vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: C/10/419057 / KG ZA 13-162
Vonnis in kort geding van 19 maart 2013
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADITI RIKSHA HOLDING B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te Schiphol Rijk (gemeente Haarlemmermeer),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EYE CATCHERS B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIKSHA AUTOMOTIVE B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIKSHA LEASE B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te Schiphol Rijk (gemeente Haarlemmermeer),
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIKSHA MACHINERY B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIKSHA TRADING B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
7. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR ADITI RIKSHA HOLDING,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. drs. P.A. Visser,
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK SCHIEDAM-VLAARDINGEN U.A.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
advocaat mr. W.L. Stolk.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk en in enkelvoud aangeduid als “Aditi Riksha c.s.”. Gedaagde wordt hierna aangeduid als “Rabobank Schiedam-Vlaardingen”.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte aanvulling eis;
- de pleitnota van mr. Visser;
- de brief d.d. 6 maart 2013 met producties van mr. Stolk;
- de pleitnota van mr. Stolk en mr. A.F. van Ingen;
- de mondelinge behandeling d.d. 7 maart 2013.
2. De feiten
2.1. Aditi Riksha c.s., met uitzondering van eiseres sub 7, heeft vanaf 2009 met Rabobank Schiedam-Vlaardingen verscheidene rekening-courantovereenkomsten, zonder krediet, gesloten.
2.2. Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft bij brief van 24 januari 2013 de rekening-courantovereenkomsten opgezegd. De opzeggingsbrief aan de heer [X], bestuurder van Aditi Riksha c.s., luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Tijdens eerdere besprekingen hebben wij gesproken over Stichting Administratiekantoor Aditi Riksha en de andere aan u gelieerde ondernemingen. In het gesprek op onze bank van 17-01-2013 met onze medewerkers [Y] en [Z] is aan u kenbaar gemaakt dat de bancaire relatie zal worden opgeheven. U heeft tot op heden niet meegewerkt aan ons informatieverzoek. Daardoor zijn er voor Rabobank Schiedam-Vlaardingen te veel onduidelijkheden betreffende de activiteiten die uitgevoerd worden binnen de verschillende B.V.’s.
In verband hiermee wensen wij onze relatie met u niet te continueren. Gelet op het bovenstaande en voor zover noodzakelijk met een beroep op artikel 30 van de Algemene Bankvoorwaarden respectievelijk onder verwijzing naar artikel 27 van de Algemene Voorwaarden voor rekening-courant.
Wij adviseren u om binnen 3 weken na dagtekening van deze brief, doch voor 15 februari 2013 uw bankzaken elders onder te brengen. Daarbij vragen wij u en in ieder geval binnen de gestelde termijn aan te geven waar uw evt. resterende creditsaldo naar toe geboekt kan worden. Na deze termijn zal uw betaalrekening c.q. uw rekening-courant worden opgeheven en het eventueel resterende creditsaldo naar de tussenrekening van de Rabobank worden geboekt waar het tot ander bericht, doch zonder rentevergoeding, voor u ter beschikking staat.
Wij raden u aan ook derden tijdig te informeren over de opheffing van uw rekeningen.
2.3. Artikel 35 van de door Rabobank Schiedam-Vlaardingen gehanteerde ‘Algemene Bankvoorwaarden’ luidt, voor zover van belang:
“35 Opzegging van de relatie
Zowel de cliënt als de bank kan de relatie tussen hen schriftelijk geheel of gedeeltelijk opzeggen. Als de bank de relatie opzegt, deelt zij desgevraagd de reden van de opzegging aan de cliënt mee. Na opzegging van de relatie worden de tussen de cliënt en de bank bestaande individuele overeenkomsten zo spoedig mogelijk afgewikkeld met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen. (…)”
2.4. Artikel 27 van de door Rabobank Schiedam-Vlaardingen gehanteerde ‘Algemene voorwaarden voor rekening-courant van de Rabobank 2010’ luidt, voor zover van belang:
“27 Opzegging overeenkomst
a. Iedere rekeninghouder of de bank kan zonder opzeggingstermijn de overeenkomst opzeggen.
(…)”
2.5. Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft de rekeningnummers van de rekening-courantverhoudingen inmiddels opgeheven en de saldi van de rekeningen “geparkeerd”.
