ECLI:NL:RBROT:2013:BZ5157

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-10-412324 - HA ZA 12-978
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale handelskoop gedroogde appelringen en bevoegdheidsincident met arbitraal beding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een internationaal handelsgeschil betreffende de verkoop van gedroogde appelringen. De eiseressen, waaronder een Duitse vennootschap, hebben de gedaagde, eveneens een onderneming, aangeklaagd voor schadevergoeding wegens gebrekkige levering van appelringen. De eiseressen vorderen een schadevergoeding van in totaal € 357.440,65, waarvan € 107.440,65 door de verzekeraar HDI is vergoed. De gedaagde heeft zich verweerd door te stellen dat de rechtbank onbevoegd is, omdat er een arbitraal beding zou zijn overeengekomen dat de geschillen aan een arbiter in Nederland moet voorleggen.

De rechtbank heeft de procedure in twee delen behandeld: de hoofdzaak en het incident. In het incident heeft de gedaagde een beroep gedaan op het arbitraal beding, dat volgens haar in de algemene voorwaarden van toepassing is. De eiseressen hebben betwist dat er een geldig arbitraal beding is overeengekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de CISG van toepassing is op de koopovereenkomst, omdat beide partijen in verschillende landen zijn gevestigd die partij zijn bij dit verdrag. De rechtbank heeft vervolgens de geldigheid van het arbitraal beding onderzocht en geconcludeerd dat de gedaagde voldoende heeft aangetoond dat er een bestendige relatie was tussen partijen, waarin de NZV-condities, inclusief het arbitraal beding, van toepassing waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van de eiseressen in de hoofdzaak, omdat het arbitraal beding van toepassing is. De eiseressen zijn veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 4.073,00. Dit vonnis is op 20 maart 2013 uitgesproken door mr. P.C. Santema.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/412324 / HA ZA 12-978
Vonnis in incident van 20 maart 2013
in de zaak van
1. [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in de hoofdzaak],
gevestigd te Erkelenz, Duitsland,
2. de vennootschap naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland
HDI-GERLING INDUSTRIE VERSICHERUNG AG,
gevestigd te Hannover, Duitsland,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. J.P. Zanders,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident],
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. E.M. van Orsouw.
Eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident zullen hierna afzonderlijk [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] en HDI genoemd worden en tezamen [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident], gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 november 2012;
- de akte overlegging producties van [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident], met zeven producties;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met zes producties;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De vordering in de hoofdzaak
2.1. [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] veroordeelt tot betaling aan HDI van € 107.440,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2012 althans vanaf de dag van de dagvaarding, en tot betaling aan [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] van
€ 250.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2012 althans vanaf de dag van de dagvaarding, met veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] in de proceskosten.
2.2. Aan deze vorderingen leggen [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] onder meer de volgende stellingen ten grondslag:
- In februari 2011 heeft [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] telefonisch in twee tranches van 10.000 respectievelijk 2.000 kilo gedroogde appelringen gekocht van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident]; deze appelringen dienden als ingrediënt voor het door [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] geproduceerde product ‘chocolade vruchten’;
- Na de aflevering van de appelringen bij [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] en de verwerking daarvan in het product van [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] is gebleken dat de appelringen een gebrek vertoonden, namelijk ongedierte bevatten; als gevolg van dit gebrek moest een grote partij gereed product vernietigd worden;
- Door appelringen te leveren met genoemd gebrek is [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar koopovereenkomst met [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident];
- Van de schade ad in totaal € 357.440,65 die hiervan het gevolg is wordt in deze procedure vergoeding gevorderd;
- Deze schade is na aftrek van een eigen risico van € 250.000,-- tot een bedrag van €107.440,65 vergoed door HDI als verzekeraar van [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] op grond van de ‘Produkt-Exklusiv-Schutz-Versicherung’; als gevolg hiervan is HDI volgens het toepasselijke Duitse recht in de rechten van [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] getreden, zoals dat is bepaald in artikel 86 van het Versicherungsvertragsgesetz (VVG); in verband daarmee treedt HDI in deze procedure als mede-eiseres op.
