ECLI:NL:RBROT:2013:CA2591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C-11-100599 HA ZA 12-2247
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsterrein door NS Vastgoed en Prorail tegen gedaagde na langdurig gebruik zonder overeenkomst

In deze zaak vorderden NS Vastgoed B.V. en Prorail B.V. de ontruiming van een terrein dat al 18 jaar in gebruik was door de gedaagde, zonder dat er een geldige overeenkomst was. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de gedaagde, die sinds 1 april 1994 het terrein in gebruik had, niet kon aantonen dat er een huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst was gesloten met de rechtsvoorgangster van NS Vastgoed. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde zonder recht of titel gebruik maakte van het terrein, wat een onrechtmatige inbreuk op de eigendomsrechten van NS Vastgoed en Prorail vormde. De gedaagde voerde aan dat er een mondelinge overeenkomst was en dat hij in het verleden huur had betaald, maar de rechtbank oordeelde dat deze stellingen onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank wees de vordering tot ontruiming toe, met de mogelijkheid voor NS Vastgoed om de ontruiming zelf te bewerkstelligen indien de gedaagde nalatig zou blijven. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de gedaagde, die in het ongelijk was gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten en de noodzaak om eigendomsrechten te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel
zaaknummer: C/11/100599/ HA ZA 12-2247
vonnis van 5 juni 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS VASTGOED B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRORAIL B.V.,
beiden gevestigd te Utrecht,
eisers in conventie,
verweersters in het incident en in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. J.M. Heikens,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in het incident en in (voorwaardleijke) reconventie]
wonende te Papendrecht,
gedaagde in conventie,
eiser in het incident en in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. J.A. Breeman.
Partijen worden hieronder aangeduid als NS Vastgoed c.s. (afzonderlijk NS Vastgoed
en Prorail) en [gedaagde in conventie].
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
tussenvonnis van 30 januari 2013,
proces-verbaal van comparitie van 25 april 2013 en de daarin genoemde conclusie van antwoord in reconventie,
de door beide partijen overgelegde producties.
2. De vaststaande feiten
In conventie en reconventie
2.1 NS Vastgoed en Railinfratrust B.V. (verder te noemen Railinfratrust) hebben percelen aan de [adres 1] ter hoogte van huisnummer [nummer] te Sliedrecht in eigendom. Railinfratrust heeft Prorail gemachtigd om alle beschikkingdaden uit te voren als ware zij juridisch eigenaar.
2.2 [gedaagde in conventie] heeft sinds 1 april 1994 een terrein met twee opstallen in gebruik, dat is gelegen aan de [adres 1] te Sliedrecht (verder te noemen: het terrein). Het terrein is gelegen op percelen die (thans) aan NS Vastgoed en Railinfratrust in eigendom toebehoren.
Tot in 2011 exploiteerde [gedaagde in conventie] op het terrein een garagebedrijf en een bloemenzaak. [gedaagde in conventie] heeft op het terrein caravans en opstallen geplaatst en hij heeft een hek om het perceel geplaatst.
2.3 Door de Stichting Bodemsanering Nederlandse [betrokkene 4]wegen (verder te noemen SBNS) is op het terrein geregeld bodemonderzoek gedaan. [gedaagde in conventie] heeft steeds toestemming gegeven om onderzoek te verrichten. Uit deze onderzoeken blijkt dat het terrein vervuild is.
2.4 Op 14 februari 2000 heeft [gedaagde in conventie] aangifte gedaan bij de politie Zuid Holland Zuid van een inbraak in zijn woning. Hij geeft op dat er o.a. waardepapieren uit zijn woning zijn gestolen.
