ECLI:NL:RBROT:2013:BZ6312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
10/690100-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Kaaij
  • A. Benaissa
  • J. Wijnholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en verkrachting met geweld in Rotterdam

Op 4 april 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte werd beschuldigd van doodslag en verkrachting. De feiten vonden plaats op 14 februari 2012, toen het slachtoffer naar de woning van de verdachte ging voor betaalde seks. Ondanks vooraf gemaakte afspraken over betaling, bleek de verdachte niet in staat om het afgesproken bedrag van €600,- te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer tegen haar wil in zijn woning heeft meegenomen en haar heeft belet te ontsnappen. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met geweld heeft verkracht en dat hij haar leven heeft ontnomen door haar keel dicht te knijpen en tie-wraps om haar hals aan te brengen. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer exces, omdat het niet aannemelijk was dat het slachtoffer de verdachte had aangevallen. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege een autistische stoornis. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 jaar op, alsmede terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team straf 2
Parketnummer: 10/690100-12
Datum uitspraak: 4 april 2013
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. J.C. Spigt, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2013.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Blom heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde moord en van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag;
- bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde doodslag, en de onder 2 ten laste gelegde verkrachting;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de maatregel van ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
De onder 1 primair ten laste gelegde moord en de onder 1 subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag zijn niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman. De rechtbank zal deze vrijspraak dan ook niet nader motiveren.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1 subsidiair,
hij, op 14 februari 2012 te Rotterdam, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk
- zijn hand op/tegen haar keel gelegd en met zijn gewicht op haar keel gehangen en haar keel dichtgeknepen,
- een tie-wrap om haar keel/hals heeft gebonden en deze vervolgens heeft aangetrokken en aangesnoerd,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
2.
hij, op 14 februari 2012 te Rotterdam, door geweld en andere feitelijkheden iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het:
(meermalen) (met kracht) met een vibrator, althans een voorwerp, en/of met zijn, verdachtes, penis binnendringen van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer],
het geweld en andere feitelijkheden hebben bestaan uit het:
- (meermalen) (met kracht) met een vibrator, althans een voorwerp, en/of met zijn verdachtes, penis (diep) binnendringen van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer];
- het beletten van die [slachtoffer] de woning te verlaten;
- knippen en snijden in de kleding van die [slachtoffer] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten wordt van het volgende uitgegaan.
Op 14 februari 2012 is het slachtoffer [slachtoffer] naar Rotterdam gegaan om geld te verdienen met betaalde seks. De verdachte had gereageerd op een advertentie van het slachtoffer via een sekssite. De verdachte en het slachtoffer hebben een aantal keer heen en weer gemaild in de periode tussen 10 en 14 februari 2012. Zij spraken in de e-mails het volgende af. Het slachtoffer zou op 14 februari 2012 naar Rotterdam komen en seks met de verdachte hebben in zijn woning. Zij zou € 600,- krijgen voor vier uur seks. De verdachte wilde ook wel kinky seks als het tussen hen zou klikken. Het slachtoffer heeft aangegeven dat zij vooraf betaald wilde krijgen en de verdachte heeft de afspraak gemaakt met het slachtoffer dat zij bij aankomst bij de woning van de verdachte bij de deur zou wachten en dat de verdachte haar dan zou betalen.
Vast staat dat de verdachte het slachtoffer niet heeft betaald bij aankomst bij zijn woning. Hij had € 55,-- in huis en beschikte niet over de afgesproken € 600,--.
Verder staat vast dat het slachtoffer het niet heeft overleefd. Zij is in de woning van de verdachte door zijn toedoen omgekomen. Zoals uit het sectierapport blijkt passen de sectiebevindingen bij verstikking door samendrukkend geweld op de hals.
Ook staat op basis van de sectiebevindingen vast dat bij het slachtoffer seksueel is binnengedrongen toen zij nog leefde, en dat dit binnendringen gelet op de letsels aan de vagina en de anus kan passen bij zeer gewelddadige handelingen.
