ECLI:NL:RBROT:2013:CA3092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/10/393539 / HA ZA 12-33
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. Muilwijk-Schaaij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgende en extinctieve verjaring van grond in geschil tussen Gemeente Hellevoetsluis en gedaagde

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2013, staat de vraag centraal of er sprake is van verkrijgende verjaring of extinctieve verjaring van grond. De Gemeente Hellevoetsluis heeft in conventie gevorderd dat de rechtbank verklaart dat zij eigenaar is van verschillende perceelsdelen, terwijl de gedaagde in reconventie vorderingen heeft ingesteld om te verklaren dat hij eigenaar is van een deel van de grond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde een gedeelte van het perceel in gebruik heeft, maar dat de Gemeente Hellevoetsluis de eigenaar is van het oostelijk perceelsdeel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde niet op grond van verjaring eigenaar is geworden van het westelijk perceelsdeel, omdat hij dit perceel zonder recht of titel onder zich houdt. De rechtbank heeft de vordering van de Gemeente Hellevoetsluis voor het westelijk perceelsdeel toegewezen, maar de vordering voor het noordelijk perceelsdeel afgewezen, omdat de gedaagde door verjaring eigenaar is geworden van dat perceel. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om binnen dertig dagen na betekening van het vonnis de percelen te ontruimen en ontruimd te houden, op straffe van een dwangsom. Tevens is de Gemeente Hellevoetsluis veroordeeld om mee te werken aan de inmeting van de grenzen van de grond in kwestie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/393539 / HA ZA 12-33
Vonnis van 22 mei 2013
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HELLEVOETSLUIS,
zetelend te Hellevoetsluis,
eiseres in conventie,
gedaagde in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.R. Vermeulen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Hellevoetsluis,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.J.A. Verhagen.
Partijen zullen hierna Gemeente Hellevoetsluis en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 mei 2012, alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke eis in reconventie en verzoek tot gelasten van descente van Gemeente Hellevoetsluis;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 december 2012.
1.2. De rechter ten overstaan van wie de comparitie van partijen heeft plaats gehad, is om organisatorische redenen niet in staat dit vonnis (mede) te wijzen.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voorzover van belang – het volgende vast:
2.1. De Gemeente Hellevoetsluis heeft de eigendom verkregen van de percelen, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie E nummers 387, 3431 (gedeeltelijk) en sectie G, nummer 4012.
2.2. Op 26 april 1955 is de hee[A] eigenaar geworden van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie E nummer 389, plaatselijk bekend gemeente Hellevoetsluis, Wilgenpad 2, groot 5 aren en 62 centiaren (hierna: het registergoed). Het registergoed grenst aan de westzijde aan het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie E nummer 387. Aan de noordzijde grenst het registergoed aan het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie E, nummer 3431 (gedeeltelijk) en aan de oostzijde grenst het registergoed aan het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie G, nummer 4012.
2.3. Op 1 oktober 1986 heeft mevrou[B], de ex-partner van [gedaagde], van de heer [A] de eigendom verkregen van het registergoed. Op 26 maart 1993 heeft zij het registergoed in eigendom overgedragen aan [gedaagde].
2.4. [gedaagde] heeft in gebruik:
a) een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie E nummer 387 (hierna: het westelijk perceelsdeel);
b) een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis sectie E nummer 3431 (gedeeltelijk) (hierna: het noordelijk perceelsdeel); alsmede
c) een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie G nummer 4012 (hierna: het oostelijk perceelsdeel).
2.5. Het westelijk perceelsdeel heeft een oppervlakte van ongeveer 300 m2 en het noordelijk en oostelijk perceelsdeel hebben een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 125 m2.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Gemeente Hellevoetsluis vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
‘1. te verklaren voor recht dat gemeente Hellevoetsluis eigenaresse is van de perceelsdelen zoals deze in de inleidende dagvaarding en haar bijlagen zijn omschreven als het Oostelijke, Westelijke en Noordelijke perceelsdeel als blijkende uit de als productie 2 overgelegde luchtfoto;
2. [gedaagde] te veroordelen om binnen 7 dagen na het ten deze te wijzen vonnis, althans een zodanige door u in goede justitie te bepalen termijn, de onder 1 genoemde perceelsdelen te ontruimen met al het zijne en de zijnen, en vervolgens ontruimd te houden en aan de gemeente ter beschikking te stellen, op straffe van een te verbeuren dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] geen gevolg geeft aan de veroordeling tot ontruiming, bij gebreke waarvan de gemeente gerechtigd is de ontruiming met behulp van een deurwaarder en/of politie en justitie en op kosten van [gedaagde] te bewerkstelligen, met gelasting van [gedaagde] deze kosten aan de gemeente te voldoen, althans een veroordeling terzake als Uw Rechtbank in goede justitie meent te behoren;
3. [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de kosten van deze procedure inclusief de nakosten.’
