ECLI:NL:RBROT:2013:BZ6053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
404598 / HA ZA 12-577
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regres van schadeverzekeraar onder beurspolis op property-verzekeraars na schade aan loods bij tewaterlaten van een groot zeeschip

In deze zaak vorderde Gard AS, een Deense verzekeraar, betaling van propertyverzekeraars naar aanleiding van schade die was ontstaan aan een loods tijdens het te water laten van het schip Oleg Strashnov. De schade aan de loods werd vastgesteld op € 815.000, waarbij Gard een bedrag van € 717.013 had uitgekeerd aan IHC Krimpen Shipyard BV, de verzekerde. Gard stelde dat zij was gesubrogeerd in de rechten van de schadelijdende partij en dat de propertyverzekeraars bij moesten dragen aan de schadevergoeding op basis van meervoudige verzekering. De propertyverzekeraars betwistten de vordering en voerden aan dat Gard had uitgekeerd aan een andere groepsmaatschappij dan degene die de schade had geleden, wat volgens hen een discrepantie opleverde.

De rechtbank oordeelde dat Gard voldoende had aangetoond dat er geen rechtens relevante discrepantie was tussen de juridische entiteit die de schade had geleden en degene aan wie was uitgekeerd. De rechtbank ging verder in op de vraag of het incident als een aanvaring kon worden gekwalificeerd en of het casco van het schip ten tijde van het incident als een schip kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat het casco nog niet als een schip in de zin van de wet kon worden aangemerkt, omdat het schip nog in aanbouw was en niet in overwegende mate dreef op het moment van de aanvaring.

De rechtbank verwees de zaak naar de rol voor aktewisseling, waarbij Gard de gelegenheid kreeg om nadere bewijsstukken over te leggen. De beslissing over de vordering van Gard werd aangehouden, en de rechtbank stelde dat de propertyverzekeraars niet hoefden te betalen indien de beurspolis een na-u-clausule bevatte, wat de rechtbank als onmiskenbaar vaststelde. De zaak werd vervolgens naar de rol van 17 april 2013 verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/404598 / HA ZA 12-577
Vonnis van 27 februari 2013
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van Denemarken
GARD AS,
gevestigd te Arendal, Denemarken,
eiseres,
advocaat mr. B.S. Janssen,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van Ierland
ZURICH INSURANCE PUBLIC LIMITED COMPANY,
gevestigd te den Haag
2. de rechtspersoon naar Engels recht
ROYAL SUN ALLIANCE INSURANCE PLC,
gevestigd te Rotterdam,
3. naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
5. naamloze vennootschap
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagden,
advocaat mr. N. Hoogeboom.
Partijen zullen hierna Gard en propertyverzekeraars genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 september 2012, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 14 december 2012, alsmede de bij die gelegenheid overgelegde pleitnotities;
- de brief van Gard d.d. 4 februari 2013, die aan dat proces-verbaal is gehecht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
Gard is als leidende verzekeraar betrokken op de polis met nr. 613.793.101 (hierna: de aanbouwpolis).
De aanbouwpolis luidt voor zover thans van belang als volgt:
-het polisblad:
”(...)Insured: IHC Krimpen Shipyard bv and/or
(…)
subsidiary/associated/affiliated companies
(…)
interest insured: YN 7716 Heavy Lift Vessel and Heavy Lift Crane
(…)
This Insurance shall not be prejudiced by any other insurance purchased by an insured and in case of a claim this Insurance will be considered as though such other Insurance did not exist. (…)
Loss payable clause: the presentation of claims, if any, on this policy shall take place exclusively by and be payable solely to IHC Krimpen Shipyard bv (…) which payments shall be to the discharge of Underwriters and Brokers, also against the other interested parties.
(...)”
-de toepasselijke voorwaarden:
“(…)
STANDARD DUTCH CLAUSES FOR CONSTRUCTION RISKS
Repairing, rebuilding and/or completion to be considered as construction.
