ECLI:NL:RBROT:2013:CA1931

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/10/414127 / KG ZA 12-990
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen broer en zus over toegang tot en beheer van de gezamenlijke woning in de nalatenschap

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding tussen twee erfgenamen, een broer en een zus, betreft het een geschil over de toegang tot en het beheer van de gezamenlijke woning die tot de nalatenschap van hun overleden moeder behoort. De voorzieningenrechter heeft op 18 januari 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de zus, aangeduid als eiser, vorderingen heeft ingesteld tegen haar broer, aangeduid als gedaagde. De eiser vorderde onder andere de afgifte van sleutels van de woning, zodat zij toegang zou krijgen tot haar spullen die in de woning zijn opgeslagen. De gedaagde verweerde zich tegen deze vorderingen, onder andere op basis van privacyoverwegingen en het feit dat de toegang tot de privéruimten van de gedaagde niet onbeperkt kan zijn.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de eiser, maar heeft ook geoordeeld dat de gedaagde recht heeft op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. De vordering tot afgifte van de sleutels is afgewezen, maar de voorzieningenrechter heeft wel bepaald dat de gedaagde de eiser toegang moet verlenen tot haar deel van de zolder in de woning, tenminste één dag per week. Dit moet in onderling overleg worden vastgesteld, maar als dat niet mogelijk is, moet de gedaagde in ieder geval op dinsdag toegang verlenen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de gedaagde moet meewerken aan de verkoop van de woning via een erkende NVM-makelaar en dat hij de helft van de makelaarskosten moet betalen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat de gedaagde direct moet voldoen aan de opgelegde maatregelen, ondanks eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/414127 / KG ZA 12-990
Vonnis in kort geding van 18 januari 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. W.H. Benard,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. Apistola.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “[gedaagde]”.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de pleitnota van mr. Benard met aanvullende producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling d.d. 7 januari 2013;
- ter zitting overgelegde foto’s van mr. Apistola.
2. De feiten
2.1. [eiser] en [gedaagde] zijn broer en zus en enige erfgenamen van hun overleden moeder [A]. [eiser] en [gedaagde] hebben de nalatenschap van hun moeder aanvaard en zij zijn gezamenlijk bevoegd en gerechtigd tot het beheer over en alle overige handelingen ten aanzien van hun nalatenschap.
2.2. Door het overlijden van moeder hebben [eiser] en [gedaagde] ieder voor de onverdeelde helft in eigendom verkregen het pand met erf en toebehoren, plaatselijk bekend [adres] (hierna: “de woning”).
2.3. Aan de voorzijde van de woning bevinden zich twee voordeuren. De ene voordeur leidt naar het woongedeelte 41A waar [eiser] woont. De andere voordeur leidt naar het woongedeelte 41B. Nummer 41B is opgedeeld in twee woonlagen, 41B-1 en 41B-2. [gedaagde] woont op 41B-2.
2.4. Op de bovenste verdieping van 41B bevindt zich een zolder. De zolder is via het woongedeelte van 41 B-2 bereikbaar via een trap die wordt afgesloten door een deur en een volgende deur die toegang geeft tot de zolder. Op de voorkamer van de zolder staan spullen van [eiser], waaronder een berenverzameling en boeken, opgeslagen.
2.5. [eiser] en [gedaagde] hebben ter zake van de woning op 21 november 2011 met de Rabobank een overeenkomst van geldlening met hypotheekstelling gesloten. Er is een recht van hypotheek verleend tot een bedrag van € 138.571,00. De te betalen termijnen hypotheekrente en aflossing dienen [eiser] en [gedaagde], ieder voor hun deel, over te maken naar een daarvoor bestemde e/o Rabobankrekening.
2.6. [gedaagde] heeft het beheer over een ING-bankrekening waarop partijen ieder periodiek geld overmaken voor het (groot) onderhoud van de woning. Daarnaast heeft [gedaagde] het beheer over een Rabobankrekening van moeder die deel uitmaakt van de nalatenschap.