3.2. Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de Gemeente Hellevoetsluis bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4. [gedaagde] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in het geval dat de vordering van de Gemeente Hellevoetsluis geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen:
‘1. te verklaren voor recht dat eiser in reconventie eigenaar is van de met streeparcering bij benadering op productie 5 aangeduide stroken grond (westelijk en noordelijk deel) waarvan het westelijk deel onderdeel uitmaakt van het perceel kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis sectie E, nummer 387 en het noordelijke deel onderdeel uitmaakt van het perceel kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie E, nummer 3431, en dat waar een hekwerk en daar waar een haag aanwezig is, het hekwerk respectievelijk de buitenkant (vanaf het perceel van eiser in reconventie bezien) van de haag als eigendomsgrens heeft te gelden;
2. gedaagde in reconventie te veroordelen om binnen twee maanden na betekening van het in deze te wijzen vonnis medewerking te verlenen aan inmeting van de grenzen van de onder 1 genoemde stroken grond door de Dienst van het Kadaster. Daarbij zal als eigendomsgrens worden aangehouden het aanwezige hekwerk respectievelijk de buitenkant van de haag;
3. gedaagde in reconventie te veroordelen om binnen twee maanden na de inmeting als bedoeld onder 2 mee te werken aan de inschrijving van de ingemeten eigendomssituatie met betrekking tot de onder 1 genoemde stroken grond in de openbare registers middels het opmaken van een notariële akte;
4. gedaagde in reconventie te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser in reconventie te voldoen een bedrag ad € 2.373,74, althans subsidiair een vergoeding vast te stellen conform Rapport Voorwerk II een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen dag;’
met veroordeling van de Gemeente Hellevoetsluis in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.5. Het verweer strekt tot afwijzing van de reconventionele vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Gemeente Hellevoetsluis heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] zonder recht of titel het westelijk, noordelijk en oostelijk perceelsdeel (hierna tezamen te noemen: de perceelsdelen) onder zich houdt, terwijl Gemeente Hellevoetsluis eigenaresse is van de perceelsdelen.
Niet-ontvankelijkheidverweer
4.2. [gedaagde] heeft als formeel verweer gevoerd dat Gemeente Hellevoetsluis niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien zij een procedure aanhangig heeft gemaakt terwijl daar geen besluit van Burgemeester & Wethouders aan ten grondslag ligt.
4.3. Gemeente Hellevoetsluis heeft zich tegen het standpunt van [gedaagde] verweerd door te stellen dat Burgemeester & Wethouders wel degelijk het daartoe vereiste besluit hebben genomen, te weten op 8 december 2009 alsmede op 31 januari 2012.
4.4. Nu [gedaagde] de door Gemeente Hellevoetsluis naar voren gebrachte besluiten niet heeft betwist, heeft [gedaagde] zijn stellingen op dit punt onvoldoende gehandhaafd en gaat de rechtbank om die reden aan dit verweer voorbij. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om de door Gemeente Hellevoetsluis gestelde besluiten te weerspreken en het eerder ingenomen standpunt nader en gemotiveerd te onderbouwen.
Kern van het geschil
4.5. Partijen twisten over de vraag wie eigenaar is van de perceelsdelen.
Gemeente Hellevoetsluis heeft gesteld dat zij eigenaar is (gebleven) van de perceelsdelen. [gedaagde] heeft gesteld dat hij door levering dan wel door verjaring ex artikel 3:99 en/of 3:105 juncto 3:306 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) eigenaar van de perceelsdelen is geworden. Gemeente Hellevoetsluis heeft dit standpunt betwist.
