vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Afdeling privaatrecht
Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/420936 / KG ZA 13-256
Vonnis in kort geding van 10 april 2013
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPLASHTOURS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. S.W. van Zijll,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REDERIJ THOR B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door dhr. E. van Emden.
Partijen zullen hierna Splashtours en Rederij Thor genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 26 maart 2013, met producties
- de mondelinge behandeling d.d. 3 april 2013
- de pleitnotities van Splashtours
- de producties en pleitnotities van Rederij Thor.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1. Rederij Thor exploiteert diverse schepen in Rotterdam.
2.2. Per 1 april 2012 is tussen Rederij Thor en [X] een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [X] het management van Rederij Thor is gaan voeren. In dat kader heeft [X] Splashtours ingeschakeld voor het leveren van scheepspersoneel op de schepen van Rederij Thor.
2.3. De bestuurder van Splashtours is [Y] , van welke vennootschap dhr. [Z] de bestuurder en enig aandeelhouder is. Dhr. [Z] is tevens bestuurder en enig aandeelhouder van [X].
2.4. Een brief van [X] aan Rederij Thor d.d. 18 januari 2013 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Zoals afgesproken doe ik u (…) het voorstel ter finale kwijting 2012 en om tot overeenstemming te komen voor wat betreft de door u, onrechtmatig ingeroepen ontbinding (…).
Mijn voorstel is als volgt;
1. Het volledig afrekenen van openstaande posten reeds eerder aan u verstuurd. Hiervoor kan ik u een betalingsregeling aanbieden van 3 maandelijkse termijn (…). Volledigheidshalve zal ik u de openstaande posten nogmaals laten toezenden. Wanneer de betalingen niet zijn beschreven op deze dagen landen we weer terug in de afspraken gemaakt in de overeenkomst en zullen wij management fee in rekening brengen tot het einde van de overeenkomst.
2. [X] zal dan akkoord gaan met de ontbinding per 1 januari (…).
3. [X] zal zich onthouden van het nemen van rechtsmaatregelen om de, reeds forse, vordering betaalbaar te krijgen (…)”.
Het bij deze brief gevoegde ‘Overzicht openstaande posten per 17 januari 2013’ luidt voor zover hier van belang:
Splashtours
Factuurnummer Factuurdatum bedrag voldaan Openstaand
F0387 7-12-2012 € 3.713,61 € 3.000,00 € 713,61
F0388 7-12-2012 € 9.151,57 € 5.000,00 € 4.151,57
F0405 3-1-2013 € 6.128,93 € - € 6.128,93
F0415 11-1-2013 € 3.739,46 € 3.739,46
Totaal € 14.733,57
[X] (…) (…) (…) (…)
(…) (…) (…) (…) (…)
Totaal € 19.994,56
(…)
Totaal € 34.728,13
2.5. Een brief van mr. S.W. van Zijll aan Rederij Thor d.d. 23 januari 2013 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Van [X] ontving ik ter behandeling haar vordering op u uit hoofde van het onbetaald laten (…) van meerdere facturen voor verrichte diensten op basis van de tussen Rederij Thor en [X] gesloten Managementovereenkomst.
Na herhaalde pogingen tot een regeling te komen heeft [X] u bij brief van 18 januari jl. een laatste voorstel ter finale kwijting voor 2012 gedaan (…)”.
2.6. Een brief van Rederij Thor aan mr. Van Zijll d.d. 24 januari 2013 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
In het voorstel van uw cliënte blijft onderbelicht dat zij wezenlijke heeft gewanpresteerd, waardoor Thor gerechtigd was het managementcontract tussentijds te ontbinden (…).
De schade voor Thor die door het tekortschieten van uw cliënte is ontstaan beloopt tot dusver minimaal (…) € 50.000 +
€ 3000 = € 53.000, waarvoor uw cliënte aansprakelijk is (…). Even in het midden latend of de door uw cliënte gefaktureerde fees kloppen, gaat zij uit van een vordering op Thor van globaal € 30.000. Dat betekent dat het tegoed van Thor na verrekening minimaal beloopt € 53.000-30.000= € 23.000.