3.1. Aditi Riksha c.s. heeft – na eiswijziging – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. Rabobank Schiedam-Vlaardingen te veroordelen bij wijze van voorziening haar dienstverlening voort te zetten, in dier voege dat de rekening-courantovereenkomsten worden gecontinueerd voor onbepaalde duur, althans voor een termijn van zes maanden, onder verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per dag, althans onder verbeurte van een dwangsom door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, per dag dat na betekening van het te wijzen vonnis, Rabobank Schiedam-Vlaardingen nalatig blijft in de nakoming van dit vonnis,
b. Rabobank Schiedam-Vlaardingen te veroordelen de rekeningnummers van Aditi Riksha c.s. te doen herleven, in dier voege dat de betalingen in rekening-courant kunnen worden geadministreerd en de betalingen op die rekeningnummers Aditi Riksha c.s. ten goede komen, althans dat de bancaire voorzetting op een wijze geschiedt dat betalingen die binnenkomen op de rekeningnummers die Rabobank Schiedam-Vlaardingen inmiddels heeft opgeheven, door Rabobank Schiedam-Vlaardingen als zodanig worden geadministreerd en binnen een termijn van 48 uur Aditi Riksha c.s. ten goede komen, onder verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per dag, althans onder verbeurte van een dwangsom door de voorzieningenrechter te bepalen, per dag dat na betekening van het te wijzen vonnis, Rabobank Schiedam-Vlaardingen nalatig blijft in de nakoming van dit vonnis,
c. Rabobank Schiedam-Vlaardingen te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure en de nakosten.
3.2. Rabobank Schiedam-Vlaardingen voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld wordt dat eisers sub 7 geen rekening (-courantverhouding) met Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft aangehouden, terwijl haar belang bij het gevorderde gesteld, noch onderbouwd is. Rabobank Schiedam-Vlaardingen kan derhalve niet in haar vorderingen ontvangen worden. In het hiernavolgende, waaronder ook het dictum, wordt met Aditi Riksha c.s. bedoeld, eiseressen sub 1 tot en met 6.
4.2. Voldoende aannemelijk is dat Aditi Riksha c.s. thans niet vrijelijk over (in ieder geval een deel van) haar gelden kan beschikken, als gevolg waarvan zij in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd. Daarnaast is voorshands niet uitgesloten dat Aditi Riksha c.s. bij het (willen) aangaan van toekomstige bankrelaties (op een daartoe strekkend aanvraagformulier) zal moeten meedelen dat Rabobank Schiedam-Vlaardingen de bancaire relatie met haar heeft opgezegd. Het is niet onaannemelijk dat dit van negatieve invloed zal zijn op de mogelijkheid tot het verkrijgen van een nieuwe bankrelatie en de voorwaarden waaronder een bankrelatie zal worden aangegaan.
Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft aangevoerd dat Aditi Riksha c.s. reeds over een nieuwe bankrelatie/bankrekeningen bij ING Bank N.V. beschikt, zodat een (spoedeisend) belang ontbreekt. Aditi Riksha c.s. heeft ter zitting aangegeven dat de bankrekeningen bij ING Bank N.V. slechts tijdelijke rekeningen betreffen die eind maart 2013 zullen worden opgeheven, hetgeen Rabobank Schiedam-Vlaardingen niet, althans onvoldoende heeft betwist. Daarnaast is gebleken dat niet iedere eiseres over een bankrekening bij ING Bank N.V. beschikt.
Het verweer van Rabobank Schiedam-Vlaardingen dat geen sprake zou zijn van een spoedeisend belang slaagt daarom niet.
4.3. Kern van het geschil is of Rabobank Schiedam-Vlaardingen de bancaire relatie met Aditi Riksha c.s. heeft mogen opzeggen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.4. Bij opzegging van een bankrelatie als in het onderhavige geval geldt als uitgangspunt dat een bank gebruik kan maken van een contractueel gegeven opzeggingsbevoegdheid tenzij de bank daardoor in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid en, meer in het bijzonder, haar zorgplicht. Een bank dient bij een opzegging een zorgvuldige afweging te maken van de wederzijdse belangen en te toetsen of de opzegging de toets van de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek kan doorstaan, zowel ten aanzien van de opzegging als de wijze van opzegging.