Oostelijk perceelsdeel
4.6. Nu [gedaagde] heeft erkend (zie conclusie van antwoord, randnummer 10 en 14 alsmede het als productie 7 bij dagvaarding overgelegde schrijven van 3 juli 2009) dat Gemeente Hellevoetsluis eigenaar is gebleven van het oostelijk perceelsdeel, ligt de vordering voor zover deze op het oostelijk perceelsdeel ziet, voor toewijzing gereed.
Westelijk en noordelijk perceelsdeel
4.7. De rechtbank zal in het navolgende eerst de vraag beantwoorden wie eigenaar is van het westelijk perceelsdeel. Daarna zal de eigendomssituatie van het noordelijk perceelsdeel aan bod komen.
Westelijk perceelsdeel
Verjaring
4.8. De rechtbank overweegt dat voor verjaring onder meer bezit is vereist.
Volgens artikel 3:107 BW is bezit ‘het houden van een goed voor zichzelf’, waaronder moet worden verstaan het -direct of indirect- uitoefenen van de feitelijke macht over dat goed met de pretentie eigenaar te zijn.
Voorts is artikel 3:111 BW van belang, waarin is neergelegd dat indien men heeft aangevangen krachtens een rechtsverhouding voor een ander te houden, onder dezelfde titel wordt voortgegaan, zolang niet blijkt dat hierin verandering is gebracht, hetzij ten gevolge van een handeling van hem voor wie men houdt, hetzij ten gevolge van een tegenspraak van diens recht.
Voormeld artikel brengt met zich, dat de houder uit zichzelf geen verandering kan brengen in zijn houderschap en/of de grondslag daarvan. Hij kan zichzelf niet tot bezitter maken, noch kan hij houderschap op grond van een andere titel verkrijgen, noch kan hij houder voor een ander worden.
4.9. Volgens Gemeente Hellevoetsluis kan er geen sprake zijn van eigendomspretentie, nu [gedaagde] zelf bij schrijven van 1 maart 2010 (productie 9 bij dagvaarding) heeft vermeld dat de rechtsvoorganger van de heer [A] het westelijk perceelsdeel heeft mogen gebruiken van de eigenaar om op dat stuk kippen te houden. Ter comparitie heeft Gemeente Hellevoetsluis verklaard dat het westelijk perceelsdeel door een knecht van de boerderij mocht worden gebruikt van de rechtsvoorganger van Gemeente Hellevoetsluis.
4.10. [gedaagde] heeft ter comparitie verklaard dat hij destijds van de heer [A] heeft begrepen dat het registergoed, voordat de heer [A] dit in eigendom verkreeg, werd bewoond door zijn oom. Deze oom gebruikte met toestemming het westelijk perceelsdeel voor het houden van zijn kippen. De heer [A] heeft het westelijk perceelsdeel als moestuin gebruikt en [gedaagde] heeft het westelijk perceelsdeel als siertuin ingericht en achter het hek een haag geplaatst.
4.11. Het vorenstaande leidt bij de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagde] niet op grond van verjaring eigenaar is geworden van het westelijk perceelsdeel: artikel 3:111 BW staat aan een succesvol beroep op verjaring in de weg. [gedaagde] stelt immers dat het westelijk perceelsdeel destijds door de rechtsvoorganger van de heer [A] ‘met toestemming’ voor het houden van zijn kippen is gebruikt. Deze rechtsvoorganger is derhalve destijds het westelijk perceelsdeel voor een ander – de eigenaar – gaan houden; er is geen sprake geweest van bezit. Dit houderschap is vervolgens door de heer [A], mevrouw [B] en [gedaagde] voortgezet. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, kan er bij deze rechtsopvolgers geen sprake zijn van het voor verjaring geldende vereiste van bezit, nu de houder op grond van het bepaalde in artikel 3:111 BW zichzelf niet tot bezitter kan maken. Dit geldt ook voor opvolgende houders. Ook het feit dat het eigendomsrecht van het westelijk perceelsdeel in de tussentijd is overgegaan op de Gemeente Hellevoetsluis, maakt dit niet anders. Het verweer dat er aan de zijde van [gedaagde] ter zake van het westelijk perceelsdeel sprake is van verjaring ingevolge artikel 3:99 en/of 3:105 juncto 3:306 BW, faalt derhalve.
