2.10. Met dit oordeel gaat de rechtbank voorbij aan de verdere door Sanibel gepresenteerde berekeningen.
Sanibel erkent dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat een tarief op basis van reisbevrachting gepast is. Vervolgens rekent zij conform de instructies van de rechtbank, en onder verwijzing naar de rapportages van [Persoon 1], voor hoe dit tarief dient te worden bepaald en concludeert zij dat dit USD 39.38 per mt bedraagt (zie r.o. 2.3 hierboven).
Aansluitend berekent zij echter (opnieuw) de in haar ogen verschuldigde marktconforme vergoeding zonder daarbij de eerder gepresenteerde berekeningsmethodiek en het berekende tarief te betrekken. Zij licht niet toe waarom zij daaraan voorbijgaat, en evenmin of tussen de eerste berekening en de tweede enig verband bestaat.
Sanibel gaat in haar tweede berekening uit van een reisvrachttarief van USD 40.125 per mt, gebaseerd op het eerste rapport van [Persoon 1], maar gaat niet in op het commentaar van Amaggi op dat rapport.
Het tweede rapport van [Persoon 1], waarnaar Sanibel ter ondersteuning van haar standpunt verwijst, biedt geen opheldering. Sanibel beschrijft paragraaf 7 van dit rapport als een berekening van de marktconforme vergoeding op reisbevrachtingsbasis. De rechtbank verstaat bedoelde paragraaf echter, mede gelet op de titel en de onderstreepte gedeelten, anders. [Persoon 1] rekent in paragraaf 7 uit dat Sanibel, met inachtneming van het door Amaggi reeds betaalde, USD 280.686,03 minder winst heeft gemaakt dan wanneer voor de geladen 38.152,10 mt de ‘target freight’ van USD 40.125 per mt zou zijn betaald, en concludeert op niet toegelichte gronden- dat Sanibel op vergoeding van deze ‘shortfall’ aanspraak zou moeten maken als ‘prevailing market compensation’.
Als de rechtbank [Persoon 1] goed verstaat, dan rekent hij met een beoogde vracht van in totaal USD 1.530.849,00, en brengt hij daarop in mindering USD 76.542,45 aan commissie en USD 786.756,00 aan ‘Owners ‘allowable’ costs’. Uit zijn berekeningen volgt dat in zijn visie op deze reis in beginsel een winst van USD 667.550,55 kon worden gemaakt, hetgeen gelijk staat aan een winstmarge van bijna 44 procent. Een dergelijk percentage komt de rechtbank in een naar tussen partijen niet in geschil is- neergaande markt niet erg realistisch voor.
Voorts is onverklaard waarom [Persoon 1], na in paragraaf 6 de ‘voyage freight equivalent to about $20,750 per day’ te hebben berekend als USD 39.38 per mt, in paragraaf 7 vermeldt dat ‘the reasonable prevailing market rate was about $40.125 pmt’ en dit gelijk acht aan een ‘time charter equivalent of $20,750 per day’.
Om deze redenen is het door Sanibel verdedigde standpunt over hetgeen haar als redelijke vergoeding toekomt onvoldoende begrijpelijk, consistent en overtuigend om af te doen aan het in r.o. 2.9 neergelegde oordeel.