(…)
1 This insurance is also to cover all risks, including fire and theft, in buildings, yards
and shops of the Assured, whilst under construction, fitting out, and during trials.
b including all risks of loss or damage through collapse of supports or ways from any cause whatever and all risks of launching and breakage of the ways.
c Including materials in yards and docks of the Assured, on quays, pontoons, craft, and anywhere else in Holland; provided always that the Assured prove that the materials have been separated for the building or are in some way or other recognisable as such.
(…)
14 And it is further agreed that if the Ship hereby insured shall come into collision with any
other Ship or Vessel and the assured shall in consequence thereof become liable to pay (…)
This clause shall also extend to any sum which the Assured may become liable to pay, or shall pay for removal of obstructions under statutory powers, for injury to harbours, wharves, piers, stages, and similar structures consequent on such collision. (…)
(…)
CZ 941-054 (SC728) SPECIAL CLAUSES FOR DUTCH BUILDING RISKS
14
Clause 21 deleted and replaced by:
In case any Insurance has been effected on the interest elsewhere, the Assured may claim payment from the Insurers as he may think fit and Underwriters under the present policy being asked for payment of claim shall not refuse on account of the existence of such other insurance effected elsewhere. (…)”
2.2
Propertyverzekeraars zijn de verzekeraars op een polis met nr. B0100064515, hierna de beurspolis. De beurspolis luidt voor zover thans van belang als volgt:
-het polisblad met aanhangsel:
“(…) Nederlandse Beurspolis voor Zaak- & Bedrijfsschade
Aanhangsel nummer 4 behorende bij vervangende polis nummer 3
(…)
Ondergetekenden, hierna verzekeraars genoemd, verzekeren door bemiddeling van Aon, als volgt:
verzekeringnemer IHC Merwede B.V.
Verzekerde IHC Merwede B.V. (…)
(…)
Alles met betrekking tot het bedrijf van verzekerde, zijnde scheepsbouw, scheepsreparatieafdeling, fabrikage van onderdelen en apparatuur voor elders te assembleren baggerwerktuigen, electrotechnische meetapparatuur, machineonderdelen, machines, enz., bouw en installatie van staalconstructies voor de offshore-industrie en civiele doeleinden, fabricage van hydraulische heihamers, enz., alles inclusief alle daaraan verbonden bij- en nevenbedrijven en/of eventuele verdere activiteiten.
(…)”
-de toepasselijke Nederlandse Beurspolis voor Zaak- & Bedrijfsschade voorwaarden 2006 (hierna: NBZB 2006)
“(…)
1.25 Verzekerde
De natuurlijke of rechtspersoon die als zodanig op het polisblad is vermeld, met inachtneming van artikel 14. Verzekerde wordt geacht tevens verzekeringnemer te zijn, tenzij op het polisblad een ander als verzekeringnemer wordt genoemd.
1.26 Verzekeringnemer
De natuurlijke of rechtspersoon die de verzekering is aangegaan. Verzekeringnemer wordt bovendien geacht (één van de) verzekerde(n) te zijn.
(…)
1.27 Zakelijk belang
Het belang van verzekerde bij het behoud van de gevaarsobjecten uit hoofde van eigendom of een ander zakelijk recht of het dragen van het risico voor het behoud daarvan.
2 Omvang van de dekking
2.1 Dekking
Verzekerd wordt het zakelijk belang tegen schade als vermeld in artikel 2.1.1 en 2.1.2 indien en voor zover de schade het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel nog zou ontstaan.
2.1.1 Zaakschade
Schade aan of verlies van de op het polisblad genoemde verzekerde gevaarsobjecten die is veroorzaakt door de in artikel 2.2 genoemde gevaren/gebeurtenissen, ongeacht of deze gevaren/gebeurtenissen zijn veroorzaakt door de aard of een gebrek van de verzekerde gevaarsobjecten.
Schade aan of verlies van de verzekerde gevaarsobjecten ongeacht door welke oorzaak behoudens de in artikel 2.4 genoemde uitsluitingen - is gedekt als die oorzaak het directe gevolg is van een verzekerd gevaar/gebeurtenis, onverschillig waar dit heeft plaatsgevonden. (…)
2.2.14 Aanrijding, aanvaring en als gevolg daarvan afgevallen of uitgestroomde lading
Niet gedekt is schade aan of het verlies van het voer-,vaartuig respectievelijk de lading die de schade veroorzaakt noch de bedrijfsschade die daarvan het gevolg is.