Levering
4.12. Daarnaast heeft [gedaagde] gesteld dat hij door levering eigenaar is geworden van het westelijk perceelsdeel. Hij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de feitelijke situatie in 1986 het de bedoeling van partijen was om het gehele perceel, inclusief de perceelsdelen, over te dragen.
4.13. Gemeente Hellevoetsluis heeft dit betwist. In de akte van levering is expliciet vermeld dat het kadastrale perceel, sectie E nummer 389 in totaal 562m2 groot is. Het westelijk perceelsdeel heeft een oppervlakte van ongeveer 300m2. Volgens de Gemeente Hellevoetsluis kan het niet zo zijn dat [gedaagde] niet heeft opgemerkt dat hij veel meer gronden in gebruik nam dan in de akte van levering staat vermeld.
4.14. De rechtbank verwerpt de stelling van [gedaagde] dat aan hem het westelijk perceelsdeel is geleverd. Blijkens de akte van levering is aan [gedaagde] geleverd:
‘het woonhuis met schuur, erf en tuin, staande en gelegen aan het Wilgenpad 2 (voorheen Koedijk 13) te Hellevoetsluis, kadastraal bekend Gemeente Hellevoetsluis, sectie E nummer 389, groot vijf aren en twee en zestig centiaren’.
Voor zover [gedaagde] heeft betoogd dat partijen hebben bedoeld onder meer het westelijk perceelsdeel te leveren, overweegt de rechtbank dat ook dit standpunt niet kan worden gevolgd. Een groter perceel(sdeel) kan slechts zijn overgedragen indien de leveringswil van partijen met betrekking tot dit grotere perceel uit de feitelijke omschrijving voldoende blijkt, zoals [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord onder randnummer 19 terecht heeft opgemerkt. Uit de feitelijke omschrijving in de leveringsakte kan naar het oordeel van de rechtbank echter op geen enkele wijze worden afgeleid dat het westelijk perceelsdeel onderdeel uitmaakte van hetgeen partijen beoogden in eigendom over te dragen. Sterker nog, uit de perceelsgrootte van 5 aren en 62 centiaren kan worden afgeleid dat de leveringswil van partijen zich niet uitstrekte over andere perceelsdelen dan het in de akte van levering breder omschreven kadastrale perceel. Immers, tussen partijen is niet in geschil, dat het westelijk perceelsdeel een oppervlakte van ongeveer 300 m2 heeft. Indien partijen zouden hebben beoogd ook het westelijk perceelsdeel te leveren, dan zouden niet 5 aren en 62 centiaren, maar 8 aren en 62 centiaren in de omschrijving moeten zijn opgenomen.
Het standpunt van [gedaagde] dient ook om een andere reden te worden afgewezen. Uit hetgeen hiervoor onder 4.11 is overwogen volgt dat de heer [A] en mevrouw [B] nooit eigenaar geworden van het westelijk perceelsdeel; zij zijn slechts houder geweest. Om die reden waren zij niet bevoegd om het westelijk perceelsdeel te leveren. Nu voor een geldige overdracht conform het bepaalde in artikel 3:84 BW niet alleen een geldige titel en een levering, maar ook beschikkingsbevoegdheid is benodigd, kan er geen sprake zijn geweest van een geldige eigendomsoverdracht van het westelijk perceelsdeel aan [gedaagde]. Dit leveringsgebrek kan niet worden geheeld, nu artikel 3:88 BW hiervoor goede trouw aan de zijde van [gedaagde] vereist. Uitgangspunt daarbij is (artikel 3:11 juncto 2:23 BW) dat een verkrijger van een registergoed niet te goeder trouw is als hij onbekend is met feiten die uit de openbare registers volgen. Door (meer zorgvuldige) raadpleging van de registers had [gedaagde] kunnen zien dat het westelijk perceelsdeel eigendom is van Gemeente Hellevoetsluis.
4.15. Het vorenstaande leidt ertoe dat niet [gedaagde], maar Gemeente Hellevoetsluis eigenaar is gebleven van het westelijk perceelsdeel. De vordering, voor zover deze ziet op het westelijk perceelsdeel, ligt derhalve voor toewijzing gereed.
