop niet meer hebben kunnen reageren.
2. De feiten
2.1. [eiser] is de eigenaar van de woning aan de [adres 1] te Dordrecht. [gedaagden] is de eigenaar van de daarnaast gelegen woning op [adres 2].
2.2. In de tuin van [gedaagden] staat sinds 1976 een conifeer binnen twee meter van de erfscheiding. Deze conifeer is thans zo’n vijftien meter hoog en vijf meter breed en heeft wortels in de tuin van zowel [gedaagden] als [eiser].
2.3. Op 7 juni 2011 heeft [betrokkene] (van [X] Boomverzorging; verder te noemen [betrokkene]) een rapport opgesteld (productie 6 dagvaarding) over de conifeer. Hierin is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“Ondanks de goede conditie/vitaliteit van de boom is de stabiliteit door de verstoorde wortelgroei in gevaar.
Het is niet ondenkbaar dat de boom hierdoor windworp-gevaarlijk wordt en op een dag bij een storm omwaait.”
2.4. Op 5 augustus 2011 heeft [betrokkene] een e-mail gestuurd naar [eiser] (productie 8 bij dagvaarding) waarin – voor zover van belang – het volgende is opgenomen:
“Ik heb uw buurvrouw ook uitgelegd dat, als de boom echt een keer omgaat, hij schade maakt in háár tuin en niet in de uwe.”
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagden] tot verwijdering van de conifeer en zijn wortels in de tuin van [eiser] op straffe van een dwangsom van € 1000,00 per dag, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2. [eiser] stelt daartoe het volgende. De conifeer en de wortels veroorzaken onrechtmatige hinder. Er is sprake van overlast en gevaar op het perceel van [eiser]. Gelet hierop moet [gedaagden] worden veroordeeld tot verwijdering van de conifeer en de wortels in de tuin van [eiser].
3.3. [gedaagden] voert het volgende verweer. De vorderingen moeten worden afgewezen omdat deze zijn verjaard. De conifeer is immers al meer dan 20 jaar geleden geplant. Verder wordt betwist dat de conifeer en de wortels onrechtmatige hinder veroorzaken. De vordering tot verwijdering van de wortels moet in ieder geval worden afgewezen, althans zonder dwangsom worden toegewezen, omdat [eiser] zeer waarschijnlijk geen toestemming geeft om zijn tuin te betreden teneinde de wortels te verwijderen.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagden] beroept zich op verjaring van de vordering tot verwijdering van de conifeer en de wortels. Dit verweer faalt. [gedaagden] miskent dat [eiser] zijn vordering tot verwijdering niet baseert op de afstand van de conifeer tot de grenslijn van zijn erf (artikel 5:42 BW), welke verjaard zou zijn, maar op onrechtmatige hinder (artikel 5:37 BW). Niet is gesteld of gebleken dat de gestelde hinder is verjaard.
4.2. Onweersproken is dat de conifeer op het moment van aanschaf van de woning door [eiser] in 1999 al geruime tijd (sinds 1976) in de tuin van [gedaagden] stond. [eiser] zal daarom een zekere mate van ongemak te dulden hebben. Hij wist immers dat de boom er stond toen hij het huis kocht.
4.3. [eiser] stelt dat de conifeer overlast veroorzaakt door haar schaduw, bladafval die leidt tot verstopping van de regenpijp en lekkages aan de woning en de uitwerpselen van duiven. Hij stelt verder dat de wortels van de conifeer de bestrating op zijn patio omhoog drukken, de bielzen ter beschoeiing voor het water wegdrukken en het onmogelijk maken om een tuinhuisje bij de schutting te plaatsen. Voor zover deze omstandigheden aanwezig zijn – hetgeen ten dele wordt betwist door [gedaagden] –, zal [eiser] deze moeten accepteren. [eiser] wist immers ten tijde van de aanschaf van zijn woning dat er een grote conifeer in de tuin van [gedaagden] vlakbij de erfscheiding stond en wist of had moeten weten dat van een dergelijke boom enige overlast zoals hiervoor omschreven te verwachten valt. Ter plaatse is gebleken dat dit ongemak niet zo ernstig is dat sprake is van onrechtmatige hinder. Als [eiser] last heeft van overhangende takken en doorschietende wortels staat het hem vrij deze te verwijderen (art 5:44 BW).
4.4. [eiser] stelt dat de conifeer een gevaar vormt omdat deze kan omvallen als gevolg van de eenzijdige snoei. Voor zover dit gevaar zou bestaan, blijkt uit de mail van [belanghebbende] (zie hiervoor onder 2.4) dat [eiser] hier geen last van zal hebben.
4.5. Nu er gelet op het bovenstaande geen sprake is van onrechtmatige hinder, zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.6. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht 267,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.171,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.171,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de tiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2013.