ECLI:NL:RBROT:2013:BZ9299

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
2012126
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van Die
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens wederzijds huiselijk geweld

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2013 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen twee partijen, aangeduid als eiseres en gedaagde. De eiseres vorderde dat gedaagde het gehuurde zou verlaten, omdat er sprake was van wederzijds huiselijk geweld. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 april 2013, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun gemachtigden. De rechter heeft vastgesteld dat de situatie tussen partijen onhoudbaar was, met geweld en woordenwisselingen als gevolg van hun onderlinge conflicten. De kantonrechter oordeelde dat het in het belang van de kinderen was dat één van de partijen het gehuurde zou verlaten.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en bepaald dat gedaagde binnen twee dagen na betekening van het vonnis het gehuurde moest verlaten. De rechter heeft ook de gevorderde machtiging om de ontruiming met behulp van de sterke arm van justitie uit te voeren afgewezen, omdat de deurwaarder zonder rechterlijke tussenkomst bevoegd is om de hulp van de politie in te roepen. Gedaagde werd belast met de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de belangen van de kinderen voorop te stellen in situaties van huiselijk geweld en de gevolgen daarvan voor de woonomstandigheden van de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zittinghoudende te Brielle
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. A. T. Tilburg, advocaat te Spijkenisse,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.Broekzitter-Nieuwland, advocaat te Spijkenisse.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” respectievelijk “[gedaagde]”.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het inleidend exploot van dagvaarding van 25 maart 2013 met 4 producties;
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling namens [gedaagde] ingezonden 10 producties;
- de pleitaantekeningen van mr. Broekzitter-Nieuwland.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 april 2013 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door de gemachtigden. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen werd besproken.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen – voor zover thans van belang – het volgende vast:
- Partijen hebben met ingang van 27 juni 2012 van Maasdelta Spijkenisse een woonruimte gehuurd voor een “begeleidingswoning regionaal vangnet”, gelegen aan de [adres];
- Het gehuurde is onder voorwaarden verhuurd omdat de verhuurder partijen een laatste kans op woonruimte wil bieden nadat [gedaagde] uit een huurwoning werd ontruimd wegens een huurachterstand en [eiseres] in het verleden is verwijderd uit een opvang voor jongeren;
- Tot de voorwaarden behoort de verplichting om mee te werken aan begeleiding door een team van hulpverleners vanuit het Delta Psychiatrisch centrum en het Bureau Jeugdzorg;
- [eiseres] is (alleen) belast met het gezag over twee kinderen van respectievelijk 6 maanden en 2 jaar oud;
- [gedaagde] is op 7 juli 2012 op verdenking van huiselijk geweld gedetineerd in de stadsgevangenis Hoogvliet. Hij is op 31 augustus 2012 onder voorwaarden vrijgelaten. Op 18 december 2012 is één van de voorwaarden, het dragen van een enkelband, geëindigd. Partijen zijn toen weer samen gaan wonen;
- Naar aanleiding van het incident op 7 juli 2012 heeft de verhuurder op 4 september 2012 geschreven dat [eiseres] de voorwaarden in de huurovereenkomst ten aanzien van de kinderen nakomt, maar dat [gedaagde] door huiselijk geweld de voorwaarden heeft overtreden. [gedaagde] wordt gevraagd de huurovereenkomst te beëindigen opdat [eiseres] in het gehuurde kan blijven wonen;
- [gedaagde] heeft de huur niet opgezegd en de verhuurder heeft de huurovereenkomst niet beëindigd;
- Op 6 maart 2013 is [gedaagde] aangehouden wegens het niet nakomen van de voorwaarden van zijn voorwaardelijke straf. Op 15 maart 2013 is de hechtenis door de rechter commissaris opgeheven;
- Op of omstreeks 6 maart 2013 heeft [eiseres] het gehuurde verlaten. Zij verblijft sinds 8 maart 2013, met de kinderen, in een opvangvoorziening;
- Op 15 maart 2013 is [gedaagde] weer in het gehuurde gaan wonen.