4.16. Tot slot ligt aan de rechtbank de vraag voor wie eigenaar is van het noordelijk perceelsdeel.
Noordelijk perceelsdeel
Verjaring
4.17. Zoals reeds onder 4.8 is overwogen, is voor rechtsverkrijging door verjaring bezit vereist. Voor verkrijgende verjaring van registergoederen, zoals het noordelijk perceelsdeel, is ingevolge artikel 3:99 lid 1 BW onafgebroken bezit te goeder trouw gedurende tien jaren vereist. Voor extinctieve verjaring is ingevolge de artikelen 3:105 lid 1 BW juncto 3:314 lid 2 BW juncto 3:306 BW (juncto artikel 73 Overgangswet) geen goede trouw vereist, maar wel bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid. De termijn van deze verjaring begint met de dag, volgend op die waarop een niet-rechthebbende bezitter is geworden of de onmiddellijke opheffing gevorderd kan worden van de toestand waarin diens bezit de voortzetting vormt. De verjaringstermijn bedraagt twintig jaren.
4.18. [gedaagde] heeft gesteld dat het noordelijk perceelsdeel reeds door de heer [A] in bezit was als ware het zijn eigendom: het noordelijk perceelsdeel was omgeven door een hekwerk bestaande uit gaas met aan de onderkant en bovenzijde een lat. [gedaagde] heeft een verklaring van de heer en mevrouw [C] – de schoonzoon en dochter van de inmiddels overleden heer [A] – overgelegd, waarin zij verklaren dat het hekwerk reeds aanwezig was toen de heer [A] zijn intrek in de woning nam en dat het hekwerk is blijven staan, ook nadat het registergoed weer was verkocht. Voorts heeft [gedaagde] verklaringen van buurtbewoners overgelegd waarin is vermeld dat het perceel in de omvang zoals op de kaart is aangegeven bij de voormalig eigenaar als tuin in gebruik was. Daarnaast heeft [gedaagde] foto’s die uit 1986 dateren overgelegd, waarop de omheining zichtbaar is. Ten slotte wijst [gedaagde] op een in 1991 bij de Gemeente Hellevoetsluis ingediende bouwaanvraag voor het oprichten van een schuur. Op de bij de aanvraag behorende bouwtekening is een haag aangeduid, die ook het noordelijk perceelsdeel omsluit.
4.19. Gemeente Hellevoetsluis heeft gesteld dat er geen sprake kan zijn van bezit aan de zijde van [gedaagde] en/of diens rechtsvoorgangers. Er is geen sprake van objectief en naar verkeersopvatting bepaalbare eigendomspretentie. Ter zake van de omheining heeft Gemeente Hellevoetsluis gesteld dat er geen sprake is van ondoordringbaarheid door de op de delen gevestigde hekjes en inrichting waardoor het mogelijk blijft dat een derde de percelen kan betreden. De door [gedaagde] overgelegde verklaringen zijn volgens Gemeente Hellevoetsluis subjectief, berusten op vage herinneringen en zijn door [gedaagde] opgesteld. Zij kunnen om die reden niet tot bewijs dienen.
4.20. De rechtbank overweegt als volgt. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf (artikel 3:107 lid 1 BW), dat wil zeggen het uitoefenen van de feitelijke macht met de pretentie rechthebbende (hier: eigenaar) te zijn. De vraag of iemand een goed houdt voor zichzelf, wordt ex artikel 3:108 BW naar verkeersopvattingen beoordeeld, met inachtneming van de daarop volgende wetsartikelen en voor het overige op grond van uiterlijke feiten. Bezit dient ondubbelzinnig te zijn; hiervan is sprake indien de bezitter zich zodanig gedraagt, dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt daaruit niet anders kan afleiden, dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn (vgl. HR 15 januari 1993, NJ 1993, 178).