2.5 In antwoord op een verzoek om stukken die de rechtmatigheid van het gebruik van het terrein kunnen onderbouwen heeft [gedaagde in conventie] bij brief van 26 augustus 2011 aan NS Vastgoed (productie 6 bij dagvaarding) meegedeeld, voor zover thans van belang,
(…) Bij deze een korte uitleg van mijn zijde. Gemeente Sliedrecht de heer [betrokkene 1] en de heer [betrokkene 2] hebben mijn vestigingsvergunning geregeld
- Vanaf 01-04-1994 heb ik [adres 1] te Sliedrecht overgenomen, gekocht
- Bemiddeling en eigenaar de heer [betrokkene 2]
- Bemiddeling en medeweten van de heer [betrokkene 4] N.S. Spoorwegen
- Bemiddeling van verkoop Gemeente Sliedrecht de heer [betrokkene 1] Wethouder Gemeente Sliedrecht
- De NS Spoorwegen heeft in alle lopende jaren bij mij grondmonsters laten afnemen door het bedrijf SGS grondmonsters zie copie’s
Deze uitslagen zijn ook bekend bij de gemeente Sliedrecht en NS [betrokkene 4]wegen
- Om de reden van deze jarenlange uitslagen en genomen monsters, hoefde ik geen pacht te betalen (…)
2.6 De heer [betrokkene 3] (verder te noemen [betrokkene 3]) heeft namens [gedaagde in conventie] bij brief van
24 oktober 2011 (productie 8 bij dagvaarding), zoor zover thans van belang, als volgt gereageerd op de sommatie van NS Vastgoed om het terrein te ontruimen wegens onrechtmatig gebruik:
(…)1. Een mondelinge overeenkomst is bindend bij de wet.
Daar er in de vorige brief al duidelijk er in de vorige brief al duidelijk de namen van de desbetreffende personen zijn vermeld bent u er nog steeds niet in geslaagd uw huiswerk op een behoorlijke manier te doen af ronden.
2. Er is een vergunning afgegeven door de Gemeente Sliedrecht betreffende de vestiging op dat stukje grond, dus illegaal gebruik is al niet meer aan de orde.
3. Kamer van koophandel heeft de inschrijving bekrachtigd.
4. Daar deze vestiging inmiddels al 18 jaar oud is heeft u geen recht van spreken, en zeker niet een sommatie tot ontruimingbetreffende dit gebruik.
5. De opstellen zijn aan gekocht door de heer [gedaagde in conventie]. Welke ondernemer gaat opstallen kopen indien dit “illegaal” uw woord citerend zou zijn.(…)
3. De vordering
De vordering in conventie
3.1 NS Vastgoed c.s. vorderen dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[gedaagde in conventie] wordt veroordeeld om, kortweg, het terrein te ontruimen met nevenvorderingen, met een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de kosten van tenuitvoerlegging en met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten.
3.2 Aan hun hoofdvordering tot ontruiming van het terrein leggen NS Vastgoed c.s. het volgende ten grondslag. [gedaagde in conventie] heeft het terrein en de twee opstallen die zich daar op bevonden in 1994 zonder recht of titel in gebruik, hetgeen een onrechtmatige inbreuk op de eigendomsrechten van NS Vastgoed c.s. is.
Het verweer in conventie
3.3 De conclusie van [gedaagde in conventie] strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van NS Vastgoed c.s. in de kosten van het geding. Hij betwist dat hij het terrein zonder recht of titel gebruikt en voert als verweer het volgende aan.
a. [gedaagde in conventie] heeft met de rechtsvoorgangster van NS Vastgoed een huurovereenkomst gesloten zodat de kantonrechter deze zaak dient te behandelen;
b. NS Vastgoed c.s. hebben hun recht om ontruiming te vorderen verwerkt;
De vordering in het incident (antwoord na 2.5)
3.4 [gedaagde in conventie] vordert in het incident dat NS Vastgoed c.s. worden veroordeeld tot afgifte van de schriftelijke overeenkomst (akte) waaruit blijkt van de afspraken die partijen met betrekking tot het terrein hebben afgesproken.
3.5 Aan zijn vordering legt [gedaagde in conventie] het volgende ten grondslag.
Op grind van het bepaalde in art 843a RV dienen NS Vastgoed c.s. de gevorderde bescheiden aan [gedaagde in conventie] ter beschikking te stellen. Er is een schriftelijke overeenkomst, dus (de rechtsvoorgangster van ) NS Vastgoed c.s. moeten ook een exemplaar hebben. Bij een woninginbraak is het exemplaar van [gedaagde in conventie] gestolen.