(...)
Andere verzekeringen
(…)
- 13.2 Indien het verzekerde gevaarsobject respectievelijk de bedrijfsschade eveneens is verzekerd op een daartoe speciaal afgesloten verzekering gaat deze speciale verzekering te allen tijde voor. Onder speciaal afgesloten verzekering worden verstaan: glasverzekering, machinebreuk (bedrijfsschade)verzekering, Construction all risks (bedrijfsschade) verzekering, advance profit verzekering, reconstructiekosten verzekering, huurdervingverzekering .(…)”
Een bijlage bij de beurspolis houdt voor zover van belang in:
Verzekerde Gebouwen Bedrijfs-schade
(…)
4)IHC Sliedrecht B.V.
5)IHC Vastgoed B.V.
(…)
11)IHC Krimpen Shipyard B.V.
12)IHC Krimpen Vastgoed B.V.
(…)
In alle cellen zijn getallen ingevuld.
2.3
Op de werf van IHC Krimpen Shipyard was in 2009 een schip, te noemen m.s. Oleg Strashnov (hierna ook de Oleg Strashnov), in aanbouw. Bij het te water laten op 22 augustus 2009 is het casco met de stuurboordzijde in aanraking gekomen met de wand van de scheepshal/loods van de werf, die daardoor is beschadigd (hierna ook het incident of het evenement).
2.4
De schade is door experts vastgesteld op € 815.000,= voor wat betreft schade aan de loods zelf, en € 138.650,= voor schade aan het materiaal. De expertise en handlingskosten bedroegen € 13.358,=. Gard heeft deze schade, na aftrek van het eigen risico, derhalve tot een bedrag van € 717.013,=, vergoed.
3. Het geschil
3.1.
Gard vordert samengevat en na wijziging van eis- primair veroordeling van propertyverzekeraars tot betaling overeenkomstig ieders aandeel van in totaal € 408.697,41,
subsidiair, als de verhouding 0,43 (Gard) : 0,57 (propertyverzekeraars) onjuist zou blijken, propertyverzekeraars te veroordelen tot gezamenlijke betaling aan Gard naar evenredigheid, elk van hun respectieve aandeel,
een en ander vermeerderd met buitengerechtelijke kosten ad € 10.000,= en vermeerderd met rente en proceskosten.
3.2.
Propertyverzekeraars voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing, met veroordeling van Gard in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vorderingsrecht Gard
Gard stelt dat zij is gesubrogeerd in de rechten van de schadelijdende partij, die zowel bij haar als bij propertyverzekeraars verzekerd is, omdat zij als verzekeraar de schadevergoeding heeft uitgekeerd, en spreekt nu de propertyverzekeraars aan voor een bijdrage op grond van meervoudige verzekering.
Propertyverzekeraars betwisten dat uitgangspunt van Gard, omdat Gard heeft uitgekeerd aan een andere groepsmaatschappij dan degene die de schade heeft geleden. Vast staat immers dat de schade is ontstaan aan de loods, die eigendom is van IHC Krimpen Vastgoed BV. Gard heeft uitgekeerd aan IHC Krimpen Shipyard BV.
4.2
De rechtbank verwerpt dat verweer. Uit de opsomming onder “Insured” blijkt, dat op de aanbouwpolis niet alleen IHC Krimpen Shipyard BV, maar ook al haar subsidiary/associated/affiliated companies verzekerd zijn. Verder blijkt uit de “loss payable clause” dat uitkering aan IHC Krimpen Shipyard zal geschieden, waarmee Gard ook jegens de andere verzekerden gekweten zal zijn. Daarmee heeft Gard voldoende aangetoond dat geen sprake is van een rechtens relevante discrepantie tussen de juridische entiteit die de schade heeft geleden en degene aan wie is uitbetaald. Beide bedrijven zijn verzekerd onder de aanbouwpolis (en ook onder de beurspolis); uit het handelsregister is kenbaar dat IHC Krimpen Vastgoed BV tot de groep van IHC Krimpen Shipyard BV behoort en dus als subsidiairy/affiliated company onder voormelde omschrijving van verzekerden valt. De groep heeft, zoals haar vrijstond, met haar verzekeraar onder de aanbouwpolis een praktische regeling getroffen inhoudende dat uitkeringen louter aan IHC Krimpen Shipyard gedaan worden. Daargelaten hoe die betaling verder binnen de groep verrekend wordt is daarmee voor dit geschil de vorderingsgerechtigdheid gebleken. Nader bewijs op dit punt is dan ook niet nodig.