4.21. Naar het oordeel van de rechtbank dient de omheining van het noordelijk perceelsdeel objectief bezien te worden aangemerkt als (uiterlijk zichtbare) inbezitneming en ‘het houden van het goed voor zichzelf’. De rechtsvoorganger van de heer [A] is de strook grond structureel en duurzaam gaan gebruiken als (een deel van) zijn tuin en heeft het daartoe omheind en als tuin onderhouden. De strook en de tuin vormden derhalve vanaf dat moment één visueel geheel dat door de omheining werd afgebakend van het openbare groen. De omheining maakte betreding door derden weliswaar niet onmogelijk, maar, gegeven al het voorgaande, valt niet anders in te zien dan dat deze omheining betreding wel zal hebben ontmoedigd. De rechtsopvolgers van de heer [A] hebben dit gebruik voortgezet. Dit stucturele en duurzame gebruik van het noordelijk perceelsdeel moet van aanvang af, derhalve reeds vóór 1955, kenbaar en zichtbaar zijn geweest voor derden en ook voor Gemeente Hellevoetsluis. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de door [gedaagde] in het geding gebrachte foto’s en verklaringen van buurtbewoners en de schoonzoon en dochter van de heer [A] voldoende is komen vast te staan dat het noordelijk perceelsdeel gedurende een periode van minimaal twintig jaren is gebruikt en omheind op voormelde wijze. Anders dan Gemeente Hellevoetsluis heeft betoogd, doet niet ter zake dat de tekst van de verklaringen van de buurtbewoners door [gedaagde] is opgesteld, nu de inhoud van de verklaringen – die in meerdere gevallen met de pen is aangevuld – en niet degene die de tekst heeft opgesteld, relevant is en wordt ondersteund door de foto’s. Dit leidt tot de conclusie dat [gedaagde] door verjaring eigenaar van het noordelijk perceelsdeel geworden.
4.22. De vraag of hierbij sprake is geweest van bezit te goeder trouw, kan in het midden blijven, nu uit het vorenstaande volgt dat door het verloop van een periode van twintig jaren de rechtsvordering tot revindicatie reeds was verjaard.
4.23. Uit het vorenstaande volgt dat de vordering in conventie voor zover het betreft het noordelijk perceelsdeel dient te worden afgewezen. De conventionele vorderingen betreffende het westelijk en oostelijk perceelsdeel liggen voor toewijzing gereed. De rechtbank overweegt daarbij, dat Gemeente Hellevoetsluis heeft gevorderd een verklaring voor recht af te geven ‘dat Gemeente Hellevoetsluis eigenaar is van de perceelsdelen zoals deze in de inleidende dagvaarding en haar bijlagen zijn omschreven als het Oostelijke en Westelijke perceelsdeel als blijkende uit de als productie 2 overgelegde luchtfoto’. Uit het vorenstaande volgt, dat de Gemeente Hellevoetsluis eigenaresse is gebleven van de percelen, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie E nummer 387 alsmede het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie G nummer 4012, inclusief de gedeelten die hiervoor zijn aangemerkt als westelijk en oostelijk perceelsdeel. In die zin is de huidige kadastrale tenaamstelling en zijn de huidige kadastrale grenzen derhalve correct en kunnen deze gehandhaafd blijven. De rechtbank zal derhalve, om verwarring te verkomen, een verklaring van recht afgeven dat Gemeente Hellevoetsluis eigenaresse is van de twee voormelde kadastrale percelen.
4.24. De rechtbank zal [gedaagde] wel een iets ruimere termijn worden toegestaan dan de gevorderde 7 dagen om het westelijk en oostelijk perceelsdeel te ontruimen. De rechtbank zal deze termijn ex aequo et bono bepalen op dertig dagen na betekening van dit vonnis. Voorts zal de op te leggen dwangsom worden gemaximeerd.
4.25. Het verzoek van Gemeente Hellevoetsluis om haar te machtigen dat de ontruiming wordt bewerkstelligd met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie zal de rechtbank afwijzen. Enerzijds blijkt uit hetgeen in het geding is gebracht niet dat voorshands aannemelijk moet worden geacht dat [gedaagde] zich zal verzetten tegen de ontruiming en dat een machtiging derhalve noodzakelijk zal zijn. Op grond van artikel 2 Politiewet kan de deurwaarder desgewenst de hulp inroepen van de politie.
4.26. De nevenvordering tot het betalen van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, nu niet is gebleken dat er sprake is van werkzaamheden ter incasso die niet vallen onder werkzaamheden ter voorbereiding van deze procedure en waarvoor de proceskostenveroordeling een (forfaitaire) vergoeding inhoudt op basis van het zogenoemde Liquidatietarief.
in voorwaardelijke reconventie
4.27. Nu uit het vorenstaande volgt dat de vordering van Gemeente Hellevoetsluis gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft het noordelijk perceelsdeel, dient te worden afgewezen, is aan de voorwaarde voor de voorwaardelijk ingestelde eis in reconventie voldaan en komt de rechtbank ter zake van het noordelijk perceelsdeel toe aan de beoordeling van de voorwaardelijke reconventie.