Bij de bevoegdheid tot opzegging moet worden beoordeeld of de reden voor de opzegging voldoende zwaarwegend is in verhouding tot het belang van de cliënt bij voortzetting van de relatie. Het belang om te kunnen beschikken over een bankrekening moet daarbij als het in beginsel meest zwaarwegende belang worden gezien. Het is immers voor rechts- en natuurlijke personen van eminent belang dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. Het ligt op de weg van de bank om aan te tonen op welke gronden, die naar objectieve maatstaven moeten kunnen worden vastgesteld, het zwaarwegende belang van de rechts- en/of natuurlijke personen dient te wijken voor het belang van de bank.
Ten aanzien van de wijze van opzegging dient te worden beoordeeld of de reden van opzegging op deugdelijke wijze aan de cliënt is meegedeeld en of de bank een redelijke opzegtermijn in acht genomen heeft.
Indien (in rechte) wordt geoordeeld dat het besluit tot opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, kan de bank verplicht worden de bankrelatie onder de oude voorwaarden voort te zetten. Indien niet het besluit, maar de wijze van opzegging of de in acht genomen opzegtermijn in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, kan de bank worden verplicht de bankrelatie voor bepaalde tijd voort te zetten.
4.5. Op grond van de opzegbepalingen als opgenomen in de door Rabobank Schiedam-Vlaardingen gehanteerde ‘Algemene Bankvoorwaarden’ en ‘Algemene voorwaarden voor rekening-courant van de Rabobank 2010’ (zie 2.3. en 2.4.) was Rabobank Schiedam-Vlaardingen in beginsel (contractueel) bevoegd haar bankrelatie met Aditi Riksha c.s. (desgevraagd met opgaaf van redenen) op te zeggen. Dit ligt evenwel anders indien moet worden aangenomen dat Rabobank Schiedam-Vlaardingen daarmee in de gegeven omstandigheden in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid en de op haar rustende zorgplicht.
4.6. Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft aan haar opzegging (bij brief d.d. 24 januari 2013) ten grondslag gelegd dat Aditi Riksha c.s. niet heeft meegewerkt aan haar informatieverzoek waardoor voor Rabobank Schiedam-Vlaardingen te veel onduidelijkheden met betrekking tot de activiteiten van Aditi Riksha c.s. bestaan.
Ter zitting heeft Rabobank Schiedam-Vlaardingen haar opzeggingsgrond, zij het zeer beperkt, nader toegelicht.
Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft aangevoerd dat financiële instellingen op grond van wettelijke criteria en beleidsregels waaronder CDD-regelgeving (Customer Due Diligence) gehouden zijn om doorlopend een afweging te maken of het aangaan van een klantrelatie of het voortzetten daarvan geen gevaar oplevert voor haar eigen integriteit en het vertrouwen van de consument in de financiële ondernemingen als geheel en dat de financiële instelling daarom telkens een inschatting zal moeten kunnen maken van de risico’s, die zich als zodanig nog niet hoeven te hebben verwezenlijkt. Naar het oordeel van Rabobank Schiedam-Vlaardingen is zij derhalve verplicht voortdurend een klantenonderzoek uit te oefenen naar de herkomst van de gelden en de activiteiten van haar klanten.
4.7. Rabobank Schiedam-Vlaardingen voert aan dat de bedrijfsstructuur van Aditi Riksha c.s. vragen heeft opgeroepen. Het was voor Rabobank Schiedam-Vlaardingen niet duidelijk waar de zeggenschap en het financieel belang was belegd, waar de bedrijfsactiviteiten van de diverse entiteiten uit bestonden en welke verbanden die ondernemingen met elkaar hadden.
Volgens Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft zij meermaals bij de heer [X] opheldering gevraagd over de verschillende activiteiten van Aditi Riksha c.s. De heer [X] zou echter niet bereid zijn geweest deze informatie aan Rabobank Schiedam-Vlaardingen te verstrekken. Daarnaast zou de heer [X] hebben meegedeeld dat Aditi Riksha c.s. haar bankzaken elders zou gaan onderbrengen. Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft daarom besloten de bankrelatie met Aditi Riksha c.s. op te zeggen.