Samenloop ex art. 7:961 BW
4.3
Propertyverzekeraars behoeven, naar in confesso is, in elk geval alleen bij te dragen als sprake is van samenloop, hetgeen betekent dat er sprake dient te zijn van een evenement dat -ook- gedekt is onder de beurspolis.
Propertyverzekeraars betwisten dat dat het geval is. Daarbij spitst het debat zich eerst toe op de vraag of art. 2.2.14 van de beurspolis van toepassing is, in het bijzonder of het incident als bedoeld onder 2.3 is aan te merken als een aanvaring en in dat verband of het casco ten tijde van het evenement was aan te merken als een schip.
Weliswaar heeft Gard zich nog op het standpunt gesteld dat het incident ook zou zijn te beschouwen als een aanrijding, maar dat standpunt is niet houdbaar. Het begrip aanrijding omvat noch in het algemeen spraakgebruik noch in de betreffende wettelijke regelingen (bijvoorbeeld in de Wegenverkeerswet) een evenement als dat onder 2.3.
Wel acht de rechtbank van belang dat in art.2.2.14 aanvaring en aanrijding gelijkelijk onder de dekking gebracht worden. Dat betekent, dat de dekking niet louter bedoeld is voor schade die het gevolg is van gevaren die specifiek verband houden met varen of van maritieme aard zijn.
4.4
De beurspolis geeft geen definities van de begrippen aanvaring en schip; de toepasselijke voorwaarden NBZB 2006 doen dat evenmin. Omdat het hier een beurspolis betreft dient vervolgens bezien te worden of er ter beurze sprake is van een gebruikelijke betekenis van deze begrippen. Partijen zijn het erover eens dat daarvan geen sprake is en de rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van dat gezamenlijke standpunt te twijfelen.
Dat betekent, dat het begrip op andere wijze zal moeten worden uitgelegd.
4.4.1
De rechtbank is van oordeel dat uitleg van deze polis zal dienen te geschieden aan de hand van de relevante begrippen uit het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dat oordeel wordt als volgt toegelicht.
Het gaat hier om een langer lopende polis die voor een groep bedrijven allerlei risico’s verzekert aan verzekerde interesten ter waarde van in totaal ca. 800 miljoen Euro; dat risico is voor verzekeringnemer door een grote makelaar ter beurze ondergebracht bij meerdere verzekeraars. Deze polis dient dus niet alleen om in een professionele context risico’s af te bakenen en onder te brengen, maar ook om rechten en verplichtingen vast te leggen; daarbij is redelijkerwijs voor alle betrokkenen duidelijk dat aan de gekozen bewoordingen in de polis juridische consequenties verbonden zijn. Bij die achtergrond past niet dat bij het vaststellen van de betekenis aansluiting wordt gezocht bij het, weinig scherp omlijnde, algemeen dagelijks spraakgebruik. Partijen moeten redelijkerwijs geacht worden juist de, scherper omlijnde, betekenis van de bewoordingen zoals die in de wet en in de jurisprudentie is vastgelegd voor ogen te hebben gehad bij het formuleren van de dekkingsomvang.
4.4.2
Daaraan doet, anders dan Gard betoogt, niet af dat op zich genomen de NBZB 2006 voorzien in een ruime dekking. Deze voorwaarden voorzien in een verzekering voor schade aan verzekerde zaken veroorzaakt door elk van buitenkomend onheil. Dat uitgangspunt is echter uitgewerkt in een uitputtend bedoelde opsomming van een reeks gevaren/gebeurtenissen, waaronder 2.2.14, waarvoor dekking wordt geboden. Deze structuur brengt mee dat slechts schade die door een gebeurtenis uit die reeks is veroorzaakt onder die dekking valt. Wel kan in dat verband de opmerking aan het slot van 4.3, dat de dekking niet beperkt is tot specifieke maritieme gevaren, van belang zijn.