4.28. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.17 tot en met 4.22 is overwogen, dient de vordering in reconventie voor zover dit het noordelijk perceelsdeel betreft, te worden toegewezen. Dit betekent dat de in reconventie gevorderde verklaring voor recht zal worden afgegeven. Voorts ligt de vordering om Gemeente Hellevoetsluis te veroordelen om binnen twee maanden haar medewerking te verlenen aan de inmeting van de nieuwe grenzen door de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster voor toewijzing gereed. Voor zover [gedaagde] heeft gevorderd om Gemeente Hellevoetsluis te veroordelen mee te werken aan de inschrijving van de ingemeten eigendomssituatie middels het opmaken van een notariële akte, overweegt de rechtbank dat Gemeente Hellevoetsluis weliswaar kan worden veroordeeld tot het meewerken aan het verlijden van een notariële akte waarin de ingemeten (nieuwe) kadastrale grenzen zijn verwerkt, doch niet tot de inschrijving daarvan, nu voor de inschrijving van een notariële akte in de daartoe bestemde openbare registers geen medewerking van Gemeente Hellevoetsluis is vereist. De passerende notaris kan de betreffende akte immers ter inschrijving aanbieden zonder dat hieraan door partijen verdere medewerking behoeft te worden verleend. Het gedeelte van de vordering dat betrekking heeft op de vordering tot medewerking aan de inschrijving van de notariële akte, zal om die reden worden afgewezen.
4.29. De nevenvordering tot het betalen van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, nu niet is gebleken dat er sprake is van werkzaamheden ter incasso die niet vallen onder werkzaamheden ter voorbereiding van deze procedure en waarvoor de proceskostenveroordeling een (forfaitaire) vergoeding inhoudt op basis van het zogenoemde Liquidatietarief.
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
4.30. De proceskosten in conventie en in voorwaardelijke reconventie worden gecompenseerd nu partijen zowel in conventie als in reconventie over en weer deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld zijn.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
wijst het gevorderde voor zover het betreft het perceelsdeel zoals in de inleidende dagvaarding en haar bijlagen is omschreven als het Noordelijke perceelsdeel, af,
verklaart voor recht dat Gemeente Hellevoetsluis eigenaar is van:
1. het perceel met bouwwerken, waterwerken en wegen, plaatselijk bekend gemeente Hellevoetsluis aan de Koedijk, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie E nummer 387, groot 1 hectare, 46 aren en 80 centiaren;
2. het perceel met wegen en verder toebehoren, plaatselijk bekend gemeente Hellevoetsluis aan de Kooilaan, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie G nummer 4012, groot 12 hectare, 59 aren en 47 centiaren,
beveelt [gedaagde] om binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis voormelde kadastrale percelen (sectie E, nummer 387 alsmede sectie G, nummer 4012) te ontruimen en ontruimd te houden en aan Gemeente Hellevoetsluis ter beschikking te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 20.000,00,
in voorwaardelijke reconventie
verklaart voor recht dat [gedaagde] eigenaar is van een strook grond, onderdeel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis sectie E nummer 3431 (gedeeltelijk),
gelegen aan de noordzijde van het perceel, kadastraal bekend gemeente Hellevoetsluis, sectie E nummer 389, plaatselijk bekend gemeente Hellevoetsluis, Wilgenpad 2, groot 5 aren en 62 centiaren,
te weten de strook grond die is gelegen tussen de kadastrale grens van laatstgenoemd perceel (sectie E, nummer 389) en de aanwezige omheining op het eerstvermelde perceel (sectie E, nummer 3431), waarbij de buitenkant van de omheining als eigendomsgrens heeft te gelden,
veroordeelt Gemeente Hellevoetsluis om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan de inmeting van de grenzen van de hiervoor omschreven strook grond door de Dienst van het Kadaster,
veroordeelt Gemeente Hellevoetsluis om binnen twee maanden na vorenbedoelde inmeting mee te werken aan het opmaken van een notariële akte waarin de ingemeten eigendomssituatie is verwerkt,
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Muilwijk-Schaaij en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2013.
2053/2148