4.8. Aditi Riksha c.s. stelt zich op het standpunt dat Rabobank Schiedam-Vlaardingen met betrekking tot haar bedrijfsstructuur en bedrijfsactiviteiten reeds over alle relevante informatie beschikt en dat alle relevante informatie in de reguliere contacten met de betreffende accountmanager steeds wordt en is verstrekt. Het is Aditi Riksha c.s. niet duidelijk welke (aanvullende) informatie Rabobank Schiedam-Vlaardingen nog wenst nu Rabobank Schiedam-Vlaardingen dit niet nader heeft gespecificeerd. Bovendien is volgens Aditi Riksha c.s. geen sprake van intercompany transacties, zijn alle geldstromen van en naar Aditi Riksha c.s. duidelijk en gaan haar betalingen altijd via de bank, zodat Rabobank Schiedam-Vlaardingen zicht heeft op het gehele betalingsverkeer van Aditi Riksha c.s. en daarover bij Rabobank Schiedam-Vlaardingen in ieder geval geen onduidelijkheid kan bestaan.
Daarnaast betwist Aditi Riksha c.s. dat zij voornemens was naar een andere bank over te stappen.
Het volgende wordt overwogen.
4.9. Het lag op de weg van Rabobank Schiedam-Vlaardingen om duidelijk en voldoende specifiek aan Aditi Riksha c.s. aan te geven over welke (aanvullende) informatie zij wenste te beschikken. Naar het zich thans laat aanzien heeft Rabobank Schiedam-Vlaardingen zulks nagelaten. Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft in ieder geval geen stukken (zoals brieven aan Aditi Riksha c.s., gespreksverslagen of interne notities) overgelegd waaruit dit kan worden afgeleid. Ook ter zitting is onduidelijk gebleven waar het informatieverzoek van Rabobank Schiedam-Vlaardingen concreet op zag. Binnen dit kort geding kan dan ook niet worden vastgesteld dat Aditi Riksha c.s. ten opzichte van Rabobank Schiedam-Vlaardingen in haar informatieplicht is tekortgeschoten.
4.10. Daarnaast heeft Rabobank Schiedam-Vlaardingen niet aannemelijk gemaakt dat de risico’s waartegen de door haar aangehaalde wettelijke criteria en CDD-regelgeving bescherming beogen te bieden, zich in de concrete omstandigheden van dit geval in relatie tot Aditi Riksha c.s. daadwerkelijk voordoen of (mogelijk) dreigen te gaan voordoen. Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft niet aangegeven welke risico’s zij in dat verband vreest.
Mede geldt op de voorshands plausibele (want door Rabobank Schiedam-Vlaardingen niet betwiste en ook overigens niet ongeloofwaardig voorkomende) uitleg die Aditi Riksha c.s. heeft gegeven over de aard en de achtergrond van haar bedrijfsstructuur en betalingsverkeer blijkt voorshands niet dat sprake is van ongebruikelijk (contant) betalingsverkeer en derhalve van een concreet of reëel integriteitrisico aan de zijde van Rabobank Schiedam-Vlaardingen. Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft ter zitting bovendien bevestigd dat van frauduleus handelen aan de zijde van Aditi Riksha c.s. niet is gebleken.
Daar komt bij dat Aditi Riksha c.s. bij Rabobank Schiedam-Vlaardingen bankiert zonder enige kredietverlening, zodat naar het zich laat aanzien evenmin sprake kan zijn van een integriteitsrisico in verband met betrokkenheid van Rabobank Schiedam-Vlaardingen bij de bedrijfsactiviteiten van Aditi Riksha c.s.
4.11. Het enkele feit dat Aditi Riksha c.s. aan Rabobank Schiedam-Vlaardingen zou hebben aangegeven dat zij voornemens was naar een andere bank over te stappen – hetgeen door Aditi Riksha c.s. wordt betwist – rechtvaardigt op zichzelf geen opzegging, met name niet vanwege de (mogelijk) negatieve(re) effecten van een opzegging door Rabobank Schiedam-Vlaardingen (tegenover een opzegging door de klant zelf).
4.12. Gelet op het hiervoor overwogene komt de voorzieningenrechter op grond van de thans bekende feiten en omstandigheden tot de conclusie dat de reden voor de opzegging door Rabobank Schiedam-Vlaardingen niet alleen onvoldoende duidelijk maar ook onvoldoende zwaarwegend was in de verhouding tot het belang van Aditi Riksha c.s. bij de voorzetting van de bankrelatie, zodat Rabobank Schiedam-Vlaardingen onvoldoende grond had om de bankrelatie met Aditi Riksha c.s. te beëindigen. Rabobank Schiedam-Vlaardingen is derhalve in beginsel gehouden de bankrelatie met Aditi Riksha c.s. voort te zetten.
