Raadkamernummers: 11/682 (89 Sv) en
11/683 (591a Sv)
Beslissing van de rechtbank te Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op de op 16 april 2012 op de griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift, houdende verzoeken ex artikel 89 respectievelijk artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
te dezer zake domicilie kiezende te 2595 RC Den Haag, aan de Abraham Patrasstraat 5, ten kantore van zijn advocaat mr. J.A.W. Knoester.
Procedure
De rechtbank heeft gezien het verzoekschrift, houdende het op de voet van artikel 89 Sv ingediende en onder raadkamernummer 11/682 geregistreerde verzoek en het op de voet van artikel 591a Sv ingediende en onder raadkamernummer 11/683 geregistreerde verzoek. Daarnaast heeft de rechtbank gezien de stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier.
In openbare raadkamer van 22 januari 2013 zijn gehoord de officier van justitie mr. Tiebosch, de verzoeker en zijn advocaat mr. F.C. Knoef (namens mr. J.A.W. Knoester).
Feiten
De verzoeker is, zo is de rechtbank ambtshalve bekend, bij vonnis van deze rechtbank d.d. 8 februari 2005 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij wordt verpleegd bij Forensisch Psychiatrisch Centrum De Rooijse Wissel te Venray (hierna: de kliniek).
Op 17 november 2011 is aangifte van een diefstal uit een woning gedaan. Door de aangeefster is de naam van de verzoeker als mogelijke dader genoemd.
Op 13 januari 2012 is aan de raadsman van de verzoeker per e-mail medegedeeld dat de verzoeker niet langer als verdachte in de strafzaak wordt aangemerkt, omdat uit onderzoek is gebleken dat de verzoeker het strafbaar feit niet kan hebben gepleegd.
De verzoeker heeft gesteld dat hij tot 8 december 2011 in het kader van transmuraal verlof heeft verbleven in een voorziening te Venlo. Als gevolg van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de op 17 november 2011 gepleegde inbraak is hij op 8 december 2011 is hij vanuit de transmurale verlofvoorziening teruggeplaatst naar een gesloten afdeling van de kliniek, en wel in afzondering.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat een bedrag van € 400,= wordt toegekend ter compensatie van de immateriële schade die de verzoeker tengevolge van de ondergane vrijheidsbeneming, in de vorm van de terugplaatsing op een gesloten afdeling van de kliniek, heeft geleden. Hoewel de verzoeker in de strafzaak niet in verzekering of voorlopig hechtenis heeft verbleven, brengt redelijke wetstoepassing met zich dat de regeling van artikel 89 Sv analoog moet worden toegepast in een geval als het onderhavige. Tegen de achtergrond van jurisprudentie, zoals het arrest van het Hof Arnhem van 30 november 2009 (NJFS 2010/30), waarin een ruime uitleg wordt gegeven aan de regeling van artikel 89 Sv, alsook artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) waarvan artikel 89 Sv een uitvloeisel is, zijn er in de ogen van de verzoeker gronden van billijkheid aanwezig om hem de gevraagde vergoeding toe te kennen.
Verzoek ex artikel 591a Sv
Het verzoekschrift strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend van € 540,= voor de kosten van juridische bijstand, bestaande uit de kosten in verband voor het opstellen, indienen en behandelen van het op artikel 89 en artikel 591a Sv gestoelde verzoekschrift.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de maatregel tot terugplaatsing van de verzoeker naar een gesloten afdeling van kliniek het gevolg is van de strafzaak, hetgeen moet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de verzoeker in zijn verzoek. Subsidiair wordt geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek nu de gestelde schade niet het gevolg van vrijheidsbeneming in de zin van artikel 89 Sv is geweest.
Verzoek ex artikel 591a Sv
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het forfaitaire bedrag van
€ 540,= voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Ontvankelijkheid verzoek ex artikel 89 Sv
Ingevolge artikel 89 Sv kan de rechter op verzoek van de gewezen verdachte - indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel - hem een vergoeding toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Vast staat de verzoeker voor de tegen hem geëntameerde strafzaak nimmer in verzekering gesteld is of in voorlopige hechtenis of klinische observatie heeft verbleven; hij is zelfs niet als verdachte gehoord.