4.5
De relevante bepalingen uit het BW zijn die uit titel 6 en titel 1 van boek 8. (Partijen zijn het er terecht over eens dat in dit verband het onderscheid tussen zeeschip en binnenschip niet van belang is, zodat hierna slechts de bepalingen aangaande zeeschepen worden besproken, net als partijen hebben gedaan).
De bepaling van art. 8:750 lid 4 BW (en de rest van titel 7) mist hier belang. Dit onderdeel van de wet, dat in belangrijke mate de nationale uitwerking van verdragsrechtelijke regelingen bevat, heeft een zeer specifiek doel, te weten het regelen van de beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen en wat daarmee samenhangt. Omdat in dat kader internationaal geen definitie van het begrip schip voorhanden is, heeft de Nederlandse wetgever daarin voorzien. Die definitie geldt echter, blijkens de structuur van boek 8 BW, buiten de reikwijdte van deze titel niet.
4.6.1
Aansluiting dient derhalve gezocht te worden bij de algemene inhoud van het begrip schip in boek 8 BW. Het gaat dan in het bijzonder om art 8:1 lid 1 jo. 8:2 BW. De betekenis van het woord (zee)schip in de aanvaringsartikelen (art. 8:540 en art 8:541 BW) is immers, naar vaste jurisprudentie en in overeenstemming met het systeem van de wet, de betekenis die daaraan in art. 8:1 en 2 BW gegeven wordt. Duidelijk is voorts dat art. 8:540 BW (de eigenlijke aanvaring) toepassing mist, omdat één van de twee bij het incident betrokken objecten -de scheepshal- in elk geval geen schip was.
4.6.2
Vast staat, dat de Oleg Strashnov nog niet voltooid was. De rechtbank is van oordeel dat zowel uit de wetsgeschiedenis als uit de systematiek van art. 8:1 BW (in het bijzonder lid 6 daarvan in verband met lid 1) blijkt, dat een schip in aanbouw (behoudens voor bijzondere, hier niet ter zake doende, doeleinden) geen schip is. Dat is op zich tussen partijen ook in confesso. Het schadeveroorzakend evenement heeft plaatsgevonden tijdens het te water laten.
De vraag die hen met name verdeelt houdt is of het casco ten tijde van het evenement de grens van schip in aanbouw naar schip al had overschreden of nog niet. Het is duidelijk dat het evenement zich heeft voorgedaan tijdens het overschrijden van die grens, maar het systeem van de wet gaat ervan uit dat van een geleidelijke overgang geen sprake kan zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is het hele object ofwel een schip ofwel een schip in aanbouw; het kan niet ten dele een schip zijn.
4.6.3
Het interessante deel van de definitie van art. 8:1 lid 1 BW zijn in dit verband de woorden “die blijkens hun constructie bestemd zijn om te drijven en drijven of hebben gedreven”.
Vast staat dat de Oleg Strashnov ten tijde van het incident weliswaar nog niet geheel gereed was, maar op dat moment te water werd gelaten met het oogmerk om, na verder voltooid te zijn, als zeeschip in gebruik genomen te worden, hetgeen overigens daarna ook feitelijk is geschied. De Oleg Strashnov dreef onmiddellijk na het incident, is vervolgens afgebouwd en als zeeschip in gebruik genomen. Daaruit volgt -dat is tussen partijen ook niet serieus in debat- dat het in ieder geval ging om een zaak die blijkens haar constructie bestemd was om te drijven. Voorts volgt daaruit, dat ze op dat moment ook feitelijk in staat was om te drijven.
4.6.4
Duidelijk is dat de Oleg Strashnov nog niet eerder had gedreven. Het komt dus aan op de vraag of het casco ten tijde van het evenement dreef.