Om haar goede wil te tonen is Thor, louter in het kader van een snel compromis, bereid € 15.000 ineens ter beschikking aan uw cliënte te stellen, dat zij kan benoemen of aanwenden op de wijze die haar goeddunkt. Hieraan is verbonden:
• een finale kwijting over en weer
(…)”.
2.7. De brief van mr. Van Zijll aan Rederij Thor d.d. 24 januari 2013 luidt voor zover hier van belang:
“(…) In reactie op uw bericht van vandaag bericht ik u als volgt:
(…) Cliënte, [X], gaat akkoord met uw voorstel (…)”.
3. Het geschil
3.1. Splashtours vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1) Rederij Thor te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Splashtours te voldoen een bedrag van
€ 11.574,91, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 890,75 en met de wettelijke handelsrente vanaf 26 februari 2013 tot de dag der algehele voldoening voor wat betreft de facturen F0415, F0424 en F0432, en vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening voor wat betreft de overige facturen,
2) Rederij Thor te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Rederij Thor voert gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Een geldvordering kan voor toewijzing in kort geding in aanmerking komen, indien met redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat toewijzing van die vordering in een bodemprocedure zal volgen. Voorts geldt dat terughoudendheid geboden is, mede met het oog op het restitutierisico, en dat dienaangaande naar behoren feiten en omstandigheden moeten worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is. Het spoedeisend belang is een noodzakelijk en apart te toetsen vereiste.
4.2. Met betrekking tot het spoedeisend belang stelt Splashtours dat het onbetaald laten van de facturen direct invloed heeft op haar vermogens- en liquiditeitspositie, zodanig dat een uitspraak in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Hiermee heeft Splashtours het spoedeisend belang genoegzaam aannemelijk gemaakt. Rederij Thor heeft het spoedeisend belang bovendien niet betwist.
4.3. Splashtours vordert betaling van een bedrag van in totaal € 11.574,91. Aan deze vordering liggen de volgende facturen ten grondslag:
- F0415 d.d. 11 januari 2013 ad € 3.739,46 (waarop volgens Splashtours in mindering is voldaan een bedrag van € 2.848,19)
- F0424 d.d. 22 januari 2013 ad € 1.152,10
- F0432 d.d. 6 februari 2013 ad € 3.120,09
- F0462 d.d. 26 februari 2013 ad € 1.547,36
- F0469 d.d. 1 maart 2013 ad € 1.152,10 -/-
- F0470 d.d. 1 maart 2013 ad € 580,80
- F0471 d.d. 1 maart 2013 ad € 1.556,36
- F0472 d.d. 1 maart 2013 ad € 2.272,75
- F0490 d.d. 7 maart 2013 ad € 1.606,28.
Met uitzondering van factuur F0470 heeft Rederij Thor bovengenoemde facturen niet betwist, zodat de voorzieningenrechter in beginsel van de verschuldigdheid van de betreffende bedragen uit zal gaan.
4.4. Rederij Thor stelt dat zij alle facturen, met uitzondering van factuur F0470, heeft betaald en dat Splashtours de betreffende betalingen ten onrechte heeft afgeboekt op andere, oudere facturen. Die oudere facturen waren meegenomen in de op 24 januari 2013 tot stand gekomen regeling (zie 2.6), hetgeen Splashtours betwist. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.4.1. Vaststaat dat mr. Van Zijll bij brief d.d. d.d. 24 januari 2013 heeft bericht dat [X] instemt met het voorstel van Rederij Thor (zie 2.6). Mr. Van Zijll heeft voorts ter zitting toegelicht dat hij met betrekking tot (de totstandkoming van) die regeling alleen voor [X] optrad.
4.4.2. Daar staat tegenover dat, zoals Rederij Thor stelt en Splashtours niet betwist, voornoemde regeling het resultaat is van een briefwisseling tussen [X]/mr. Van Zijll en Rederij Thor, die is aangevangen met de brief van [X] d.d. 18 januari 2013 (zie 2.4).