Om een juridische kwalificatie van het vorenstaande te kunnen geven, zal moeten worden vastgesteld wat er in de woning is voorgevallen.
De verdachte heeft hierover verklaard dat er na aankomst in zijn woning seksueel contact is geweest tussen hem en het slachtoffer, waarbij hij met zijn penis in haar vagina is geweest en met een dildo in haar anus. Ook is er sprake geweest van plasseks en heeft hij haar kleren kapot mogen knippen. Het seksuele contact was volgens de verdachte met instemming van het slachtoffer, en over het kapot knippen van en het urineren in haar kleding hadden zij eerder afspraken gemaakt.
Pas toen na het seksuele contact bleek dat de verdachte het slachtoffer niet kon betalen, omdat hij onvoldoende geld in huis had, sloeg de sfeer om en kwam het slachtoffer met een mes op hem af. Zij stak hem in de arm, waarna hij in paniek geweld tegen haar heeft gebruikt. Omdat zij bleef spartelen, heeft hij zijn hand om haar hals gedaan en is hij met zijn gewicht daarop gaan hangen. Het slachtoffer bewoog daarna niet meer. De verdachte heeft toen tie-wraps om haar polsen en hals gedaan. Zij was echter te zwaar om op te tillen, waarna hij de tie-wraps weer heeft doorgeknipt. Ter terechtzitting heeft de verdachte nog aanvullend verklaard dat hij de dildo later, nadat hij het slachtoffer dood waande, in haar vagina heeft ingebracht. Hij deed dit om het verhaal voor de politie kloppend te maken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verklaring van verdachte het volgende.
Afspraak over geld
Ter zitting en bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij op de dag van de afspraak was vergeten dat er geld moest zijn voor het sekscontact dat hij wilde hebben. Dit komt de rechtbank onaannemelijk voor nu de verdachte nog de avond voor 14 februari 2012 met het slachtoffer heeft gemaild over het geldbedrag van € 600,-- en de afspraak is gemaakt dat zij direct bij aankomst bij de deur zou worden betaald.
De verdachte had slechts € 55,- in zijn woning, dus hij kon het slachtoffer niet betalen. Zijn verklaring dat hij wel beschikte over € 600,-- maar dat dit bij een vriend lag, heeft de politie niet kunnen verifiëren, omdat de verdachte geen verdere gegevens van deze vriend heeft willen verstrekken.
Op camerabeelden van station Rotterdam-Zuid is te zien dat de verdachte samen met het slachtoffer op 14 februari 2012 om 13:09 uur vanaf het station richting de woning van de verdachte aan de Spiekmanstraat liep. Dat is een afstand van 800 meter en een minuut of 10 lopen vanaf het station. Dit betekent dat de verdachte en het slachtoffer rond 13:19 uur bij de woning van de verdachte aankwamen. Enkele minuten later, rond 13:22 uur, belde de buurman van de verdachte, de getuige [getuige 1], zijn begeleidster omdat hij een schreeuw had gehoord van een vrouw. Hij kreeg de indruk dat die vrouw veel angst had en dat iemand iets werd aangedaan. Hij zag vervolgens door de dichte luxaflex voor het raam van zijn woning schaduwen op de galerij. Ook hoorde hij gestommel en het openen van een deur. Hij hoorde daarna een heel angstige vrouwenstem zeggen: “Waarom doe je dit?”. Hij had de indruk dat er iemand naar binnen werd gesleurd. Hij hoorde een deur dichtslaan en later hoorde hij nog meer geluiden, onder meer van iets zwaars dat op de grond viel.
Het voorgaande duidt erop dat zich reeds bij aankomst bij de woning een incident tussen de verdachte en het slachtoffer heeft voorgedaan en dat het slachtoffer niet vrijwillig mee naar binnen is gegaan. Gelet op de in de e-mails gemaakte betalingsafspraak ligt het ook voor de hand dat reeds bij de deur een conflict over het geld ontstond, toen bleek dat de verdachte niet conform afspraak direct kon betalen.