3. De stellingen van partijen
3.1. [eiseres] vordert, kort gezegd, te bepalen dat [gedaagde] het gehuurde dient te verlaten totdat onherroepelijk zal zijn beslist over de toedeling van het huurrecht, met machtiging om het vonnis met hulp van politie en justitie te laten uitvoeren. [eiseres] stelt daartoe dat zij er belang bij heeft weer over het gehuurde te kunnen beschikken en zij stelt dat dit belang zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde], gelet op de kinderen. [gedaagde] heeft voorts geen mogelijkheid om het gehuurde te blijven bewonen omdat hij geen inkomen heeft.
3.2. [gedaagde] stelt dat de vordering niet kan worden toegewezen. [eiseres] heeft op 6 maart 2013 het gehuurde geheel vrijwillig verlaten. De kinderen heeft zij aanvankelijk achtergelaten. [eiseres] heeft ook [gedaagde] mishandeld. Er is sprake van wederzijds geweld. [eiseres] heeft na haar vertrek herhaaldelijk gebeld en [gedaagde] uitgescholden. Ook [eiseres], die lijdt aan een borderline-syndroom, is wegens geweld veroordeeld. [eiseres] heeft plotse woedeaanvallen en hysterische buien, mogelijk door haar ziekte. Ze gebruikt daarvoor medicatie. [gedaagde] heeft een uitkering aangevraagd om de huur te kunnen betalen. Hij is ook verder goed bezig om zijn leven op de rails te krijgen. Daartoe wordt hij begeleid vanuit Het Dok. De begeleiding vervalt als hij geen dak meer boven zijn hoofd heeft. Dat [eiseres] in een opvang verblijft, blijkt nergens uit. [eiseres] kan, met de kinderen, makkelijker een urgentie krijgen voor vervangende huisvesting.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Genoegzaam is gebleken dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen zodat zij daarin ontvankelijk is.
4.2. Getoetst moet worden aan het criterium of het met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten is dat de onderhavige vordering in een eventuele bodemprocedure door de kantonrechter zal worden gehonoreerd.
4.3. Uit de stellingen van partijen blijkt in elk geval en zonneklaar dat het niet langer mogelijk is dat zij in één woning verblijven. Partijen hebben over en weer gesteld dat dat het gevolg is van het gedrag van de ander. De kantonrechter komt niet toe aan een oordeel over de vraag wie de schuld heeft van de onenigheden en mishandelingen tussen partijen. Hij hoeft daar ook niet aan toe te komen omdat voldoende is komen vast te staan dat sprake is van een onhoudbare situatie wanneer partijen bij elkaar zijn. Zodra dat het geval is, is sprake van woordenwisselingen en zelfs geweld. De conclusie moet dan luiden dat één van de partijen het gehuurde dient te verlaten. Het is, met name gelet op het belang van de beide kinderen, niet aanvaardbaar dat partijen, gelet op de woordenwisselingen en het geweld, samen het gehuurde blijven bewonen.
4.4. [gedaagde] en [eiseres] zijn beiden huurder van het gehuurde en zij zijn niet gehuwd. Op grond van het bepaalde in artikel 7:267 lid 7 kan iedere (mede-)huurder de rechter vorderen wie van hen de huur zal voortzetten. De rechter kan deze vordering slechts toewijzen wanneer dit, naar billijkheid, geboden is en hij dient daarbij de omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen. Gelet op de hiervoor in rechtsoverweging 4.3 beschreven situatie oordeelt de kantonrechter dat één van de partijen voorlopig, bij wijze van ordemaatregel, de huurovereenkomst moet voortzetten, met uitsluiting van de ander.