4.13. Hiervoor is al aangegeven dat slechts een deel van eiseressen sub 1 tot en met 6 bij ING Bank N.V. een rekening heeft geopend en dat deze bankrekeningen slechts tijdelijk (tot eind maart) zijn. Binnen dit kort geding wordt derhalve aangenomen dat Aditi Riksha c.s. vanaf april 2013 niet over een bankrelatie/bankrekening beschikt. Aditi Riksha c.s. heeft dan ook belang bij voorzetting van de bankrelatie met Rabobank Schiedam-Vlaardingen.
4.14. Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft aangegeven dat zij de voormalige rekeningnummers van Aditi Riksha c.s. inmiddels heeft opgeheven en dat deze rekeningnummers niet langer bruikbaar zijn. De rekening-courantovereenkomsten kunnen daardoor volgens Rabobank Schiedam-Vlaardingen niet op gelijke wijze worden gecontinueerd. Volgens Rabobank Schiedam-Vlaardingen kan de dienstverlening wel op dezelfde wijze en voorwaarden worden voortgezet, zij het dat de rekeningen in dat geval geadministreerd dienen te worden onder nieuwe bankrekeningnummers. Daarnaast geeft Rabobank Schiedam-Vlaardingen aan dat betalingen die nog geschieden op de “oude rekeningnummers” zullen worden doorgeleid naar een tussenrekening van de bank en ter beschikking zullen worden gesteld aan Aditi Riksha c.s.
Rabobank Schiedam-Vlaardingen heeft haar stelling met betrekking tot de onbruikbaarheid van de voormalige rekeningnummer niet onderbouwd. Bovendien is niet gesteld dat de rekeningnummers reeds aan een ander zijn vergeven. Evenwel zal in de formulering van het dictum rekening worden gehouden met de stelling van Rabobank Schiedam-Vlaardingen dat voortzetting van de bankrelatie op de oude voet onmogelijk is.
4.15. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van Aditi Riksha c.s. zullen worden toegewezen op hierna te melden wijze.
4.16. Rabobank Schiedam-Vlaardingen betwist de noodzaak van een dwangsomoplegging. Zij voert daartoe aan dat, indien zijn daartoe wordt veroordeeld, bereid is de dienstverlening op de door haar aangegeven wijze alsnog te hervatten. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding om aan de bereidheid van Rabobank Schiedam-Vlaardingen te twijfelen. De voorzieningenrechter acht een geringe prikkel tot nakoming van de veroordeling door Rabobank Schiedam-Vlaardingen dan ook afdoende, zodat de gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
4.17. Rabobank Schiedam-Vlaardingen zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De afwijzing van het door eiseres sub 7 gevorderde wordt daarbij ondergeschikt geacht en leidt derhalve niet tot een andere proceskostenveroordeling.
De kosten aan de zijde van Aditi Riksha c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 76,71
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.481,71
4.18. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. wijst de vorderingen van eiseres sub 7 af;
5.2. veroordeelt Rabobank Schiedam-Vlaardingen haar dienstverlening aan Aditi Riksha c.s. voort te zetten, in die zin dat de rekening-courantovereenkomsten (voor zover Rabobank Schiedam-Vlaardingen daadwerkelijk niet in staat is de oude rekeningnummers te doen herleven, met nieuwe bankrekeningnummers) worden gecontinueerd;
5.3. veroordeelt Rabobank Schiedam-Vlaardingen tot een bancaire voortzetting, in die zin dat betalingen die binnenkomen op de rekeningnummers van Aditi Riksha c.s. die Rabobank Schiedam-Vlaardingen inmiddels heeft opgeheven, door Rabobank Schiedam-Vlaardingen worden geadministreerd en binnen een termijn van 48 uur ten goede komen van Aditi Riksha c.s.;
5.4. veroordeelt Rabobank Schiedam-Vlaardingen om aan Aditi Riksha c.s. een dwangsom te betalen van
€ 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. en 5.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van
€ 25.000,00 is bereikt;
5.5. veroordeelt Rabobank Schiedam-Vlaardingen in de proceskosten, aan de zijde van Aditi Riksha c.s. tot op heden begroot op € 1.481,71;
5.6. veroordeelt Rabobank Schiedam-Vlaardingen in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Rabobank Schiedam-Vlaardingen niet vanaf 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis voldoet en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.7. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Van Gulick, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
2021/2009