Gard stelt dat ten tijde van het evenement, bij het raken van de wand van de scheepshal, de Oleg Strashnov dreef. Zij beroept zich daartoe op een ter zitting getoond, tot het dossier behorend amateur (op you tube geplaatst) filmpje; zij is van oordeel dat het preliminary report van haar expert, BosBoon, die onder “cause of damage” noteert “This occurred approximately halfway the launching at the moment the stern was afloat and the stem was still resting on the launchway” daaraan niet in de weg staat. Propertyverzekeraars betwisten gemotiveerd dat sprake is geweest van drijven. Zij stellen zich op het standpunt dat het casco zijwaarts van de hellingbaan is geraakt voordat het had gedreven. Dat een deel van het casco het water al had geraakt is niet voldoende om als drijven te worden aangemerkt. Zij wijzen op het bestaan van andere amateurfilmpjes, op de tekortkomingen van het ter zitting getoonde filmpje en op de omstandigheid dat uit de geciteerde passage uit het expertiserapport blijkt, dat het schip nog op de baan rustte.
4.6.5
De rechtbank is van oordeel dat drijven inhoudt, dat het gewicht van het betrokken object in overwegende mate door het water wordt gedragen. Enkel aanraking van een klein deel van het object met het water is nog geen drijven, maar het is wel mogelijk dat een object drijft terwijl een deel van dat object op vaste grond rust.
4.6.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank in het kader van de uitleg van de onderhavige beurspolis van oordeel dat noodzakelijk, maar ook voldoende voor dekking onder art. 2.2.14 is dat de Oleg Strashnov in overwegende mate dreef in die zin dat slechts een ondergeschikt deel nog op de hellingbaan rustte.
4.6.7
Gelet op de thans beschikbare gegevens kan op dit moment niet bewezen geacht worden dat de Oleg Strashnov in overwegende mate dreef. De kwaliteit, details en de hoek van het getoonde en overgelegde youtube-filmpje zijn onvoldoende voor een gedegen oordeel, terwijl het expertiserapport (dat niet met dit specifieke doel voor ogen is opgemaakt) op dit punt niet precies genoeg is. Gard heeft bewijs aangeboden en nu dit aspect zich in beginsel ook leent voor nadere bewijslevering zal Gard daartoe worden toegelaten, tenzij één van de andere verweren toch tot afwijzing zou moeten leiden. Daarom zullen eerst een aantal andere verweren worden besproken.
4.7 aansprakelijkheidsdekking?
Propertyverzekeraars hebben aangevoerd dat Gard heeft uitgekeerd onder de aansprakelijkheidsparagraaf (par. 14 Standard Clauses) van de aanbouwpolis, zodat die uitkering ziet op een onder de beurspolis niet verzekerd evenement. De beurspolis is immers een zuivere schadeverzekering, zonder dekking voor aansprakelijkheid.
Dat verweer wordt verworpen. Gard heeft gesteld en onderbouwd dat zij onder de zaakschadebepalingen heeft uitgekeerd; er bestaat geen enkel aanknopingspunt voor de gedachte dat in feite onder de aansprakelijkheidsparagraaf is uitgekeerd. Propertyverzekeraars hebben daarover in feite niet meer aangevoerd dan dat dat mogelijk is; dat is te weinig om als gemotiveerde betwisting te worden aangemerkt.
Voor-u-clausule
4.8
Vast staat dat de Special Clause die in de plaats is gekomen van Standard Clause 21 (zie 2.1) van de aanbouwpolis aan de verzekerde het recht geeft om Gard aan te spreken, ongeacht eventuele dekking onder enige andere verzekering. De vraag is echter of dit een voor-u-clausule is (standpunt propertyverzekeraars) of slechts een neutralisatie van de standaard in art. 21 van de Special Clauses opgenomen na-u clausule, in die zin dat niet meer is beoogd dan dat verzekerde de vrije keus wordt gelaten om Gard aan te spreken (standpunt Gard). Daaraan heeft Gard ter zitting toegevoegd dat bij de uitleg van belang is dat op de polis Engels recht van toepassing is. De Maritime Insurance Act (MIA) kent in art. 80 een samenloopregeling die voorziet in verhaal op verzekeraars onder een andere verzekering, maar kent geen voor-u clausule. Propertyverzekeraars hebben ter zitting betwist dat uitleg naar Engels recht aan de orde is en voorts, dat het Engelse recht inhoudt wat Gard stelt.