Niet aannemelijk is dan ook dat dit conflict pas veel later, na vrijwillige seks, is ontstaan, zoals de verdachte heeft verklaard. Dat deze verklaring ook niet kan kloppen, blijkt uit hetgeen getuige [getuige 1] heeft waargenomen vlak voor het door hem genoemde tijdstip van bellen, welk tijdstip door de politie is nagetrokken bij de telefoonmaatschappij.
Het verweer van de raadsman dat niet uitgegaan kan worden van een incident tussen de verdachte en het slachtoffer bij aankomst bij de woning, omdat de tijdstippen van de camerabeelden en het tijdstip waarop getuige [getuige 1] met de begeleidster heeft gebeld, niet zijn geijkt door de politie, wordt verworpen. Ongeacht de exacte tijdstippen blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] in ieder geval dat er, kort vóór het telefoontje naar zijn begeleidster, sprake is geweest van een angstig geschreeuw van een vrouw, schimmen op de galerij en gestommel, waarbij hij de indruk had dat iemand iets ernstigs werd aangedaan en werd meegesleurd naar binnen. De woning van de verdachte is de laatste woning op de galerij en ligt naast de woning van [getuige 1].
Bovendien sluit de verklaring van de verdachte dat het slachtoffer en hij om 13.15 uur bij zijn woning waren, aan bij de genoemde tijdstippen. Ook de verklaring van getuige [getuige 2], de begeleidster die door [getuige 1] is gebeld, sluit hierop aan. Zij geeft aan omstreeks 13.30 uur door [getuige 1] te zijn gebeld.
Kleding van het slachtoffer
Uit de bevindingen van de Forensische Opsporing blijkt dat een deel van de kleding van het slachtoffer kapot is getrokken, gesneden of geknipt. Ook is er geürineerd over de legging van het slachtoffer. Dat dit met instemming is gebeurd, is niet aannemelijk. Bij de politie heeft de verdachte aanvankelijk verklaard dat de afspraken hierover per e-mail zijn gemaakt. Uit de e-mailwisseling tussen het slachtoffer en de verdachte voorafgaand aan 14 februari 2012 blijkt dit evenwel niet. Wanneer de politie de verdachte hiermee confronteert, verklaart hij dat hij zich toch kan herinneren dat hij de e-mail wel heeft gestuurd. Pas later verklaart hij dat de afspraken ook onderweg naar zijn woning kunnen zijn gemaakt.
Dat vooraf afspraken zijn gemaakt over de kleding, zoals de verdachte aanvankelijk heeft gesteld, wordt niet aannemelijk geacht. Indien dit wel het geval was geweest, zou het voor de hand hebben gelegen dat het slachtoffer een extra set kleding zou hebben meegenomen. Die is echter niet aangetroffen in de woning van de verdachte.
Dat de verdachte en het slachtoffer hierover mogelijk afspraken hebben gemaakt toen ze van het station naar de Spiekmanstraat liepen, zoals de verdachte later heeft verklaard, is evenmin aannemelijk. Het slachtoffer had immers geen reservekleding bij zich, dus het ligt niet voor de hand dat zij toestemming zou geven voor het kapot maken van en urineren over haar kleding. Dit zou immers betekenen dat zij met alleen een jas aan over straat zou moeten in een wintermaand.
Het is wel aannemelijk dat de kleding van het slachtoffer kapot is gemaakt voordat zij om het leven werd gebracht, nu zich niet veel bloedsporen op de kleding bevonden.
Tie-wraps
Uit het sectierapport komt naar voren dat de bandvormige letsels die om de polsen en in de hals van het slachtoffer zaten, bij leven zijn aangebracht. Vast staat hiermee dan ook dat het slachtoffer nog leefde toen de verdachte de tie-wraps heeft aangebracht.