3. De vordering en het verweer in het incident
3.1. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] vordert dat de rechtbank zich op grond van artikel 1022 lid 1 Rv onbevoegd verklaart, met veroordeling van [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] en HDI in de kosten van deze procedure.
3.2. Aan deze vordering legt [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] ten grondslag - kort samengevat - dat op haar koopovereenkomst met [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] de algemene voorwaarden van de Nederlandse Zuidvruchten Vereniging (hierna ook: NZV-condities) van toepassing zijn en dat op grond van het in artikel 11 lid 1 van deze algemene voorwaarden opgenomen arbitraal beding (“All disputes arising from or in connection with contracts made on N.Z.V. Conditions and relating to the trade in products as referred to in Article 1, or arising from or in connection with any agreement subsequent or supplementary to such contracts, shall be settled by arbitration in accordance with the N.V.Z. [bedoeld is “N.Z.V.”; Rechtbank] Arbitration Rules which are considered to be part of these Conditions”) deze rechtbank onbevoegd is.
3.3. Tot hun verweer tegen deze vordering voeren [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] en HDI het volgende aan:
- Volgens het op de onderhavige koopovereenkomst toepasselijke Weens Koopverdrag van 11 april 1980 (Trb. 1985, 61; hierna: CISG) is voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden op de koopovereenkomst vereist dat deze voorafgaande aan het sluiten van die overeenkomst ter hand zijn gesteld aan de wederpartij van de gebruiker van deze voorwaarden;
- De NZV-condities zijn nooit ter hand gesteld aan [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident], zodat deze algemene voorwaarden toepassing missen op de onderhavige koopovereenkomst;
- De stelling van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] dat een partij opheldering moet vragen aan de wederpartij wanneer een verwijzing naar algemene voorwaarden onvoldoende duidelijk is, treft hier geen doel;
- Ook het beroep van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] op stilzwijgende aanvaarding ingevolge artikel 18 CISG kan haar niet baten; los van het gegeven dat van een bestendige relatie geen sprake is, geldt ook in het geval van een bestendige relatie dat algemene voorwaarden slechts stilzwijgend kunnen worden aanvaard voor zover zij in een eerder stadium reeds ter hand zijn gesteld.
4. De beoordeling
in het incident
4.1. [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] zijn in Duitsland gevestigd en [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] in Nederland, zodat sprake is van een internationaal geval.
Aangezien [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident], de gedaagde, in Nederland woont en sprake is van een burgerlijke of handelszaak, is in beginsel van toepassing de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I-Vo). Op grond van artikel 2 Brussel I-Vo heeft de Nederlandse rechter in beginsel rechtsmacht.
4.2. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] heeft in haar eerste processtuk, derhalve tijdig, een beroep gedaan op een arbitraal beding op grond waarvan niet de burgerlijke rechter maar een Nederlandse arbiter bevoegd is.
Ingevolge artikel 1 lid 2 Brussel I-Vo is die verordening niet van toepassing op arbitrage. De bevoegdheidsregels van Brussel I-Vo staan aan bevoegdheid van een scheidsgerecht op grond van een rechtsgeldig arbitraal beding niet in de weg.
Wordt een geschil bij een Nederlandse rechter aanhangig gemaakt en doet de gedaagde beroep op een arbitraal beding dat voorziet in arbitrage in Nederland, dan dient de rechter zich, zo volgt uit artikel 1022 lid 1 Rv, onbevoegd te verklaren, tenzij het arbitraal beding niet geldig tussen partijen is overeengekomen.
[eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] betwisten dat tussen partijen een geldig arbitraal beding is overeengekomen. Derhalve dient te worden onderzocht of het arbitraal beding waarop [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] een beroep doet rechtsgeldig is overeengekomen.