3.6 De conclusie van NS Vastgoed c.s. strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding. NS Vastgoed c.s. betwisten dat er een overkomst van welke strekking ook is gesloten en dat zij over een schriftelijke overeenkomst beschikken.
De vordering in (voorwaardelijke:) reconventie
3.7 [gedaagde in conventie] vordert, voor het geval enige (duur)overeenkomst in conventie komt vast te staan (zie conclusie van eis in reconventie na 2.6), dat NS Vastgoed c.s. worden veroordeeld tot betaling van € 25.638,58 met nevenvorderingen en met veroordeling van NS Vastgoed c.s. in de proceskosten.
Het verweer in (voorwaardelijke) reconventie
3.8 De conclusie van NS Vastgoed c.s. strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding.
Zij betwisten dat er enige overeenkomst met [gedaagde in conventie] is afgesloten en zij voeren, subsidiair, als verweer aan dat een eventuele overeenkomst is opgezegd tegen 1 mei 2013.
4. De beoordeling van het geschil
Huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst
4.1 In conventie dragen NS Vastgoed c.s. de bewijslast van de stelling dat [gedaagde in conventie] zonder recht of titel gebruik maakt van het terrein. [gedaagde in conventie] betwist deze stelling door aan te voeren dat hij met de rechtsvoorgangster van NS Vastgoed een huurovereenkomst, subsidiair een gebruikersovereenkomst, heeft gesloten. [gedaagde in conventie] draagt geen bewijslast van de gesloten overeenkomst, maar hij dient wel voldoende onderbouwd te stellen dat in het verleden een dergelijke overeenkomst is gesloten.
4.2 Ter onderbouwing van de huurovereenkomst voert [gedaagde in conventie] het volgende aan.
De ondernemer die het terrein voor [gedaagde in conventie] exploiteerde in 1994 failliet gegaan. [gedaagde in conventie] heeft bij de executieverkoop gereedschap gekocht en hij werd bij die gelegenheid aangesproken door de heer [betrokkene 4] (verder te noemen [betrokkene 4]) die werkzaam was bij de Nederlandse Spoorwegen N.V., rechtsvoorgangster van NS Vastgoed. [betrokkene 4] had een visitekaartje bij zijn van die N.V. (dit staat niet in het proces-verbaal, maar [gedaagde in conventie] heeft dit gezegd ter zitting). [gedaagde in conventie] en [betrokkene 4], die optrad als vertegenwoordiger van Nederlandse Spoorwegen N.V., zijn overeengekomen dat [gedaagde in conventie] het terrein zou pachten (lees: gebruiken) en de opstallen zou kopen. Voor de opstallen is contant fl.35.000,-- aan [betrokkene 4] betaald. Voor het gebruik heeft [gedaagde in conventie] éénmaal contant het maanbedrag van fl. 350,-- betaald, maar [betrokkene 4] heeft [gedaagde in conventie] gezegd dat hij vanwege vervuilde grond niet meer hoefde te betalen.
De huurovereenkomst en de kwitanties voor de beide contante betalingen zijn bij een inbraak in februari 2000 uit de woning van [gedaagde in conventie] gestolen. Uit de aangifte blijkt dat opgegeven is dat er waardepapieren zijn gestolen. [gedaagde in conventie] biedt getuigenbewijs aan van zijn stelling dat er een schriftelijke overeenkomst was door het horen van de heren Rietveld en [betrokkene 3].
Ten aanzien van de gebruiksovereenkomst, waarop [gedaagde in conventie] zich subsidiair beroept voert hij het volgende aan. Uit het feit dat NS Vastgoed en Nederlandse Spoorwegen N.V. nooit bezwaar hebben gemaakt tegen de aanwezigheid van [gedaagde in conventie] moet rechtens worden afgeleid dat stilzwijgend een gebruiksovereenkomst of een duurovereenkomst tot het 65e levensjaar van [gedaagde in conventie] tot stand is gekomen.
4.3 Vast staat dat de Nederlandse Spoorwegen N.V. rechtsvoorgangster is van NS Vastgoed, maar voor het overige betwist NS Vastgoed hetgeen hiervoor onder 4.2 is aangevoerd.