Over het gebruik van die tie-wraps heeft de verdachte onduidelijk verklaard. Hij heeft verklaard dat hij op het moment dat hij de tie-wraps aanbracht, meende dat het slachtoffer reeds was overleden, maar hij heeft geen aannemelijke verklaring gegeven waarom hij, terwijl het slachtoffer naar zijn zeggen reeds weerloos en op zijn minst buiten bewustzijn op de grond lag, dit alsnog heeft gedaan.
Letsels vagina, anus en borst
Zoals hiervoor reeds is overwogen, blijkt uit het sectierapport dat het slachtoffer forse letsels aan de vagina en anus had, welke bij leven waren opgelopen door inwerking van uitwendig mechanisch schurend dan wel oprekkend geweld, zoals door inbrengen van lichaamsdelen of voorwerpen zonder bevochtiging van de slijmvliezen of door inbrengen van te grote lichaamsdelen of voorwerpen ten aanzien van de diameter van vagina en anus. Het letsel aan de vagina reikte diep, tot aan de vaginatop, en heeft tot beduidend bloedverlies geleid. De letsels aan vagina en anus kunnen goed passen bij zeer krachtvolle (tot gewelddadige) seksuele handelingen, volgens de patholoog. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het ontstaan van deze letsels.
De verdachte heeft eerst ter terechtzitting verklaard dat het letsel in de vagina mogelijk is ontstaan doordat hij na het overlijden van het slachtoffer de dildo in de vagina van het slachtoffer heeft ingebracht, dit om zijn verhaal voor de politie kloppend te maken.
Hieruit blijkt dat de verdachte bewust bezig is geweest met het construeren van een verhaal, dan wel zijn verhaal heeft geprobeerd af te stemmen op de bevindingen in het dossier.
Uit het sectierapport blijkt echter dat de verwondingen aan de vagina en anus van het slachtoffer bij leven zijn ontstaan en dat er toen het slachtoffer nog leefde, door de verdachte met veel kracht een voorwerp, mogelijk de dildo, bij haar is ingebracht.
De verdachte heeft ter terechtzitting voorts voor het eerst verklaard dat de verbrande huid op de borst van het slachtoffer mogelijk is ontstaan toen hij, na haar overlijden, heeft geprobeerd met de douche bloed van haar af te spoelen. Uit het sectierapport blijkt echter dat deze verwonding eveneens bij leven is ontstaan.
Concluderend
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte op een aantal essentiële punten niet consistent heeft verklaard en daarnaast worden belangrijke onderdelen van zijn verklaringen weersproken door bevindingen in het dossier. Gelet op al het vorenstaande is de lezing van de verdachte over hetgeen op 14 februari 2012 is voorgevallen, met name ten aanzien van de vrijwilligheid van de seksuele handelingen onaannemelijk, en zijn er aanwijzingen dat die lezing mede is afgestemd op de bevindingen van het onderzoek, dan wel is ingegeven ‘om het verhaal voor de politie kloppend te maken’ zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard.
De rechtbank gaat er vanuit dat direct bij aankomst bij de woning van de verdachte zich tussen de verdachte en het slachtoffer een incident heeft voorgedaan en dat het slachtoffer niet vrijwillig mee naar binnen is gegaan. Ook gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte vervolgens het slachtoffer heeft belet de woning te verlaten.
De verklaring van de verdachte dat het seksueel binnendringen van het slachtoffer met instemming is gebeurd en dat er door hem pas geweld is gebruikt, nadat hij door haar was aangevallen met een mes, kan bij deze vaststelling niet meer kloppen, zoals ook reeds hiervoor is overwogen.