4.3. Nu het arbitraal beding waarop [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] beroep doet is vervat in haar algemene voorwaarden, de NZV-condities, en de toepasselijkheid van deze voorwaarden in geschil is, moet worden onderzocht of deze voorwaarden van toepassing zijn. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
4.4. Partijen zijn het erover eens dat de vordering van [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] en de vordering van HDI c.s. in de hoofdzaak (uiteindelijk) gegrond zijn op de door [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] met [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] in of omstreeks 2011 gesloten koopovereenkomsten betreffende de levering van appelringen, roerende lichamelijke zaken derhalve in de zin van artikel 1 lid 1 CISG. Aangezien de verkoper, [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident], en de koper, [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident], in verschillende landen gevestigd zijn die beide partij zijn bij de CISG, is dit verdrag op grond van artikel 1 lid 1 sub a CISG op de onderhavige koopovereenkomst van toepassing.
Niet is gesteld dat in de koopovereenkomst of in de daarop toepasselijke voorwaarden gebruik is gemaakt van de mogelijkheid de toepasselijkheid van de CISG uit te sluiten.
Derhalve is de CISG van toepassing.
4.5. De toepasselijkheid van algemene voorwaarden is niet expliciet in de CISG geregeld. Op grond van artikel 7 lid 2 CISG worden vragen betreffende de door dit verdrag geregelde onderwerpen die hierin niet uitdrukkelijk zijn beslist, opgelost aan de hand van de algemene beginselen waarop het verdrag berust en slechts bij gebreke daarvan in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht. Eén van zulke onderwerpen is de vraag of een partij haar toestemming heeft verleend tot het op de koopovereenkomst van toepassing worden van algemene voorwaarden (HR 28 januari 2005, LJN AR4837; NJ 2006, 517).
4.6. De vraag of [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] heeft ingestemd met de toepasselijkheid van de NZV-condities wordt derhalve in beginsel beheerst door de algemene beginselen waarop de CISG berust. Op grond van deze beginselen is vereist dat naar de algemene voorwaarden is verwezen en dat die verwijzing duidelijk genoeg was om door een “redelijke persoon” als bedoeld in artikel 8 lid 2 CISG te worden begrepen. Ook kan de gewoonte als bedoeld in artikel 9 CISG bij de beoordeling of algemene voorwaarden van toepassing zijn een rol spelen.
Overeenkomstig vorenbedoelde algemene beginselen dient het aanbod om de algemene voorwaarden op de koopovereenkomst van toepassing te doen zijn voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst door de wederpartij te zijn aanvaard.
4.7. De stellingen van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] waarom volgens haar het arbitraal beding in artikel 11 lid 1 van de NZV-condities van toepassing is komen neer op het volgende.
Op 4 september 2007 is de eerste koopovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen inzake door [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] aan [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] te leveren gedroogde appelringen. Op haar orderbevestiging van deze koop van 4 september 2007 (prod. 1 van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident]) heeft [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] naast het kopje “conditions” uitdrukkelijk verwezen naar de NZV-condities (“According to the conditions of the Netherlands Association for the Trade in Dried Fruit, Spices and Allied Products registered at the Chamber of Commerce Haaglanden under number 40341013. The conditions are available for perusal in our office and upon request will be sent to you free of charge.”). Op de factuur van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] van 1 april 2008 inzake deze koopovereenkomst is op een identieke wijze verwezen naar de NZV-condities. Na deze eerste koopovereenkomst hebben partijen voorafgaande aan de onderhavige koopovereenkomst van 15 februari 2011 nog zes koopovereenkomsten inzake gedroogde appelringen gesloten, namelijk op 2 oktober 2008, 10 oktober 2008, 12 december 2008, 26 november 2010 en 11 februari 2011 (twee overeenkomsten). Ter zake van elk van deze koopovereenkomsten heeft [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] een orderbevestiging gestuurd aan [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] en (diverse) facturen met daarin steeds genoemde verwijzing naar de NZV-condities. [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] heeft voorafgaande aan de onderhavige procedure nimmer geprotesteerd tegen de toepasselijkheid van de NZV-condities of het in artikel 11 van deze algemene voorwaarden opgenomen arbitraal beding. De verwijzing naar de algemene voorwaarden moet voor [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] voldoende duidelijk zijn geweest, temeer omdat partijen corresponderen in het Engels, de taal van genoemde