3. Het geschil
3.1. [eiser] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser], binnen één dag na betekening van het te wijzen vonnis, de sleutel(s) af te geven van de buitendeur van [adres] en van alle binnendeuren, zodat [eiser] weer toegang tot deze woning krijgt en houdt en [gedaagde] te veroordelen tot een dwangsom van
€ 250,00 per dag dat hij in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
2. [gedaagde] te veroordelen binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis tot volledige medewerking aan het overdragen van het beheer over alle rekeningen die de gezamenlijke woning en hypotheek aangaan en de Raborekening van moeder, aan Accountantskantoor [X] te Bergschenhoek, inclusief het bij helfte voldoen van de kosten verbonden aan de uit te voeren werkzaamheden, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaats treedt van de door [gedaagde] te geven machtiging respectievelijk toestemming;
3. [gedaagde] te veroordelen binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis tot volledige medewerking aan het te koop zetten van de woning bij een erkende NVM-makelaar ([Y] makelaar BV of [Z] Makelaardij, beide te Rotterdam, dan wel een andere NVM makelaar), aan het toelaten/meewerken van bezichtigingen van potentiële kopers, aan de verkoop en levering van de woning indien er verkocht wordt, inclusief het verrichten van alle daartoe benodigde handelingen en bij helfte te betalen van de daaraan verbonden kosten, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaats treedt van de door [gedaagde] te geven machtiging respectievelijk toestemming respectievelijk ondertekening;
4. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1. Voldoende gebleken is dat [eiser] spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Weliswaar voert [gedaagde] terecht aan dat voorshands niet gebleken is dat met betrekking tot de gevorderde afgifte van sleutels, het beheer en de verkoop van de woning via een makelaar op zichzelf een onverwijlde voorziening noodzakelijk is. Daar staat echter tegenover dat voldoende gebleken is dat [eiser] (evenals [gedaagde]) er een - rechtens te respecteren – belang bij heeft dat op korte termijn een einde komt aan de impasse waarin partijen, vanwege het wederzijds gebrek aan vertrouwen in elkaar, zijn geraakt. Daarvoor is het thans opleggen van een of meerdere voorlopige ordemaatregel(en) geboden.
Afgifte sleutel(s)
4.2. Vooropgesteld wordt dat de woning gezamenlijk eigendom van partijen is; nu echter [gedaagde] op grond van tussen partijen gemaakte afspraken en de kennelijk al langer bestaande situatie in de woning op nummer 41B woont, geeft het enkele feit dat de woning mede-eigendom is van [eiser], [eiser] niet het recht om onder alle omstandigheden onbeperkt te worden toegelaten tot deze woning en meer in het bijzonder de privégedeelten van [gedaagde].
4.3. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat zij niet langer aanspraak maakt op alle sleutels van de woning op nummer 41B, zoals bij dagvaarding gevorderd, maar uitsluitend op de sleutels van de woning die nodig zijn om haar deel van de zolder (de voorkamer) te kunnen bereiken. Aan de hand van de toelichting van partijen ter zitting gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat [eiser], om die voorkamer te kunnen bereiken, in ieder geval de beschikking moet hebben over de sleutel(s) van de voordeur van nummer 41B, de deur die toegang geeft tot de trap naar zolder en de deur die toegang geeft tot de zolder.
4.4. [eiser] stelt dat zij belang heeft bij afgifte van die sleutel(s) omdat zij op ieder moment over de spullen die zich in de voorkamer bevinden, moet en wil kunnen beschikken. Gebleken is dat in de voorkamer een kast staat met een berenverzameling en boeken van [eiser]. Daarnaast bevinden zich in de kamer hoofdzakelijk hobbyspullen van moeder, modelschepen van vader en spullen van [eiser] uit haar kindertijd. [eiser] stelt zich op het standpunt dat zij deze spullen moet onderhouden en dat zij bepaalde spullen uit de kamer moet kunnen halen wanneer zij dat wenst. Volgens [eiser] heeft zij in haar eigen woning geen plek om de spullen op te bergen, zodat zij daarvoor afhankelijk is van de voorkamer.