4.4 [gedaagde in conventie] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij met de rechtsvoorgangster van NS Vastgoed een overeenkomst, hoe ook genaamd, heeft gesloten. De onderbouwing van zijn betoog is zo gebrekkig dat vast staat dat [gedaagde in conventie] zonder recht of titel gebruik maakt van het terrein. Aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Voor verwijzing naar de kantonrechter is geen grond. Aan dit oordeel liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
4.4.1 Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art 6:217 BW). [gedaagde in conventie] voert aan dat hij met [betrokkene 4] tot overeenstemming is gekomen over het gebruik van het terrein en de aankoop van de opstallen. Indien deze (door NS Vastgoed c.s. betwiste) afspraken vast zouden staan geldt het volgende. Nederlandse Spoorwegen N.V. is aan deze afspraak gebonden indien zij [betrokkene 4] een volmacht heeft gegeven in haar naam deze rechtshandelingen te verrichten (art 3: 60 lid 1 BW). [gedaagde in conventie] stelt niet dat hiervan sprake is. Indien [gedaagde in conventie] op grond van verklaringen en gedragingen van Nederlandse Spoorwegen N.V. onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, is Nederlandse Spoorwegen N.V. toch gebonden aan een door [betrokkene 4] met [gedaagde in conventie] gesloten overeenkomst (art 3:61 lid 2 BW).
4.4.2 [gedaagde in conventie] stelt slechts dat [betrokkene 4] zelf heeft gezegd dat hij namens Nederlandse Spoorwegen N.V. optrad, hetgeen destijds werd onderbouwd met een visitekaartje. Dat namens Nederlandse Spoorwegen N.V. zelf iets is verklaard of gedaan waaruit [gedaagde in conventie] mocht aannemen dat er een toereikende volmacht was, blijkt nergens uit. De verzoeken van SBNS om op het terrein onderzoek te mogen doen, zijn niet aan te merken als verzoeken van Nederlandse Spoorwegen N.V. of haar rechtsopvolgster, aangezien ter zitting onweersproken is gesteld dat SBNS een organisatie is die onafhankelijk optreedt. Uitingen van de gemeente Sliedrecht, of de Kamer van Koophandel zijn evenmin toe te rekenen aan de Nederlandse Spoorwegen N.V. of haar rechtsopvolgster.
De omstandigheden die [gedaagde in conventie] aanvoert zijn van dien aard, dat hij niet zonder meer op de bevoegdheid van [betrokkene 4] had mogen vertrouwen. [betrokkene 4] verkoopt onroerende zaken zonder de notaris in te schakelen en [gedaagde in conventie] betaalt [betrokkene 4] contant. Iedere burger behoort de wet te kennen en zeker als ondernemer dient hij te weten dat levering van onroerende zaken via de notaris geregeld dienen te worden.
4.4.3 Reeds op grond van hetgeen onder 4.4.2 is overwogen moet worden geoordeeld dat er geen sprake is van een overeenkomst tussen [gedaagde in conventie] en Nederlandse Spoorwegen N.V.
Van een huurovereenkomst is in geen geval sprake, omdat [gedaagde in conventie] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij zich tegenover Nederlandse Spoorwegen N.V. heeft verbonden tot een tegenprestatie (art 7:201 lid 1 BW). Hij voert aan feitelijk één maal een maandbedrag fl. 350,-- te hebben betaald aan [betrokkene 4], die vervolgens gezegd zou hebben dat door de ernstige vervuiling geen huur meer hoefde te worden betaald. Hiervoor is al uiteengezet dat [betrokkene 4] niet als vertegenwoordiger van Nederlandse Spoorwegen N.V. kan worden aangemerkt en dat Nederlandse Spoorwegen N.V. niet de schijn heeft gewekt dat [betrokkene 4] namens haar optrad.