Het in die brief door [X] gedane voorstel betreft onder meer het ‘afrekenen van de openstaande posten’ en in het bijgevoegde overzicht ‘openstaande posten per 17 januari’ zijn zowel facturen van [X] als van Splashtours opgenomen met een totaal bedrag van € 34.728,13.
Mr. Van Zijll gaat in zijn daaropvolgende brief van 23 januari 2013 namens [X] uit van dat voorstel (zie 2.5) en ook de reactie van Rederij Thor d.d. 24 januari 2013 (zie 2.6) is gebaseerd op het voorstel van [X] d.d. 18 januari 2013.
4.4.3. Rederij Thor doet in die brief d.d. 24 januari 2013 een tegenvoorstel van
€ 15.000,--. Dat bedrag is blijkens voornoemde brief van 24 januari 2013 enerzijds gebaseerd op een bedrag van
€ 53.000,-- aan schade, die Rederij Thor stelt te hebben geleden als gevolg van het handelen van [X] en anderzijds op een door Rederij Thor erkende en nog door haar te betalen vordering van (globaal) € 30.000,--. Blijkens het overzicht bij de brief van 18 januari 2013 bedroeg de vordering van [X] € 19.994,56 en de totale vordering van Splashtours en [X]
€ 34.728,13. Gelet daarop is voorshands voldoende aannemelijk dat Rederij Thor met het door haar genoemde bedrag van € 30.000,-- doelde op zowel de openstaande facturen van [X] als van Splashtours en dat dat voor dhr. [Z], de bestuurder en enig aandeelhouder van [X] en tevens de middellijk bestuurder van Splashtours, voldoende duidelijk was, althans moet zijn geweest. Rederij Thor heeft in die brief met betrekking tot het bedrag van € 15.000,-- bovendien gemeld dat [X] dat bedrag ‘kan benoemen of aanwenden op de wijze die haar goeddunkt’.
4.4.4. Tegen de achtergrond van het voorgaande valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands niet uit te sluiten dat in een bodemprocedure -na nader feitenonderzoek, waarvoor in de onderhavige procedure geen plaats is- zal worden geoordeeld dat de op 24 januari 2013 tot stand gekomen regeling, mede is gesloten namens Splashtours en dat Rederij Thor redelijkerwijze mocht aannemen dat [X] bevoegd was die regeling mede namens Splashtours te treffen.
4.5. Het voorgaande in aanmerking nemende en nu Splashtours de door Rederij Thor gestelde betalingen op de onder 4.3 genoemde facturen niet heeft betwist, valt op voorhand niet met de voor kort geding vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat Rederij Thor nog een bedrag van (afgerond) € 11.000,-- in hoofdsom aan facturen aan Splashtours verschuldigd is.
4.6. Met betrekking tot factuur F0470 heeft Rederij Thor erkend dat zij deze factuur niet heeft voldaan. Rederij Thor stelt dat die factuur betrekking heeft op werkzaamheden in 2012, hetgeen Splashtours op zich niet heeft betwist. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de op 24 januari 2013 tot stand gekomen regeling betrekking heeft op 2012. Tegen die achtergrond en mede het voorgaande in aanmerking genomen, valt voorshands niet uit te sluiten dat, zoals Rederij Thor stelt, de werkzaamheden die aan factuur F0470 ten grondslag liggen en het daarmee gepaard gaande bedrag, onder voornoemde regeling vallen. Derhalve kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat Rederij Thor deze factuur nog aan Splashtours dient te betalen.
4.7. Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van Splashtours voor afwijzing gereed liggen.
4.8. Splashtours zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Rederij Thor heeft verzocht om vergoeding van haar kosten in verband met het voeren van verweer in deze procedure. Aannemelijk is dat Rederij Thor, die zich in deze procedure heeft doen vertegenwoordigen door haar directeur, enige kosten heeft moeten maken. Rederij Thor heeft de door haar gemaakte kosten echter niet gespecificeerd. De voorzieningenrechter zal die kosten daarom naar billijkheid vaststellen op € 100,--.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Splashtours in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rederij Thor begroot op € 589,-- aan verschotten en op € 100,-- aan verletkosten,
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2013, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Bosch, griffier. 2083/2009