4.5. Het volgende wordt overwogen.
Gelet op de aard van de spullen die zich in de voorkamer bevinden, is voorshands niet aannemelijk geworden dat [eiser] een aanwijsbaar concreet belang heeft bij het op elk gewenst moment kunnen bereiken van de voorkamer en de daarin gelegen spullen. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat de spullen bij het uitblijven van onderhoud aan bederf of waardevermindering onderhevig zijn, noch dat [eiser] de spullen in het dagelijks leven feitelijk nodig heeft, althans op ieder moment dat [eiser] zulks wenst. Het is begrijpelijk dat [eiser] bij voorkeur vrijelijk over haar spullen wil kunnen beschikken, maar zulks is onvoldoende om een concreet belang bij de thans gevorderde voorlopige maatregel aan te kunnen nemen.
4.6. Voorts is gebleken dat om de voorkamer te bereiken, gebruik moet worden gemaakt van een overloop waaraan privéruimten van [gedaagde] grenzen. Deze privéruimten zijn – behoudens de aan de overloop gelegen toiletruimte – van binnen- en buitenaf afsluitbaar, zodat mevrouw Nijhof in beginsel de gang naar de voorkamer vanaf de buitendeur kan maken zonder dat zij toegang heeft tot de privéruimten van haar broer, omdat haar de toegang tot deze privéruimten kan worden ontzegd door afsluiting van de binnendeuren.
[gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat de deuren van zijn privéruimten vrijwel altijd open staan. Indien mevrouw onbeperkte toegang tot de aangrenzende overloop zou hebben, zou hij deze deuren uit privacyoverwegingen altijd gesloten moeten houden. Naar voorlopig oordeel brengt zulks een ernstige inbreuk op de privacy en het woongenot van [gedaagde] met zich.
Daarnaast heeft [gedaagde] aangevoerd dat indien [eiser] de beschikking krijgt over de gevraagde sleutels, zij gebruik maakt van “zijn” voordeur en zij dientengevolge te allen tijde bij zijn poststukken kan (die achter de buitendeur op de mat liggen), hetgeen [gedaagde] bezwaarlijk acht.
Gezien de ernstig verstoorde relatie tussen [eiser] en [gedaagde] is begrijpelijk dat [gedaagde] – uit privacyoverwegingen – niet wenst dat [eiser] aldoor gebruik kan maken van “zijn” voordeur en overloop en zicht heeft op de aldaar aanwezige post en/of andere eigendommen. Dat geldt zeker nu van een dringende noodzaak voor [eiser] om naar de voorkamer te gaan geen sprake is.
In de gegeven omstandigheden dient naar voorlopig oordeel het recht van [gedaagde] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer te prevaleren. De vordering tot afgifte van de gevraagde sleutel(s) zal daarom als zodanig worden afgewezen.
4.7. Los van het voorgaande geldt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat [eiser] voor de opslag van haar spullen gebruik mag maken van de voorkamer. Naar voorlopig oordeel bestaat er geen grond om [eiser] haar recht om over haar spullen te beschikken, geheel te onthouden. De voorzieningenrechter legt [gedaagde] daarom een voorlopige maatregel op, in die zin dat [gedaagde] moet toestaan dat [eiser] tenminste één dag in de week (tussen 9.00 uur en 17.00 uur) naar haar voorkamer kan gaan en dat [gedaagde] daartoe de benodigde sleutel(s) tijdig aan [eiser] verschaft.
Het ligt voor de hand dat partijen in onderling overleg een dag afspreken waarop [gedaagde] werkt en [eiser] vrij is. [eiser] heeft ter zitting aangegeven dat haar werk wisselende diensten kent. Partijen zullen daarmee – waar mogelijk – met de te maken afspraken rekening moeten houden.