Hoe een en ander exact is gegaan en in welke volgorde kan de rechtbank niet vaststellen. Van de directe ooggetuigen is alleen de verdachte er nog. Wel kan de rechtbank – onder meer gelet op het aanwezige letsel in vagina en anus - vaststellen dat er seksueel is binnengedrongen en dat dit - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - op gewelddadige wijze en tegen de wil van het slachtoffer is gebeurd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde verkrachting en volgt de raadsman niet in de door hem bepleite vrijspraak ten aanzien van dit feit.
Daarnaast komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde doodslag, welke doodslag op zich door de verdachte wordt bekend.
Ten aanzien het betoog van de raadsman dat er geen sprake is geweest van opzet, maar enkel van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, overweegt de rechtbank dat de gedragingen van de verdachte, te weten het met zijn gewicht op de keel van het slachtoffer hangen, alsmede het binden van een tie-wrap om haar keel/hals en deze vervolgens aantrekken/aansnoeren naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van het slachtoffer dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
1 subsidiair:
doodslag;
2.
verkrachting.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging in verband met noodweerexces als bedoeld in artikel 41 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het slachtoffer de verdachte met een mes heeft belaagd en in zijn arm heeft gestoken, waardoor er sprake was van een noodweersituatie, een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding tegen de verdachte, waartegen hij gerechtigd was zich te verdedigen. Nadat het slachtoffer naar de deur rende en de verdachte achter haar aankwam was de wederrechtelijke aanranding voorbij. Op dat moment heeft de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden, maar dit was het onmiddellijke gevolg van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding (steekpartij) was veroorzaakt.
Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte omtrent het feitelijke gebeuren op 14 februari 2012 niet aannemelijk, op grond van het hetgeen onder de nadere bewijsmotivering is overwogen. De rechtbank volgt derhalve evenmin de verklaring van de verdachte omtrent het moment dat het slachtoffer aan de verdachte een mes zou hebben getoond en jegens hem zou hebben gebruikt. Hoewel de rechtbank het, gelet op het in de woning aangetroffen mes met bloed van de verdachte en een verwonding op verdachtes arm, aannemelijk acht dat het slachtoffer op enig moment een mes jegens de verdachte heeft gehanteerd, acht zij niet aannemelijk dat sprake is geweest van een wederrechtelijke aanranding van de verdachte. Aannemelijk is dat het slachtoffer degene is geweest, die zich heeft moeten verdedigen.
Er is ook anderszins geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING / MOTIVERING MAATREGEL
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een jonge vrouw door met kracht met zijn penis en/of een voorwerp in de vagina en anus van het slachtoffer binnen te dringen. De verdachte had een afspraak met het slachtoffer gemaakt om - tegen betaling vooraf - seks in zijn woning met haar te hebben. De verdachte heeft het slachtoffer niet vooraf betaald en haar tegen haar wil de woning in meegenomen. De verdachte heeft het slachtoffer belet om zijn woning te verlaten en heeft haar kleding kapot gemaakt. Vervolgens heeft hij haar op gewelddadige wijze verkracht. Met zijn handelen heeft de verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zijn eigen lust- en machtsgevoelens gesteld boven het belang van het slachtoffer en zich daarbij volstrekt niet bekommerd om haar gevoelens. Voor het slachtoffer moeten de gebeurtenissen buitengewoon vernederend, kwetsend en beangstigend zijn geweest.
Na de verkrachting is er een worsteling geweest, waarbij de verdachte bij het slachtoffer - terwijl zij weerloos op de grond lag - zijn hand op/tegen haar keel heeft gelegd en met zijn gewicht op haar keel is gaan hangen. Het slachtoffer heeft daarbij voor haar leven gevochten. Op enig moment heeft de verdachte ook tie-wraps om de polsen en nek van het slachtoffer aangebracht en deze aangesnoerd. Door het door de verdachte gebruikte geweld is het slachtoffer om het leven gekomen.