[gedaagde in conventie] voert nog aan dat de tegenprestatie hierin heeft bestaan dat hij onderhoud heeft gepleegd en SBNS op het terrein heeft toegelaten. [gedaagde in conventie] stelt niet dat deze tegenprestatie is overeengekomen. Bovendien zijn deze handelingen niet als tegenprestatie in de zin van art 7:201 BW aan te merken. SBNS heeft niet namens Nederlandse Spoorwegen N.V. of haar rechtsopvolgsters gehandeld en het plegen van onderhoud aan opstallen die [gedaagde in conventie] meent gekocht te hebben zijn evenmin als overeengekomen tegenprestatie voor het gebruik van het terrein aan te merken.
4.4.4 [gedaagde in conventie] voert aan dat er een schriftelijke overeenkomst met Nederlandse Spoorwegen N.V. bestaat en biedt daarvan bewijs aan. Omdat [betrokkene 4] niet als vertegenwoordiger van Nederlandse Spoorwegen N.V. kan worden aangemerkt en evenmin aanleiding is te oordelen dat [gedaagde in conventie] op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [betrokkene 4] mocht afgaan, bindt een eventueel tussen [gedaagde in conventie] en [betrokkene 4] gesloten schriftelijke overeenkomst Nederlandse Spoorwegen N.V. en haar rechtsopvolgsters niet. Bovendien heeft [gedaagde in conventie] onvoldoende onderbouwd dat er een schriftelijke overeenkomst bestaat. Zijn eigen gemachtigde voert in zijn brief van 24 oktober 2011 aan dat de overeenkomst mondeling gesloten is. Dat het stuk heeft bestaan, maar gestolen is, is in strijd met deze bewering. Het had het voor de hand gelegen dat [gedaagde in conventie] en zijn gemachtigde direct van dit onfortuinlijke feit mededeling hadden gedaan in hun brieven.
De vordering in het incident tot afgifte van de schriftelijke overeenkomst zal worden afgewezen. [gedaagde in conventie] wordt veroordeeld in de kosten van het incident. De kosten aan de zijde van NS Vastgoed c.s. worden tot heden begroot op nihil, aangezien voor deze vordering, naast de stellingname van NS Vastgoed c.s. in conventie en in reconventie, geen kosten zijn gemaakt.
4.4.5 [gedaagde in conventie] meent dat stilzwijgend een gebruiksovereenkomst is ontstaan. Een overeenkomst kan alleen ontstaan door aanbod en aanvaarding. Aanvaarding kan stilzwijgend geschieden, maar dan dient er wel sprake te zijn van handelingen of gedragingen van de wederpartij, waar degene die een aanbod heeft gedaan op mag vertrouwen. Het enkele feit dat [gedaagde in conventie] lang op het terrein zit is onvoldoende om dat aan te merken als instemming met het gebruik door Nederlandse Spoorwegen N.V. of haar rechtsopvolgsters. [gedaagde in conventie] heeft al helemaal niet onderbouwd, op grond waarvan hij mocht menen dat het gebruik was toegestaan tot zijn 65e levensjaar.
4.4.6 Gelet op vorenstaande heeft [gedaagde in conventie] onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat hij in 1995 een overeenkomst met (de rechtsvoorgangster van) NS Vastgoed c.s. heeft gesloten. Dit leidt er toe dat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld.
Voor zover [gedaagde in conventie] heeft bedoeld ter zitting de grondslag van zijn vordering te vermeerderen met ongerechtvaardigde verrijking, moet deze vordering worden afgewezen. De opstallen zijn eigendom van NS Vastgoed en de terreinafscheiding moet worden verwijderd. Van verrijking aan de zijde van NS Vastgoed is geen sprake. Kosten aan het dak van de opstallen in 1995 en 2001 en aansluiting op het elektriciteitsnetwerk zijn evenmin als verrijking aan de zijde van NS Vastgoed aan te merken. Het dakonderhoud zal inmiddels opnieuw moeten plaatsvinden en [gedaagde in conventie] heeft tegenover de betwisting door NS Vastgoed c.s. onvoldoende onderbouwd dat er pas in 1994 aansluiting op elektriciteitsnetwerk werd gemaakt.
[gedaagde in conventie] zal in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld nu hij deze kosten nodeloos heeft veroorzaakt c.q. in het ongelijk is gesteld.