Voor het geval partijen niet gezamenlijk tot een werkbare afspraak kunnen komen, stelt de voorzieningenrechter vast dat [gedaagde] [eiser] in ieder geval iedere dinsdag tussen 9.00 uur en 17.00 uur toegang moet verlenen tot de voorkamer en dat hij de daartoe benodigde sleutel(s) voor dinsdag 9.00 uur aan [eiser] ter beschikking dient te stellen door deze bij haar in de brievenbus te doen. [eiser] dient deze sleutel(s) diezelfde avond op gelijke wijze terug te geven en mag ze niet kopiëren of dupliceren teneinde de privacy van haar broer te waarborgen.
Beheer financiën
4.8. [eiser] vordert van [gedaagde] volledige medewerking aan het overdragen van het beheer over alle rekeningen die de gezamenlijke woning en hypotheek aangaan, alsmede de Raborekening van moeder aan Accountantskantoor [X] te Bergschenhoek. [eiser] legt aan deze vordering ten grondslag dat er met betrekking tot het beheer van de financiën, waaronder het beheer van de bankrekeningen, over en weer groot wantrouwen bestaat. [eiser] vreest dat [gedaagde] niet aan zijn deel van de hypotheekverplichtingen zal voldoen en wenst daarnaast inzicht te verkrijgen in de geldelijke transacties met betrekking tot de bankrekeningen die [gedaagde] in beheer heeft.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat de kosten voor het uitbesteden van het beheer aan voornoemd accountantskantoor circa € 900,00 per jaar, op basis van een uurtarief van € 45,00, zullen bedragen. De voorzieningenrechter acht deze kosten in de gegeven omstandigheden – waaronder het betrekkelijk beperkte saldo op die rekening – buitenproportioneel en voorshands onnodig. Daarbij is van belang dat [gedaagde] ter zitting heeft voorgesteld de Rabobankrekening van moeder en de ING-rekening waarop geld voor groot onderhoud van de woning wordt overgemaakt, leeg te maken en op te heffen. Volgens [gedaagde] is de Rabobankrekening van moeder overbodig geworden omdat de onroerend zaak belasting die in het verleden op naam van moeder stond en van deze rekening werd betaald, thans op naam van de heer en [eiser] staat. Daarnaast hoeft voor het onderhoud van de woning niet langer een potje te worden aangehouden, wanneer partijen in het vervolg het onderhoud in overleg uit (laten) voeren en per geval gezamenlijk financieren. [gedaagde] verwacht dat op korte termijn een bedrag van circa € 1.000,00 nodig zal zijn voor schilderwerk en houtreparatie.
[gedaagde] stelt voor om met de vrij te vallen bedragen die thans op voorbedoelde bankrekeningen staan, een deel van de hypotheek ad € 15.000,00 af te lossen, waarna de bankrekeningen kunnen worden opgeheven. Het voorstel van [gedaagde] komt de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden niet onredelijk voor; de voorzieningenrechter geeft [eiser] daarom in overweging aan dit voorstel mee te werken.
In het geval [eiser] evenwel niet aan de uitvoering van dit voorstel wenst mee te werken, zijn partijen gehouden de bankafschriften van voorbedoelde bankrekeningen die zij (via internet) in hun bezit hebben en/of krijgen (in kopie) ten spoedigste aan de ander toe te sturen, opdat beide partijen volledig inzicht hebben in de financiën. Dit acht de voorzieningenrechter voldoende om [eiser] het haar toekomende inzicht te verschaffen.
4.9. Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat het onder 2. gevorderde zal worden afgewezen.