Door dit misdrijf is het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Daaraan voorafgaand moet zij enige tijd in doodsangst hebben verkeerd. Daarnaast heeft de verdachte de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed aangedaan. De emotionele gevolgen die de nabestaanden van het slachtoffer door het handelen van de verdachte hebben ondervonden en nog immer ondervinden blijken - onder meer - uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van de moeder en de vriend van het slachtoffer.
Delicten als de onderhavige brengen bovendien in de samenleving hevige onrust teweeg en veroorzaken bij betrokkenen voor lange tijd gevoelens van onveiligheid.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 maart 2013 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Omtrent de verdachte is een rapportage opgemaakt door T. den Boer, psychiater en P. van Vliet, psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum.
De deskundigen hebben bij de verdachte een ontwikkelingsstoornis vastgesteld, die voldoet aan de criteria voor een autistische stoornis en die zich uit in ernstige beperkingen in het sociaal-emotionele verkeer, naast een zeer grote behoefte aan voorspelbaarheid en structuur. Het wegvallen van deze voorspelbaarheid leidt bij de verdachte tot nauwelijks gestuurd gedrag, waarbij consequenties niet ingeschat kunnen worden wegens het wegvallen van overzicht. Daarnaast wijst testpsychologisch onderzoek uit dat verdachtes intellectuele vermogens, met name die op het verbale vlak, uiterst beperkt zijn. De beschreven autistische stoornis is een persoonsgebonden kenmerk en was dan ook zoals beschreven aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De deskundigen zijn van oordeel dat de wijze waarop de verdachte in de situatie met het slachtoffer is gekomen en de wijze waarop het ten laste gelegde zich heeft voltrokken, dermate is beïnvloed door de beperkingen van de verdachte onder de vorm van zijn autistische stoornis dat zij adviseren om de verdachte als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Volgens de deskundigen betreft het risico op gewelddadig gedrag bij de verdachte niet een langzaam opbouwen van spanning, maar juist een acute reactie op een plotse verandering. Het risico op gewelddadig gedrag is volgens hen dan ook potentieel aanwezig op korte termijn.
Volgens de deskundigen betreft de psychiatrische problematiek een persoonsgebonden stoornis die stabiel is in de tijd. Dit betekent dat een interventie zich niet in de eerste plaats op de persoon dient te richten, maar op de context. De verdachte wordt gezien als zeer beperkt leerbaar, waardoor een jaren durende behandeling noodzakelijk wordt geacht.
Gezien het beperkte probleembesef en de rigiditeit die bij de verdachte zijn waargenomen, dient een behandeling over de mogelijkheid te beschikken om ook als de verdachte zijn medewerking weigert, toch verder te gaan met het aanbieden van een stabiele context.
Dit kan slechts gerealiseerd worden in een gesloten klinische opname. Het juridisch kader waarin deze interventie plaats kan vinden betreft terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Een minder dwingend juridisch kader komt onvoldoende tegemoet aan de geconstateerde beperkingen, de moeilijke behandelbaarheid, de verwachte duur van de behandeling en het risico op herhaling van gewelddadig gedrag.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde tot sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1 Wetboek van Strafrecht.
Op de voet van het bepaalde in artikel 359, zevende lid Wetboek van Strafvordering, wordt vastgesteld dat de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend.
De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van 4 jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal, gelet op het voorgaande, naast een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om gelet op artikel 37b lid 2 Wetboek van Strafrecht te adviseren dat met de tenuitvoerlegging van de TBS maatregel zo spoedig mogelijk een aanvang wordt gemaakt. Mede gelet op de bepalingen van artikel 42 en 43 van de Penitentiaire Maatregel ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding.
Alles afwegend worden na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 57, 242 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde moord en subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair ten laste gelegde doodslag en het onder 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Kaaij, voorzitter,
en mrs. Benaissa en Wijnholt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2013.
