ECLI:NL:RBROT:2013:BZ6104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
421258 / HA RK 13-211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2013 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. W.F. Lubberink, kantonrechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de beleving van verzoeker dat de rechter vooringenomen was, nadat hij een opmerking had gemaakt over de beschikbare tijd van juristen in vergelijking met zijn eigen tijdgebrek. Verzoeker voelde zich gekwetst door de reactie van de rechter, die sprak over 'wij juristen' en daarbij naar zichzelf en de gemachtigde van verzoeker wees. Verzoeker stelde dat deze opmerking de indruk wekte dat er een verband bestond tussen de deurwaarderskantoren en de rechtbank, en dat de uitspraken al vaststonden.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek behandeld tijdens een zitting op 26 maart 2013, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechter was afwezig, maar had schriftelijk gereageerd op het verzoek. De rechtbank heeft het dossier bestudeerd en de argumenten van verzoeker en de rechter gewogen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een subjectieve vooringenomenheid van de rechter. De opmerking van de rechter over 'wij juristen' werd niet als een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid beschouwd. De rechtbank oordeelde dat verzoeker zijn kritiek niet op een duidelijke manier had geuit tijdens de zitting en dat de rechter niet op een ongepaste manier had gereageerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, met de overweging dat de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond opleverden voor wraking. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd ter openbare terechtzitting uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 2 april 2013
Zaaknummer: 10/421258
Rekestnummer: HA RK 13-211 Rotterdam
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van mr. W.F. Lubberink, kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 11 maart 2013 is door de rechter behandeld de door N.V. [X] (nader te noemen: [X]) tegen verzoeker ingestelde civielrechtelijke vordering met zaaknummer 1376520 \ CV EXPL 12-43226.
Bij brief van 16 maart 2013 heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier van voornoemde zaak.
Verzoeker, alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 26 maart 2013, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en mr. B. Neuteboom, zijnde de gemachtigde van [X]. De rechter is na bericht van verhindering niet verschenen. Verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht. Van het overigens ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Tijdens de op 11 maart 2013 gehouden comparitie van partijen zei verzoeker naar aanleiding van de opmerking van de rechter dat verzoeker had moeten bijhouden welke meterstanden hij aan [X] doorgegeven had, dat hij - in tegenstelling tot juristen die er vijf dagen per week de tijd voor hebben - het druk heeft en alleen op zondag voor dit soort zaken tijd heeft. De rechter werd toen kwaad en met een boos gezicht en een heen en weer schuddende beweging van de hand en een vingerwijzing naar mr. Neuteboom zei hij: "wij juristen". Toen verzoeker vervolgens zei dat hij net zo goed naar huis kon gaan, zei de rechter dat verzoeker dit mocht doen. De rechter heeft hiermee de indruk gewekt dat er een verband bestaat tussen de deurwaarderskantoren en de rechtbank, althans tussen juristen onderling, en dat de uitspraken al vast staan.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren en voert hier - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende voor aan:
Verzoeker heeft van zijn in het wrakingsverzoek verwoorde beleving niet laten blijken op de zitting. In de beleving van de rechter was er geen sprake van kwaad worden. De rechter was zeker verontwaardigd over de toon en de bewoordingen waarmee verzoeker meende 'juristen' te kunnen declasseren en heeft verzoeker daarop aangesproken. Het ging daarbij om de orde op de zitting. Dat verzoeker zijn kritiek richtte op "de juristen van deurwaarderskantoren" heeft de rechter niet gehoord. Naar de beleving van de rechter vergeleek verzoeker zijn drukke werkzaamheden met de geringe inspanningen die (alle) juristen dagelijks tijdens werktijd leveren. De rechter vindt zijn lezing bevestigd in de bewoordingen van verzoeker over zijn "heen en weer schuddende hand", omdat dit onderstreept dat hij zijn beschuldiging heeft ervaren te zijn gericht tegen alle juristen, in ieder geval de juristen die op de zitting aanwezig waren, die hij kennelijk allemaal heeft aangewezen. De rechter is van mening dat er door hem of door de andere aanwezigen op de zitting niets is gezegd, noch dat er iets is gebeurd op de zitting, waaruit verzoeker in redelijkheid kon afleiden dat er een verband bestaat tussen "de deurwaarderskantoren en de rechtbanken", laat staan dat er sprake van is dat "de uitspraken (...) dan in ieder geval al vast [staan]".
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing als vorenbedoeld opleveren. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende.
3.3.1
Blijkbaar heeft verzoeker een opmerking gemaakt over de beschikbare tijd van 'juristen', afgezet tegen zijn eigen tijdgebrek. De rechter heeft dat kennelijk opgevat als ook tegen hem gericht en is daar op ingegaan. Het enkele feit dat de rechter daarbij heeft gesproken over "wij juristen" en daarbij naar zichzelf en naar de gemachtigde van verzoeker heeft gewezen, levert in de gegeven omstandigheden nog geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.4
Het vorenstaande brengt met zich dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond opleveren voor wraking. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.F. Lubberink.
Deze beslissing is gegeven op 2 april 2013 door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. O.E.M. Leinarts en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de jongste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. E.M. Beumer, griffier.
Om reden van afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de jongste rechter en de griffier ondertekend.