verwijzingstekst die men bij [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident], naar is gebleken, machtig is. Evenmin heeft [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] op enig moment naar enige andere set van algemene voorwaarden verwezen. Wat betreft de koopovereenkomsten voorafgaande aan de onderhavige koopovereenkomst heeft [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] de orderbevestigingen en facturen van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] steeds aanvaard en de facturen steeds voldaan om vervolgens weer een nieuwe bestelling gedroogde appelringen bij [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] te plaatsen. Voorafgaande aan de onderhavige koopovereenkomst was dus sprake van een bestendige relatie tussen partijen waarvan de toepasselijkheid van de NZV-condities deel uitmaakte. De onderhavige koopovereenkomst van 15 februari 2011 maakt deel uit van deze bestendige relatie gelet op de wijze waarop deze overeenkomst tot stand is gekomen en hieraan uitvoering is gegeven. Daar komt nog bij dat ook ter zake van de onderhavige koopovereenkomst [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] zoals gebruikelijk was een opdrachtbevestiging heeft gestuurd en dat deze opdrachtbevestiging vervolgens door [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] is aanvaard. Verder heeft te gelden dat wegens genoemde verwijzing naar de NZV-condities in haar opdrachtbevestigingen en haar facturen steeds sprake is geweest van een aanbod van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] aan [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] tot het kosteloos toezenden van de NZV-condities maar dat [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] van dit aanbod nimmer gebruik heeft gemaakt. Ten slotte zij erop gewezen dat de NZV-condities in de branche voor gedroogde vruchten gebruikelijke standaardvoorwaarden zijn waarmee [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] bekend was, althans geacht moet worden bekend mee te zijn geweest, alsmede dat [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] in ieder geval wist dat de NZV-condities een arbitraal beding bevatten, althans hierop bedacht had moeten zijn gelet op het gegeven dat het gebruikelijk is in genoemde branche dat algemene voorwaarden een arbitraal beding bevatten althans gelet op het gegeven dat de Duitse algemene voorwaarden van de Hamburger Waren Verein (de Duitse branchevereniging voor gedroogde vruchten) ook een arbitraal beding inhouden.
4.8. Uit de hierboven in rov. 4.7 genoemde stellingen van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] volgt dat voldaan is aan de hierboven in rov. 4.6 genoemde vereisten voor toepasselijkheid van algemene voorwaarden ingevolge de CISG. Anders dan [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] menen, kan hieraan niet afdoen dat, naar niet in geschil lijkt te zijn, de NZV-condities nooit aan [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] ter hand zijn gesteld. De CISG stelt namelijk niet als uitdrukkelijk vereiste dat algemene voorwaarden ter hand worden gesteld. Waar [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] gemotiveerd uiteen zet waarom volgens haar sprake is geweest van een bestendige relatie tussen haar en [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] alsmede dat het op de weg lag van [eiseres sub 1 in de hoofdzaak/verweerster sub 1 in het incident] opheldering te vragen aan [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] wanneer een verwijzing naar algemene voorwaarden onvoldoende duidelijk voor haar was geweest, komen [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] niet verder dan een ongemotiveerde betwisting van deze uiteenzettingen van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident]. [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] hebben in zoverre dan ook niet voldaan aan hun motiveringsplicht van artikel 149 Rv. Bij gebreke van andere verweren van [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] tegen de incidentele vordering van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] is daarmee komen vast te staan dat het arbitraal beding van artikel 11 lid 1 van de NZV-condities van toepassing is, zodat de incidentele vordering van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] tot onbevoegdverklaring zal worden toegewezen.
in de hoofdzaak
4.9. Door de beslissing in het incident komt een einde aan de hoofdzaak.
4.10. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] worden begroot op:
- salaris advocaat € 452,00 (1 punt × tarief € 452,00)
- vastrecht € 3.621,00
- Totaal € 4.073,00.
5. De beslissing
De rechtbank
verklaart zich onbevoegd van de vorderingen van [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] in de hoofdzaak kennis te nemen;
veroordeelt [eiseressen in de hoofdzaak/verweersters in het incident] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident], die begroot zijn op
€ 4.073,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.?
901/32