4.5. [gedaagde] heeft belang bij het voortzetten van de huurovereenkomst in het kader van de ambulante behandeling bij de forensisch psychiatrische polikliniek Het Dok. Het gaat om een verplichte behandeling in het kader van zijn veroordeling door de strafrechter. Het Dok heeft geschreven dat de behandeling nu één keer per week plaatsvindt in de vorm van een gesprek met de psycholoog. Zodra [gedaagde] zijn inkomsten heeft geregeld kan de behandeling met een driedaagse deeltijd vervolgd worden. Daarvoor is een stabiele thuisomgeving belangrijk. Wanneer [gedaagde] geen onderdak heeft kan de behandeling niet vervolgd worden. [gedaagde] heeft zich op 26 maart 2013 gemeld voor het aanvragen van een WWB of IOAW uitkering.
4.6. [eiseres] heeft belang bij het voortzetten van de huurovereenkomst omdat zij de zorg heeft voor de beide kinderen. Zij stelt in een opvangvoorziening te verblijven met de kinderen. Of dit het geval is, is niet komen vast te staan, maar de kantonrechter heeft geen reden te twijfelen aan die stelling van [eiseres]. Ook wanneer zij niet in een opvanginstelling verblijft, moet zij in een tijdelijke voorziening, dan wel bij familie of vrienden, verblijven omdat zij haar woning verlaten heeft.
4.7. Bij de afweging van de belangen die partijen hebben komt de kantonrechter tot het oordeel dat het belang van [eiseres] om in het gehuurde te kunnen wonen zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om dat te doen. Daarbij is niet de individuele positie van elk der partijen van belang, maar uitsluitend het belang van de kinderen. Het is evident dat het in het belang van de kinderen is om in een normale woning en niet in een opvang of bij familie dan wel vrienden te wonen. Nu niet wordt betwist dat [eiseres] het gezag over en de zorg voor de kinderen heeft, betekent dit dat zij in het gehuurde moet kunnen wonen.
Daarbij komt nog dat, gelet op het schrijven van de verhuurder van 7 september 2012, niet kan worden uitgesloten dat bij een andere beslissing [gedaagde] door de verhuurder tot ontruiming zal worden gedwongen wegens het overtreden van de voorwaarden van het laatste kans huurcontract. Dat die voorwaarden door [gedaagde] zijn overtreden in juli 2012 staat, gelet op zijn strafrechtelijke veroordeling, vast. Ook blijkt dat [gedaagde] op dit moment niet in staat is de huur te betalen. Hij heeft weliswaar, na dagvaarding, een uitkering aangevraagd, maar het is onduidelijk of en wanneer die uitkering zal worden verstrekt. Daardoor is nog onzeker of [gedaagde] de huur zal kunnen betalen. De kantonrechter overweegt voorts dat het over het algemeen eenvoudiger is voor een alleenstaande man om vervangende woonruimte (zoals een kamer) te huren dan voor een vrouw met kinderen. Mogelijk kan [eiseres] eenvoudiger over een urgentieverklaring beschikken maar dat betekent niet dat zij ook, op korte termijn, een andere woning kan verkrijgen.
4.8. De kantonrechter bepaalt dat [gedaagde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde zal moeten verlaten.
4.9. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen. Immers op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen, waarbij de kosten van de ontruiming ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders voor rekening van gedaagde komen.
4.10. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] belast met de kosten van het geding.
5. De beslissing
De kantonrechter,
bij wege van voorlopige voorziening,
bepaalt dat [gedaagde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] blijvend moet hebben verlaten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 94,79 aan dagvaardingskosten, welk bedrag op bankrekening 56 99 90 688 t.n.v MvJ Arrondissement Rotterdam onder vermelding van het zaaknummer moet worden overgemaakt, alsmede € 75,-- voor het door [eiseres] verschuldigde en door haar gemachtigde betaalde griffierecht en € 400,-- aan salaris voor haar gemachtigde, rechtstreeks aan die gemachtigde te voldoen;
wijst af het meer of anders gevorderde en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.