3.1. [eisers] vordert samengevat – bij vonnis:
primair:
1. voor recht te verklaren dat de erfdienstbaarheid, die is vermeld in de eigendomsakte van 6 september 2006 ten behoeve [eisers] en ten laste van [gedaagde], mede gezien het feitelijk gebruik dat daarvan in lengte van jaren is gemaakt, inhoudt het recht om ongehinderd te komen en te gaan vanaf de openbare weg van en naar het perceel van [eisers], te voet, per (motor) fiets, per auto dan wel met een ander (passend) vervoermiddel;
2. [gedaagde] te veroordelen om zich te onthouden van het toebrengen van hinder, in welke vorm dan ook, maar in het bijzonder in het gebruik van de onderhavige uitweg, aan eisers dan wel bezoekers van eisers op welke wijze dan ook, op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
3. [gedaagde] te veroordelen om zich niet meer te begeven op het perceel dat eigendom is van [eisers], behoudens vooraf verstrekte toestemming, op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
4. [gedaagde] te veroordelen tot het zodanig snoeien en teruggesnoeid houden van de beplanting die grenst aan de weg die door [eisers] op basis van een erfdienstbaarheid mag worden gebruikt, dat deze weg geheel vrij zal zijn van overgroeiende beplanting en andere zaken die [eisers] hinderen in de uitoefening van de onderhavige erfdienstbaarheid en dat aan weerszijden van de weg een strook van 20 centimeter eveneens vrij van begroeiing zal zijn, of een eventuele strook van een breedte door de rechtbank in goede justitie te bepalen, hetgeen gerealiseerd moet zijn binnen één maand na betekening van het in dezen te wijzen vonnis en op straffe van een dwangsom van € 200,- of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, per dag dat [gedaagde] hiermee in overtreding is, een gedeelte van een dag te rekenen als een gehele dag;
subsidiair (indien [gedaagde] niet wordt veroordeeld tot het primair onder 4. vermelde):
5. voor recht te verklaren dat, op basis van artikel 5:75 van het Burgerlijk Wetboek, [eisers] zelf gerechtigd zijn om te realiseren dat deze weg geheel vrij zal zijn van overgroeiende beplanting en andere zaken die [eisers] hinderen in de uitoefening van de onderhavige erfdienstbaarheid, en dat zij tevens gerechtigd zijn om te realiseren dat aan weerszijden van de weg een strook van 20 centimeter, of een eventuele strook van een breedte door de rechtbank in goede justitie te bepalen, eveneens vrij zal zijn van begroeiing of andere zaken die [eisers] hinderen in de uitoefening van de onderhavige erfdienstbaarheid;
primair en subsidiair:
6. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.