De vraag die voorligt is of het karakter van een terugplaatsing van een TBS-gestelde vanuit een transmurale verlofvoorziening naar een gesloten afdeling van de kliniek, meer in het bijzonder de grotere mate van vrijheidsbeperking die het verblijf in afzondering op een gesloten afdeling met zich brengt, rechtvaardigt dat artikel 89 Sv analoog wordt toegepast.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met de bepalingen van artikel 89 tot en met 93 Sv een beperkte regeling voor ogen heeft gehad, waarin louter schade ten gevolge van specifieke vrijheidsbenemende dwangmiddelen voor compensatie in aanmerking komt. Onderkend wordt dat de regeling van artikel 89 Sv e.v. in sommige zaken ruimhartig wordt toegepast, al dan niet omdat redelijke wetsuitleg daartoe zou nopen, maar de gemene deler van de in die zaken voorliggende casus is dat de daarin aan de orde zijnde vormen van vrijheidsbeperking en
-beneming zijn toegepast in het kader van de strafzaak waarin de betrokken verzoeker als verdachte is aangemerkt. Het zou naar het oordeel van de rechtbank te zeer tegen de bedoeling van de wetgever indruisen om op de voet van artikel 89 Sv compensatie te bieden voor de intrekking van transmuraal verlof in het kader van de tenuitvoerlegging van een in een andere strafzaak opgelegde TBS-maatregel. Het is de taak van diezelfde wetgever om, indien daartoe termen worden gezien, te voorzien in een regeling met een groter bereik, zoals de regeling die is vervat in het conceptwetsvoorstel ‘Schadecompensatie in verband met strafvorderlijk optreden’, welke voorgestelde regeling ziet op alle schade die is ontstaan naar aanleiding van opsporing, vervolging of tenuitvoerlegging. Dit conceptwetsvoorstel is echter tot op heden niet als wetsvoorstel bij het parlement ingediend. Het voorgaande brengt mee dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek.
Deze uitkomst leidt er niet toe dat artikel 5 (naar de rechtbank begrijpt: vijfde lid) van het EVRM noodzakelijkerwijs in het gedrag is gekomen of komt. Zo in het geval van de verzoeker al sprake is van schending van enig (ander) lid van dat artikel, heeft de verzoeker gebruik kunnen maken van de beklagmogelijkheden die voortvloeien uit de artikel 50, derde lid, artikel 56, tweede lid, aanhef en onder a, en artikel 57, derde lid, van de Beginselenwet (Bvt). Bij gegrondverklaring van het beklag kan de beklagcommissie in zo’n geval op de voet van artikel 66 van die wet - al dan niet op voorspraak van de verzoeker - een geldelijke tegemoetkoming vaststellen. Voorts staat voor de verzoeker de gang naar de civiele rechter open.
Ten overvloede wordt overwogen dat de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat bij gebrek aan schriftelijke onderbouwing onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat van (tijdelijke) intrekking van het verlofkader van de verzoeker sprake is geweest, laat staan dat de verdenking van de op 17 november 2011 gepleegde inbraak daarvan de aanleiding is geweest. De aangevoerde omstandigheid dat de verzoeker geen afschrift van de beslissing tot intrekking van het verlofkader zou hebben ontvangen kan hem niet baten nu de verzoeker, zoals hij heeft verklaard, ook niet heeft om een dergelijk afschrift heeft verzocht. Een en ander zou eveneens tot niet-ontvankelijkverklaring van de verzoeker hebben geleid.
Beoordeling verzoek ex 591a Sv
Er zijn geen omstandigheden die aan de ontvankelijkheid van de verzoeker in zijn verzoek in de weg staan. De verzoeker is daarin dan ook ontvankelijk.
Bij de beoordeling van het verzoek wordt voorop gesteld dat de verzoeker - nu de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - op de voet van artikel 591a juncto artikel 90 Sv in beginsel aanspraak kan maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand, zulks voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de vastgestelde feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht evenwel geen gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding van de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van het opstellen en indienen van het op de artikelen 89 en 591a Sv gestoelde verzoekschrift, nu deze kosten, gelet op het vooroverwogene, nodeloos zijn gemaakt. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
in de procedure met raadkamernummer 11/682:
verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
in de procedure met raadkamernummer 11/683:
Deze beschikking is gegeven door:
mr. De Jong, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. Erasmus, griffier,
en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank op 19 februari 2013.