De rechtbank is van oordeel dat op dit punt thans geen beslissing valt te nemen omdat de standpunten aan beide zijden onvoldoende zijn uitgewerkt. Als, met partijen (doch zonder dat een expliciete bepaling die daartoe strekt is aangewezen), wordt aangenomen dat Engels recht van toepassing is op de aanbouwpolis zal in beginsel die polis, inclusief de clausule in kwestie, naar dat recht moeten worden uitgelegd.
Vervolgens zal echter, naar tussen partijen in confesso is, naar Nederlands recht moeten worden beoordeeld wat de gevolgen zijn van die uitleg zijn voor de vraag of Gard zich op basis van art. 7:961 BW kan verhalen op propertyverzekeraars. Die mogelijkheid ontbreekt slechts als Gard geacht moet worden daarvan afstand gedaan te hebben, hetgeen in het algemeen niet licht het geval zal zijn, doch op dit moment niet uitgesloten kan worden.
Na de bewijslevering als hiervoor onder 4.6.7 bedoeld zullen partijen derhalve de discussie op dit punt kunnen voortzetten (in de hierna te noemen akte), waarbij zij dan ook onderbouwende stukken dienen over te leggen.
Na-u-clausule
4.9.1
Als meest subsidiaire verweer hebben propertyverzekeraars aangevoerd dat de beurspolis een na-u-clausule bevat. (zie 2.2, art.13 lid 2 van de beurspolis). Gard heeft dat betwist en bovendien de relevantie daarvan ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat de betrokken bepaling gelet op de formulering onmiskenbaar een na-u-clausule is. Vast staat, dat de aanbouwpolis in elk geval geen na-u- clausule bevat, zodat toepasselijkheid van bedoelde clausule uit de beurspolis (ongeacht of het een harde of een zachte clausule is), tot gevolg heeft dat propertyverzekeraars niet behoeven te betalen.
4.9.2
De rechtbank acht deze clausule echter niet toepasselijk. De formulering –het verzekerde gevaarsobject (hier: de loods) eveneens is verzekerd op een daartoe speciaal afgesloten verzekering – brengt mee, dat het moet gaan om een speciaal afgesloten verzekering ten behoeve van dekking van schade aan de loods. De aanbouwpolis is niet een verzekering als in deze clausule bedoeld. Er werd door middel van die polis immers schade aan en verband houdend met het te bouwen schip verzekerd; er is geen sprake van een speciaal ten behoeve van de loods (en bijbehorende eigen zaken van de werf) gesloten verzekering.
Daarbij komt nog dat de in de na-u-clausule opgenomen opsomming van speciale verzekeringen, gelet op de formulering, moet worden beschouwd als uitputtend. De aanbouwpolis voor een schip komt in die opsomming niet voor en valt ook niet onder één van de opgesomde verzekeringen.
4.1
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor aktewisseling. Daarbij kan Gard, op wie de bewijslast rust, als eerste nadere stukken overleggen (zoals een schriftelijke verklaring van de expert die het rapport heeft opgemaakt) in het kader van het bewijs dat de Oleg Strashnov ten tijde van het evenement in overwegende mate dreef en zich uitlaten over verdere bewijsmogelijkheden. De rechtbank sluit niet uit dat een deskundigenbericht ingewonnen moet worden over de wijze van tewaterlating en het moment waarop een dergelijk schip niet meer in relevante mate op de hellingbaan rust, maar in overwegende mate drijft.
Voorts kan Gard nader haar standpunt aangaande de voor-u-clausule en het Engels recht op dat punt onderbouwen. Propertyverzekeraars kunnen daarop vervolgens bij akte reageren.
5. De beslissing
De rechtbank
alvorens verder te beslissen
verwijst de zaak naar de rol van 17 april 2013 voor akte aan de zijde van Gard als in 4.10 bedoeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013. 106/?1885