ECLI:NL:RBROT:2013:CA0928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
425109 / HA RK 13-468
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard door de Rechtbank Rotterdam

Op 22 mei 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich in een strafzaak bevond. Het wrakingsverzoek werd ingediend tijdens een getuigenverhoor op 14 mei 2013, waarbij de raadsvrouw van de verzoeker de rechter-commissaris, mr. W.J. Geurts-de Veld, gewraakt heeft. De grondslag voor het verzoek was de vraag of de rechter-commissaris terecht was uitgegaan van de juistheid van de processen-verbaal van getuige A-3482, zoals vermeld in een eerdere beschikking van 9 april 2013. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gegrond, al eerder bekend waren. De rechtbank benadrukte dat het verzoek tot wraking onmiddellijk gedaan had moeten worden na de beschikking van 9 april 2013, en niet pas op 14 mei 2013. Tijdens de zitting op 22 mei 2013 waren de verzoeker, zijn raadsvrouw, de rechter-commissaris en de officier van justitie aanwezig om hun standpunten toe te lichten. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek, omdat de gronden voor de wraking al eerder aan hem bekend waren.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 22 mei 2013
Zaaknummer: 425109
Rekestnummer: HA RK 13-468
Parketnummers: 10/710061-11, 10/710020-10 en 10/710141-10
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. [naam],
verzoeker,
advocaat mr. N. Flikkenschild,
strekkende tot wraking van mr. W.J. Geurts-de Veld, rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
Op 14 mei 2013 heeft de rechter-commissaris een aanvang willen maken met het horen van een getuige in de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaken onder de hierboven vermelde parketnummers.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsvrouw van verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de dossiers van de hiervoor beschreven strafzaken, waarin zich onder meer bevinden:
- de brief van de rechter-commissaris d.d. 3 april 2013;
- de brief van de raadsvrouw d.d. 8 april 2013;
- de brief van de rechter-commissaris d.d. 9 april 2013;
- de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 9 april 2013;
- de brief van de raadsvrouw d.d. 6 mei 2013;
- de beschikking van de rechtbank in hoger beroep d.d. 9 mei 2013;
- het proces-verbaal van het getuigenverhoor op 14 mei 2013;
- de toelichting van de raadsvrouw op het wrakingsverzoek, ingezonden bij e-mailbericht van 16 mei 2013.
Verzoeker, de raadsvrouw, de rechter-commissaris, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 21 mei 2013 is de behandeling van het wrakingsverzoek aangevangen en vervolgens aangehouden teneinde verzoeker - wiens transport van de plaats van zijn detentie naar de rechtbank niet was uitgevoerd - in de gelegenheid te stellen bij de behandeling van het verzoek aanwezig te zijn.
Ter zitting van 22 mei 2013, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, zijn raadsvrouw, de rechter-commissaris en de officier van justitie mr. C.J.A. van der Maas. Zij hebben allen - de raadsvrouw aan de hand van een pleitnota - hun standpunt nader toegelicht.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Uitgangspunt van artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering is dat de wraking moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden, waarop de wraking is gegrond, aan verzoeker bekend zijn geworden.
2.2
Het verzoek tot wraking is gedaan bij gelegenheid van het getuigenverhoor dat zou gaan plaatsvinden op 14 mei 2013. Grondslag voor dat verzoek is het antwoord van de rechter-commissaris op de vraag van de raadsvrouw om de verdediging te informeren of uit de in de beschikking van 9 april 2013 opgenomen overwegingen "dat de verdachte rancuneuze en bedreigende uitlatingen heeft gedaan jegens dan wel in het bijzijn van de getuige" en "dat deze uitlatingen door de verdachte vaker zijn gedaan dan gedurende een periode van één week" afgeleid moet worden dat de rechter-commissaris (zonder nader onderzoek) is uitgegaan van de juistheid van de processen-verbaal van de getuige A-3482.
Reeds uit de beschikking van 9 april 2013 van de rechter-commissaris, blijkt dat de rechter-commissaris voor de beslissing die zij op dat moment had te nemen is uitgegaan van de juistheid van hetgeen door de getuige A-3482 was verklaard omtrent de uitlatingen die verzoeker jegens hem zou hebben gedaan. Een wrakingsverzoek, dat zijn grondslag vindt in die beslissing, had dan ook kort daarna moeten worden gedaan en niet eerst op 14 mei 2013.
2.3
Het vorenstaande wordt niet anders in het licht van het betoog van de raadsvrouw ter zitting van de wrakingskamer.
Ten gronde komt dat betoog er nog steeds op neer dat de rechter-commissaris verweten wordt dat zij is uitgegaan van de juistheid van het proces-verbaal van de getuige A-3482. Dat was evenwel reeds kenbaar in de beslissingen die de rechter-commissaris begin april 2013 heeft genomen. De reactie van de rechter-commissaris op 14 mei 2013 op de vraag van de raadsvrouw in haar brief van 6 mei 2013, levert niet een nieuw feit als bedoeld in artikel 513, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering op, dat grondslag zou kunnen vormen voor een op die datum gedaan wrakingsverzoek.
2.4
Op grond van het vorenstaande zal verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.
3. De beslissing
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. W.J. Geurts-de Veld.
Deze beslissing is gegeven op 22 mei 2013 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. A. Eerdhuijzen en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beschikking door de jongste rechter met de griffier ondertekend.