ECLI:NL:RBROT:2013:BZ6106
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- P.H. Veling
- O.E.M. Leinarts
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen mr. A.J. Japenga in civiele procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 april 2013 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. A.J. Japenga, kantonrechter in de rechtbank Rotterdam. Verzoeker had op 20 maart 2013 een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij vermoedde dat de rechter niet objectief zou zijn in de behandeling van de zaak. Dit vermoeden was gebaseerd op het feit dat de rechter de verweerder in reconventie had toegelaten tot het nemen van een conclusie van dupliek, terwijl verzoeker meende dat hij het laatste woord zou moeten hebben. De rechtbank heeft het dossier bestudeerd en op 26 maart 2013 een zitting gehouden waar verzoeker zijn standpunt heeft toegelicht. De rechter was afwezig, maar had schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 19 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de rechter partijen in de gelegenheid moet stellen hun standpunten naar voren te brengen. De gang van zaken in deze procedure was in overeenstemming met dit beginsel. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De aangevoerde feiten en omstandigheden door verzoeker gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen.
De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. P.H. Veling en de rechters mr. O.E.M. Leinarts en mr. P. Vrolijk. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier mr. E.M. Beumer.