ECLI:NL:RBROT:2014:10271

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
ROT 14-2652
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. van ’t Laar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van subsidie voor scholing aan oudere werklozen op basis van formele eisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had een aanvraag ingediend voor een scholingsvoucher, welke was geweigerd door verweerder. De weigering was gebaseerd op het feit dat de aanvraag niet tijdig was ingediend, aangezien de eiser zijn opleiding Veiligheidskunde was gestart op 1 oktober 2013, terwijl de aanvraag pas op 13 maart 2014 door verweerder was ontvangen. De eiser voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheden voor financiële ondersteuning en dat hij pas recent de originele rekening had ontvangen voor zijn opleiding. Hij betoogde dat de toewijzing van de scholingsvoucher in lijn zou zijn met de doelstellingen van de Regeling subsidie scholing en plaatsing oudere werklozen.

De rechtbank overwoog dat de Regeling, die sinds 1 oktober 2013 van kracht is, vereist dat aanvragen voor scholing voorafgaand aan de aanvang van de scholing worden ingediend. De rechtbank stelde vast dat de aanvraag van eiser na de start van de scholing was ingediend, wat in strijd is met de dwingendrechtelijke bepalingen van de Regeling. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht de aanvraag had geweigerd, omdat er geen ruimte was voor een belangenafweging in dit geval. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 14/2652

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2014 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor de scholingsvoucher geweigerd.
Bij besluit van 11 april 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2014. Eiser is verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6 van de Regeling subsidie scholing en plaatsing oudere werklozen (de Regeling) wordt de subsidieaanvraag voor scholing, voor aanvang van die scholing, bij het UWV ingediend, met gebruikmaking van een door het UWV beschikbaar gesteld aanvraagformulier. De aanvraag is volledig als het aanvraagformulier volledig is ingevuld en is ondertekend door de aanvrager en alle gevraagde bijlagen zijn bijgevoegd.
Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling wordt de subsidie voor scholing geweigerd, indien de volledige aanvraag is ontvangen na de aanvang van de scholing van de oudere werkloze.
Op grond van artikel 7, tweede lid, van de Regeling is het eerste lid, onderdeel a, niet van toepassing op de aanvrager wiens onvolledige aanvraag voor de aanvang van de scholing van de oudere werkloze is ontvangen en die door het UWV op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld om zijn aanvraag aan te vullen.
2. De Regeling is sinds 1 oktober 2013 van kracht. Het doel van deze regeling is om oudere werklozen via een scholings- en plaatsingssubsidie dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Eiser is op 1 oktober 2013 begonnen met de opleiding Veiligheidskunde. Verweerder heeft op 13 maart 2014 de aanvraag van eiser voor een scholingsvoucher ontvangen.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit, waarbij de aanvraag van eiser voor de scholingsvoucher is geweigerd, ongegrond verklaard.
4.1
Eiser voert aan dat hij onverwacht met de opleiding Veiligheidskunde is gestart en dat hij geen informatie heeft ontvangen van het UWV en/of zijn jobcoach over de mogelijkheden van de financiële scholingsbijdrage. Voor de aanvraag van een scholingsvoucher is een originele rekening nodig en eiser heeft deze onlangs ontvangen, omdat de eerste betaling door derden is voorgefinancierd. Eiser voert voorts aan dat, gelet op zijn intentie om zichzelf om te scholen en uit de WW-uitkering te komen, een toewijzing van de scholingsvoucher past binnen de gedachte van de Regeling. Eiser stelt dat € 750,- een hoop geld is voor iemand die in de WW zit en een opleiding van € 6000,- financiert om voor zichzelf een betere kans op de arbeidsmarkt te creëren.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet voldaan is aan de formele eisen van de Regeling, omdat de vergoeding van de opleiding niet voorafgaand aan de opleiding is aangevraagd. Een tijdige aanvraag is vereist zodat een beoordeling kan worden gemaakt of een opleiding noodzakelijk is en voldoet aan de geformuleerde voorwaarden. Op die manier kan een aanvrager op tijd worden geïnformeerd of een vergoeding mogelijk is. De Regeling is in werking getreden op de dag dat eiser met zijn opleiding is gestart. Eerder dan die datum heeft verweerder eiser niet kunnen wijzen op de mogelijkheden van de Regeling, aldus verweerder. Er is volgens verweerder geen sprake van een foutieve voorlichting maar een samenloop van omstandigheden die er niet toe kan leiden dat alsnog een vergoeding wordt toegekend.
4.3
De rechtbank onderkent dat de inspanning van eiser om de scholing te volgen past in het doel van de Regeling. Eiser heeft de scholingsvoucher na de aanvang van zijn scholing aangevraagd. Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling dient in dat geval de aanvraag te worden geweigerd. Dit is een dwingendrechtelijk geformuleerde bepaling, die aan verweerder geen ruimte overlaat voor een belangenafweging. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder terecht de aanvraag van eiser heeft geweigerd.
5. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit terecht is genomen en dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van ’t Laar, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Avdić, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.