De proceskosten in reconventie aan de zijde van Vastgoed c.s. wordt tot heden begroot op € 579,-- (de helft van twee advocaatpunten tarief III à € 579,--).
Rechtsverwerking
4.5 Nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde in conventie] recht heeft om het terrein te gebruiken, moet in beginsel de vordering van NS Vastgoed c.s. tot ontruiming van [gedaagde in conventie] worden toegewezen, tenzij zij het recht om ontruiming te vorderen hebben verwerkt.
4.6 [gedaagde in conventie] stelt in dit verband het volgende.
Pas in 2011 nemen NS Vastgoed c.s. de stelling in dat [gedaagde in conventie] zonder recht of titel op het terrein verblijft, terwijl zij wel wisten dat [gedaagde in conventie] daar zijn bedrijf uitoefende want SBNS vroeg steeds toestemming om bodemonderzoek te mogen doen. NS Vastgoed c.s. of hun rechtsvoorgangsters hadden in 1995, toen [gedaagde in conventie] een hek neerzette moeten sommeren te vertrekken.
4.7 Indien een toepassing van rechtsregel in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan deze buiten toepassing blijven (art 6:2 BW). Rechtsverwerking is een uitwerking van dit beginsel. Het is vaste jurisprudentie dat enkel tijdsverloop of enkel stilzitten onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van rechtsverwerking. Er moet gerechtvaardigd vertrouwen zijn dat van het bestaande recht geen gebruik meer zal worden gemaakt. [gedaagde in conventie] wijst in dit verband op het geven van toestemming van bodemonderzoek en het door hemzelf onbelemmerd plaatsen van een hek om het terrein. Geen van beide handelingen zijn toe te rekenen aan NS Vastgoed c.s. of hun rechtsvoorgangsters. [gedaagde in conventie] stelt dus onvoldoende om te kunnen oordelen dat NS Vastgoed c.s. hun rechten hebben verwerkt. Dit betekent dat de vordering tot ontruiming zal worden toegewezen.
4.8 Het terrein dient ontruimd te worden, zodanig dat het terrein met daarop slechts de garage en de winkel aan NS Vastgoed c.s. wordt teruggegeven.
4.9 NS Vastgoed c.s. zullen worden gemachtigd de ontruiming zelf te bewerkstelligen als [gedaagde in conventie] nalatig blijft. Voor een dwangsom is dan geen plaats. Dit onderdeel van de vordering in conventie worden afgewezen. De kosten van ontruiming die NS Vastgoed c.s. moeten maken bij nalatigheid van [gedaagde in conventie], zijn aan te merken als nakosten als bedoel in art 237 lid 4 Rv. Deze kosten zijn in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover de kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Kosten van ontruiming zijn nog niet te begroten, zodat daarvoor de procedure in art 237 lid 4 gevolgd moet worden.
4.10 [gedaagde in conventie] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie verwezen. De kosten aan de zijde van NS Vastgoed c.s. worden tot heden begroot op
- exploot van dagvaarding € 76,92
- griffierecht € 575,--
- advocaatsalaris € 904,-- + (2 punten tarief II à € 452,--)
€ 1.555,92
5. De beslissing
De rechtbank:
in het incident
wijst af het gevorderde;
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van NS Vastgoed c.s. bepaald op nihil;
in conventie
veroordeelt [gedaagde in conventie] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het terrein en de twee zich daarop bevindende opstallen gelegen aan de [adres 1] te Sliedrecht kadastraal bekend gemeente Sliedrecht, sectie K, nummers 3395, 3396, 3510 met al hetgeen en al degenen die zich vanwege zijnentwege daarop bevinden te ontruimen en ontruimd te houden en ter vrije beschikking van NS Vastgoed c.s. te stellen (zie 4.8);
machtigt NS Vastgoed om bij gebreke van ontruiming door [gedaagde in conventie] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van NS Vastgoed c.s. bepaald op € 1.555,92 met de wettelijke rente (art 6:119 BW) daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst af het gevorderde;
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van NS Vastgoed c.s. bepaald op € 579,-- met de wettelijke rente (art 6:119 BW) daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 juni 2013.
350