Verkoop woning via makelaar
4.10. Gebleken is dat beide partijen de woning op zo kort mogelijke termijn willen verkopen. [eiser] wil voor de verkoop van de woning een makelaar inschakelen die de verkoop van de woning op deskundige wijze begeleidt. [gedaagde] maakt daar bezwaar tegen vanwege de (hoge) kosten die het inschakelen van een makelaar met zich brengt. Op zichzelf is begrijpelijk dat [gedaagde] de verkoop van de woning zo veel mogelijk in eigen hand wil houden teneinde de met de verkoop gemoeide kosten zo laag mogelijk te houden. Voldoende gebleken is dat zowel de heer als [eiser] over weinig financiële middelen beschikken, terwijl het is de huidige financiële markt erg onzeker is of voor de woning een redelijke prijs zal worden verkregen.
Gezien de ernstig verstoorde relatie tussen partijen en het wederzijds gebrek aan vertrouwen valt echter ernstig te vrezen dat partijen zonder begeleiding van een makelaar niet in staat zullen zijn de woning (zo gunstig mogelijk) te verkopen. [eiser] heeft er dan ook een redelijk en rechtens te respecteren belang bij dat de verkoop van de woning door een erkend makelaar wordt begeleid. Dit deel van het onder 3. gevorderde is derhalve op hierna te melden wijze toewijsbaar. Daarnaast wordt [gedaagde] veroordeeld mee te werken aan de bezichtigingen van potentiële kopers.
[gedaagde] zal ook worden veroordeeld tot betaling van de helft van de te maken (makelaars)kosten. [eiser] dient zich in te spannen een makelaar in te schakelen die zo gunstig mogelijke (financiële) condities hanteert.
4.11. Voorshands bestaat geen, althans onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat [gedaagde] niet zal meewerken aan de verkoop en levering van de woning. [gedaagde] heeft daar immers ook zelf belang bij. Bovendien voert het te ver om [gedaagde] binnen dit kort geding iedere zeggenschap die hij als mede-eigenaar van de woning heeft over de uiteindelijke verkoopprijs van de woning en de datum van oplevering, reeds bij voorbaat te ontnemen. Het deel van het onder 3. gevorderde dat ziet op het meewerken aan de verkoop van de woning, bij gebreke waarvan het vonnis in de plaats zal treden van de door [gedaagde] te geven machtiging/toestemming, wordt derhalve afgewezen.
4.12. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat partijen verplicht zijn om, als deelgenoten in de onverdeelde boedel, rekening te houden met elkaars belangen. Zolang partijen gebonden zijn aan de woning en de erfenis van hun moeder nog niet definitief is afgewikkeld, zullen zij over en weer van elkaars gedragingen afhankelijk zijn, zodat het in het belang van beide partijen is om zich – ondanks hun verstoorde verhouding – jegens elkaar coöperatief op te stellen teneinde opvolgende, kostbare (gerechtelijke) geschillen
– waarbij uiteindelijk niemand is gebaat – te voorkomen.
4.13. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. veroordeelt [gedaagde] om tenminste een dag in de week, bij voorkeur op een in onderling overleg met [eiser] te bepalen dag, dan wel indien overleg onmogelijk is, in ieder geval op iedere dinsdag van de week, [eiser] toegang te verlenen tot haar deel van de zolder in de woning aan de [adres] (de voorkamer), vanaf 9.00 uur tot 17.00 uur en voor 9.00 uur op de afgewezen dag die sleutel(s) aan [eiser] ter beschikking te stellen die [eiser] nodig heeft om die voorkamer te bereiken door deze in haar brievenbus te deponeren;
5.2. verstaat dat [eiser] die sleutels op de avond van die dag dient terug te geven aan [gedaagde] (depot in de brievenbus) en dat zij de sleutel(s) niet mag kopiëren of dupliceren;
5.3. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 2.500,00 is bereikt;
5.4. veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis volledige medewerking te verlenen aan het te koop zetten van de woning aan de [adres] bij een erkende NVM-makelaar en medewerking te verlenen aan bezichtigingen van potentiële kopers, onder betaling van de helft van de daaraan verbonden (makelaars)kosten;
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. van Gulick, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
2021/106