Bijlage bij vonnis van: 4 april 2013
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 14 februari 2012 te Rotterdam, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg
- met een ratel-/dopsleutel op/tegen haar hoofd, althans haar lichaam geslagen en/of
- zijn hand op/tegen haar keel gelegd en/of met zijn gewicht op haar keel gehangen en/of haar keel dichtgeknepen en/of
- een (of meerdere) tie-wrap(s), althans (een) bandvormig(e) voorwerp(en) om haar keel/hals heeft gebonden en/of deze vervolgens heeft aangetrokken en/of aangesnoerd,
althans enige (andere) gewelddadige handeling jegens voornoemde [slachtoffer] verricht, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 289 Wetboek van Strafrecht)
art 289 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 14 februari 2012 te Rotterdam, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk
- met een ratel-/dopsleutel op/tegen haar hoofd, althans haar lichaam geslagen en/of
- zijn hand op/tegen haar keel gelegd en/of met zijn gewicht op haar keel gehangen en/of haar keel dichtgeknepen,
- een (of meerdere) tie-wrap(s), althans (een) bandvormig(e) voorwerp(en) om haar keel/hals heeft gebonden en/of deze vervolgens heeft aangetrokken en/of aangesnoerd,
althans enige (andere) gewelddadige handeling jegens voornoemde [slachtoffer] verricht,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten:
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer], dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het:
(meermalen) (met kracht) met een vibrator, althans een voorwerp, en/of met zijn, verdachtes, penis binnendringen van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer],
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het:
- vastpakken van en/of trekken aan de haren van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] op de grond gooien en/of duwen (waardoor die [slachtoffer] met haar hoofd tegen het bed aan kwam) en/of
- tonen van een mes en/of een ratel-/dopsleutel aan die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) met een ratel-/dopsleutel slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- steken en/of snijden met een mes in het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- knijpen in en/of (met kracht) duwen op de nek en/of hals van die [slachtoffer] en/of
- binden van een (of meerdere) tie-wrap(s), althans (een) bandvormig(e) voorwerp(en) om de keel/hals en/of polsen van die [slachtoffer] en/of deze vervolgens aantrekken en/of aansnoeren en/of
- (meermalen) (met kracht) met een vibrator, althans een voorwerp, en/of met zijn verdachtes, penis (diep) binnendringen van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer],
- op slot draaien van de deur van zijn, verdachtes, woning en/of het beletten van die [slachtoffer] de woning te verlaten;
- knippen en/of snijden in de kleding van die [slachtoffer], althans kapotmaken van de kleding van die [slachtoffer];
- laten urineren van die [slachtoffer] over haar kleding;
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikel 288 jo 287 Wetboek van Strafrecht)
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, op of omstreeks 14 februari 2012 te Rotterdam, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het:
(meermalen) (met kracht) met een vibrator, althans een voorwerp, en/of met zijn, verdachtes, penis binnendringen van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer],
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het:
- vastpakken van en/of trekken aan de haren van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] op de grond gooien en/of duwen (waardoor die [slachtoffer] met haar hoofd tegen het bed aan kwam) en/of
- tonen van een mes en/of een ratel-/dopsleutel aan die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) met een ratel-/dopsleutel slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- steken en/of snijden met een mes in het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- knijpen in en/of (met kracht) duwen op de nek en/of hals van die [slachtoffer] en/of
- binden van een (of meerdere) tie-wrap(s), althans (een) bandvormig(e) voorwerp(en) om de keel/hals en/of polsen van die [slachtoffer] en/of deze vervolgens aantrekken en/of aansnoeren en/of
- (meermalen) (met kracht) met een vibrator, althans een voorwerp, en/of met zijn verdachtes, penis (diep) binnendringen van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer];
- op slot draaien van de deur van zijn, verdachtes, woning en/of het beletten van die [slachtoffer] de woning te verlaten;
- knippen en/of snijden in de kleding van die [slachtoffer], althans kapotmaken van de kleding van die [slachtoffer];
- laten urineren van die [slachtoffer] over haar kleding;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht)